Skye (deel 3)

Share

De morgenstond heeft goud in de mond. Met deze slagzin word ik wakker in Portree. Vandaag staat er een mooie rondrit op het programma en een bezoek aan Dunvegan Castle, het huis van de Chiefs van de beroