Haast je naar Aosta (deel 3)

Share

Tekst en beelden: Kris van der Stockt
Loodzware luchten die elke minuut op je hoofd kunnen donderen, je zou van minder nog een croissant meer op je bord leggen. De aarzeling waarmee ik kwam binnengestapt, was onze attente gastvrouw blijkbaar niet ontgaan. Toen ik na het ontbijt me met een zuur gezicht - het is sterker dan mezelf - in dat regenpak wou hijsen, kwam ze ons nog snel een hart onder de riem steken. "Hooguit wat gedruppel, meer niet"; dat moest volstaan om alsnog in zomerkledij het hooggebergte in te trekken. Zoals we ondertussen al gewend waren tijdens deze vakantie, liep het allemaal niet zo'n vaart. Om te beginnen hadden we rendez-vous in de Cave du Vin Blanc de Morgex et de La Salle. Het dorpje Morgex op zich vormde geen probleem, binnen geraken in de plaatselijke wijncoöperatieve des te meer… Na wat heen en weer getelefoneer - men verwachtte ons pas de volgende dag! - had het management dan maar Nelly opgetrommeld, het manusje-van-alles die ons in zeven haasten naar de hoogste wijngaarden van Europa voerde. Deze kordate jongedame wist niet alleen van wanten, maar nog meer van wijn, dat had ik direct gesnopen.
Hier in dit deel van de Valdigne, onder de beschermende hoede van de Mont Blanc, rijpt opnieuw sinds de jaren tachtig in volle glorie de prié blanc-druif. Deze autochtone witte druivensoort wist als één van de weinige te ontsnappen aan de druifluis, die in de tweede helft van de 19e eeuw als de Zwarte Dood doorheen alle Europese wijngaarden waarde. De ligging van de aanplant, tot 1.200 m hoog, hield de gevreesde phylloxera op veilige afstand, zodat de oude wortelstokken niet werden aangevreten door deze parasiet. Werden de traditionele (veelal Franse) rassen na de plaag geënt op immune Amerikaanse wortelstokken, dan is deze soort in zekere zin de verre nazaat van de 'vitis vinifera', de druivenstok zoals die door de Romeinen overal werd ingevoerd om zo de donkere dagen van onze contreien met menig beker "gevangen zonlicht" te verlichten. Beide dorpen Morgex en La Salle leveren krap de 20 ha waarmee de gelijknamige cave sprankelend witte wijnen produceert. Ontelbare rijen lage pergola's met niets anders dan wingerende wijnranken van prié blanc, zo ver het oog reikt, dat is wat we die zwaarbewolkte ochtend te zien kregen. Want hoewel deze monocépage een sterk ras is dat wel tegen een stootje kan - temperatuurschommelingen tussen dag en nacht zijn in deze streek echt niet van de poes! - hebben de pergola's al dan niet op stenen muurtjes het voordeel, naast uiteraard een maximale benutting van de schaarse valleigronden, dat zij de zonnewarmte zo lang mogelijk vasthouden, ook wanneer het 's nachts flink afkoelt.
Gletsjermelk met bubbels "Ongeveer 150.000 flessen gaan jaarlijks de deur uit, de bekroning van hard maar daarom niet minder passioneel werk van onze leden", ratelt Nelly verder, terwijl ze ons - niet zonder enige fierheid - de blinkende installaties laat zien beneden in de kelder. De vinificatie van de Blanc de Morgex et de La Salle, misschien wel de bekendste van alle DOC-wijnen die hier in de Valle d'Aosta op de markt worden gebracht, gebeurt inderdaad vooreerst in grote inoxvaten, waarbij een gecontroleerde temperatuur een belangrijke rol speelt in de fermentatie. Ook hier probeert men tegemoet te komen aan diverse smaakpapillen van de klant en niet minder dan negen wijnsoorten gaan de deur uit, allemaal op basis van die ene, wel heel speciale druivensoort. Haar bijzondere smaak en geur - sommige wijnliefhebbers hebben het zelfs over aroma's van malse bergweiden! - is dan ook het resultaat van een kort maar intens rijpingsproces onder extreme klimatologische omstandigheden. Strogeel van uitzicht en bepaald fruitig, zoals een jong fris wit wijntje behoort te zijn, dwaalde onze blik tijdens het obligate degustatiemoment vrij snel af naar de ietwat dikkere flessen met 'brut' op het etiket. De cave produceert tevens - als enige in de ganse regio - op geheel traditionele wijze een aantal mousserende versies van haar Blanc. Wat betekent dat er net zoals in de Champagnekelders massa's flessen van deze spumanti in houten schragen schuin op hun kop liggen. Epitheta als "bulles de glaciers" of "4000 mètres vins d'altitude" dienen dan wel een commerciële meester, ze verwoorden toch knap het unieke karakter van deze wijn. Hetzelfde geldt trouwens voor hun lokale vin de glace, die met een naam als "Chaudelune" echt niet alleen zoetekauwen in vervoering brengt. Hehe, wij zochten en vonden nog een gaatje in de tanktas voor een exemplaar van dit kostbare nectar, ook al moesten we hiervoor de sierlijke fles met de slanke hals nog een paar dagen overal meesleuren…
Om te beginnen naar het bij skiërs en alpinisten niet onbekende Courmayeur. In het gehucht Entrèves, pal op de grens met Frankrijk, hadden we afgesproken met de minzame Leo, die nog even op zich liet wachten in Hôtel Auberge de La Maison, genoeg om de opgeklopte melk van een cappuccino enkele keren om te roeren. De GTR, amper warmgelopen, mocht jammer genoeg opnieuw enkele viervoeters gezelschap houden… niet zonder hem eerst een speelse terugrit naar onze chambre d'hôte plechtig beloofd te hebben. Veel tijd om hierover na te denken had ik niet, want onze gepensioneerde gids, kwiek en energiek met zijden sjaaltje opvallend rond de hals, scheurde met een rotvaart de parking af. Meteen had ie het al verkorven bij een bepaald persoon op de achterbank. Ach kom, de brave borst was best aimabel en ergens mocht je dit wel verwachten van iemand die beweerde dat hij in zijn jonge jaren nog rally's had gereden. Veel zal hij er wel niet gewonnen hebben, want tot drie keer toe verslikte onze dandy circuitpiloot zich in zijn onstuimig jongensgedrag, waardoor diens karretje vrij beschamend stil viel aan het eerste het beste kruispunt… We werden afgezet in La Palud, waar een knaap van de gondelmaatschappij ons met de zweeflift naar Punta Helbronner, dé toeristische topper van de Mont Blanc op 3.462 m hoogte, zou brengen. Alles was mooi voor ons geregeld, geen rijtje schuiven dus, wat in het hoogseizoen wel anders moet zijn, wanneer klein en groot de latten aanbindt voor wat omschreven wordt als de langste "buiten piste"-dalvaart van Europa. Meer dan 20 km niet te stoppen skipret, met een adembenemende freeride over de Mer de Glace, Frankrijks grootste gletsjer, helemaal naar beneden tot in Chamonix, de Franse evenknie van Courmayeur. Geduld, Kris! Nog enkele jaren braafjes op een Oostenrijkse helling achter een skileraar aan en dan volgt de ultieme test. Afgesproken. Jardin Alpin Skiërs in de winter, alpinisten in de zomer, de Funivia Monte Bianco ligt nooit stil. Verschillende tussenstations van deze gondelbaan zorgen er echter voor dat ook minder actieve dagjestoeristen waar voor hun geld krijgen. Zeker in de zomer wanneer hun kleine zweefcabines in verschillende etappes over het Mont Blanc-massief "kabelen" van de ene (Italiaanse) zijde naar de andere (Franse).
Wij genoten vooreerst van een spectaculair zicht vanop het zonneterras van het Pavillon Restaurant, toch al 2.175 m hoog, totdat een hels onweer ons naar binnen joeg. Ideale timing moet ik zeggen, want na de lunch (overheerlijk, die framboosjes!) had inmiddels het zonnetje berg en dal in een warme kleur gezet, zodat de Olympus E-520 zijn werk - met plezier - nog eens mocht overdoen.
Donkere wolken hadden zich in geen tijd weer samengepakt. Gelukkig voor ons haalden ze hun zwaar geschut pas later boven, zodat we ons in allerijl, tegen een imponerende achtergrond van dreigend dichtbije bergtoppen onder een dramatisch geladen hemelzwerk, doorheen Europa's hoogste Alpentuin lieten gidsen.
Bloemetjes, ik doe er haar steeds weer plezier mee. Neusvleugels en ogen wijdopen dan maar, want de unieke verzameling van de jardin alpin Saussurea telt meer dan 800 soorten van een uiterst fragiel flora dat desondanks in geuren en kleuren het hooggebergte trotseert. Inheemse plantjes zoals de Saussurea alpina bijvoorbeeld, het paars bloemende embleem dat net als deze botanische tuin zijn naam kreeg van Horace-Bénedict de Saussure, de Geneefse natuurkundige die als één van de eerste in 1787 de Mont Blanc beklom. Maar natuurlijk ook het alsmaar schaarser voorkomende Edelweiss, dat viltwitte en helaas sinds de Sound of Music "platgelopen" Alpenplantje, waar elke bezoeker terstond naar vraagt… tot zichtbare ergernis van onze gids.
Naast deze bekende leden van de astertjesfamilie zijn er inderdaad een heleboel andere en minder bekende grassen, kruiden, planten en struiken tussen de rotsen te bewonderen. Liefhebbers van het genre die een beetje bedreven zijn met hun fototoestel schieten hier moeiteloos schitterende prentjes. Hoger en hoger>br> Langzaam maar zeker werden we naar boven getrokken. Punta Helbronner, verder gingen we niet, hoewel het kabelspoor hoog boven de gigantische gletsjer moedig zijn weg vervolgt naar de Aiguille du Midi, 5 km lang en nog eens 400 m hoger. Niet dat je me hoort klagen, want het 360° panorama op de hoogste bergtoppen van Europa, badend in een lichtroze (neergedwarreld Sahara-zand!) zee van eeuwige sneeuw, beschouw ik letterlijk en figuurlijk als het hoogtepunt van deze reis. Toegegeven, het kost je wel wat euro's, maar de indrukken zijn onbetaalbaar!
Een tempeest met alle denkbare ingrediënten blies ons ook hier tamelijk doortastend van het panoramische terras. Hadden we daarnet nog vol ontzag en bewondering zitten turen naar die onverschrokken alpinisten die als minuscule figuren aan een koordje nauwelijks leken te bewegen over het gletsjerijs, dan waren we nu maar al te blij dat we halsoverkop het kleine museum konden binnenduikelen. Hevige windstoten, striemende ijsregen en zichtbaarheid nul, dat allemaal in een tijdsbestek dat je nauwelijks de jas liet dichtritsen, en je begrijpt onmiddellijk hoe het komt dat er zich jaarlijks nog zovelen laten verrassen door de grillen van deze reus. De permanente tentoonstelling - op 3.500 m! - van mineralen recht uit het binnenste van de Mont Blanc, het kader kon niet beter gekozen zijn. Bergkristal, rookkwarts, fluoriet, rhodoniet, wie een boontje heeft voor deze glimmende geluksbrengers vindt hier zeker zijn ding.
Buiten gingen de weerelementen onverminderd hun gang, zodat we zelfs nog een koffietje konden meepikken in de belendende souvenirshop. Het schrille deuntje dat de wind uit haar blaaspijp stiet door alle gleuven en kieren van het gebouw nodigde niet bepaald uit om bengelend aan een kabel heen en weer gerammeld te worden in een gammel gondeltje. Blijven zitten was de boodschap, ook van paus Johannes Paulus II wiens beeltenis aan de muur nog altijd een oogje in het zeil leek te houden.
In de telecabine was het dan ook aanschuiven om een plaatsje te bemachtigen. Een groep robuuste kerels, behangen met touwen, stijgijzers en haken aan hun klimgordel legden beslag op de ruimte en stilte van de gondola. Interessante verhalen, zo kon ik hier en daar uit enkele flarden en nog meer uit de ogen van m'n wederhelft opmaken. Getaande kromneuzen, ook al hebben ze haar op hun borst, hebben haar altijd al weten te bekoren… Kuren of sturen? Veilig en wel op de begaanbare grond stond Leo ons al op te wachten voor een korte wandeling door Courmayeur. Met veel zwier en panache leidde hij ons door de lange hoofdstraat langs trendy winkeltjes en de vele bars en cafeetjes, stille getuigen van een bruisend après-ski in de drukke wintermaanden.
Want ondanks haar traditionele aantrekkingskracht op kuurgasten en bergsporters (het Maison des Guides geeft nog steeds raad en daad als je de bergen wil intrekken) is het toch het witte goud en de bijzondere ligging aan de voet van de hoogste berg van Europa waarvoor iedereen komt afgezakt naar deze "parel van de Alpen".
"Het meest uitgebreide assortiment pasta's vind je hier… in deze bar zie je nog sporen van de oude muren… buona sera, come stai?…", dat onze Leo kind aan huis is bij half Courmayeur en de omgeving kent als zijn broekzak, leed geen twijfel. Toen hij dan ook nog uit diezelfde zak enkele euro's opdiepte en bij wijze van afscheid trakteerde op een hoorntje van het beste ijs ter wereld, kon ik het resultaat van dit ultiem charmeoffensief zo in haar ogen aflezen…
Op de terugweg pikten we, op aangeven van Leo, nog snel Pré-Saint-Didier mee. Net als Courmayeur, op een boogscheut hiervandaan, speelde dit een belangrijke pioniersrol in de ontwikkeling van het Alpentoerisme. In de vroege dagen van het massatoerisme, zeg maar in de 19e eeuw, werd er immers niet zozeer geskied, maar vooral gekuurd in de bergen. Om de een of andere duistere reden heb ik het echter niet zo begrepen op kuuroorden en ook in dit geval kon het thermale badcomplex, waarvoor Pré-Saint-Didier vooral wordt bezocht, me niet onmiddellijk bekoren. Opgelet, het 19e-eeuwse zalmkleurige badhuis oogt wel knap en ook diens ligging aan de voet van een steile bergwand doet je ongewild naar dat fototoestel grijpen.
Relaxeren en wellness is nu eenmaal niet aan deze zenuwpees besteed, laat staan als daar even verder een gespierde GTR op zijn cadeautje wacht. Nochtans hadden de warme buitenbaden maar al te graag dat door lumbago geteisterd lijf onder handen genomen en de vele sauna's en jacuzzi's binnen zouden die maandenlang opgestapelde giffen in een handomdraai wel lichaam en geest uitdrijven. Lui dampend in een feëriek verlicht winters landschap met zicht op de Mont Blanc, het heeft wel iets, dat geef ik toe. Dikke pakken sneeuw noch weergaloze mountain view lieten zich zien, zodat het helaas bij een ongrijpbare folderidylle bleef, tenzij mijn romantische partner - mocht ze dit al ooit lezen - hierover anders zou beslissen… Belofte maakt schuld en met de Colle San Carlo, Tête d'Arpy in het Frans, voerde ik onze buffel deze keer echt wel een boterham met beleg. Pompt menig kuitenbijter zo te zien zijn longen leeg op deze bochtendraaier, de GTR liet zich niet op zijn adem trappen. Bulkend van vermogen en koppelkwistig (155 pk en bijna evenveel Nm) klommen we, ongeacht versnelling, die eerste haarspeldbochten als een gems naar boven. Overdaad schaadt en na de eerste pret - zelfs leuke zaken vervelen op den duur - tolde m'n hoofd tureluurs na de zoveelste tornante. De staat van het wegdek en het op de duur niet te verwaarlozen gewicht van de GTR in combinatie met bemanning en bepakking, gebood me nochtans datzelfde hoofd erbij te houden. Voldoende snelheid en het gas erop, en hup, daar kondigde de volgende U-bocht zich al aan.
Woorden wekken, daden trekken Actiefoto's nemen van een motor, het is een job op zich. Ofwel was ik al voorbij nog voor ze de ontspanknop had ingedrukt ofwel ging ik zo traag alsof het leek dat ik wel stilstond. Dan maar gewoon mee achterop, heupwiegend en zwaaiend met de Olympus in de aanslag. Vertrouwend op haar vastberadenheid en nog meer op de ingebouwde beeldstabilisator van de spiegelreflex mocht het resultaat er best zijn.
Maar goed ook. Uiteindelijk waren we hier met een missie en luidt het spreekwoord niet dat woorden wekken en daden trekken? Motorrijdend Vlaanderen bezoekt dan wel een kasteeltje hier of museumpje daar en velen bewonderen hun blinkende bike op tijd en stond vanachter een glaasje wijn, toch is en blijft het de bochtenkermis op een col waarop pas elke motard verslingerd is. Wel, beste lezers, Val d'Aoste heeft het allemaal! Gekroonde en gemijterde hoofden hoef ik niet meer te overtuigen, Jan met de helm wijs ik met plezier de weg…
Afdalend naar Morgex, wat opmerkelijk vlotter verliep, volgden we met de SS26 opnieuw het hoofddal langs de Fiume Dora Baltea naar Aosta. Kleine dorpjes, het een al middeleeuwser dan het andere, volgden elkaar op, het merendeel langs de linkeroever van de rivier. Tijdloze enclaves, jawel, op enkele honderden meter van de voor(ui)tgang waarop we voorbij snelden. Vaak niet meer dan een kerkje met daarrond een handvol huisjes. Een onopvallend homogeen geheel van steen, bedekt met lauzes, platte dakstenen zo kenmerkend voor de streek.
Als bij toeval hadden we een prachtexemplaar van een dorp gekozen, ook al hielden we het na een halfuurtje al voor bekeken in Arvier. Ingesloten tussen berghellingen klimt de temperatuur hier in de zomer tot een helse hoogte. De rode wijn die er wordt geproduceerd, één van de eerste Valle d'Aosta-wijnen die het officiële DOC-label kreeg, heet dan ook toepasselijk 'Enfer d'Arvier'. De romantische snoet van het castello di Saint-Pierre, hooggezeten op zijn troon van rots, ontfutselde me even verder nog gauw een snapshot. Pure neo-fantasie à la Neuschwanstein uit de 19de-eeuw, een Disney-kasteel dat ook Walt had kunnen inspireren. Oeverloos gefotografeerd, een dijk van een cliché dus en toch één uit de duizend, ook dat is Valle d'Aosta.
In Lo Teissón schafte de pot - helaas voor ons de laatste keer - de specialiteiten van de streek. Fontina en seupetta hadden we inmiddels al gehad, carbonada met polenta vervolledigde het rijtje. Gestoofde ragoût met maïsgriesmeel, je vindt geen typischer Valdostaanse combinatie. Polenta betekent dan ook in dit deel van Italië zoveel als frieten bij ons of worst in Beieren, zeg maar. En is zelfs, volgens onze gastvrouw, even populair als spaghetti… en dat wil toch heel wat zeggen. Mja, ieder zijn smaak, maar de crème op grootmoeders wijze voel ik wél nog op mijn tong… De eerste helft van onze vakantie zat er gelijk op. Twee dagen lang hadden we mogen smullen van een overdadig menu. Bekende smaakmakers als Gran Paradiso en Mont Blanc, uiteraard. Traditionele delicatessen als kastelen en musea, vanzelfsprekend. Maar ook verrassend nieuwe tongstrelers als wijn en gastronomie. Met als kers op de taart de vriendelijkheid van een gastvrij volk. Hartverwarmend! We hadden de smaak in ieder geval goed te pakken. Na het westelijk deel van de Aosta-vallei volgde nu de andere helft. En volgens ons programma kwamen we ook daar zeker niets tekort... Wordt vervolgd… Met dank aan: Toeristische dienst Valle d'Aosta www.lovevda.it tel: +39 0165 23 66 27 e-mail: uit-aosta@regione.vda.it www.visitaosta.be Kawasaki Benelux www.kawasaki.be Olympus Belgium http://www.nl.olympus.be/ Interessante links: Italiaanse Dienst voor Toerisme Louizalaan 176, 1050 Brussel tel: 02 647 11 54 enit-info@infonie.be Chambres d'hôtes www.loteisson.com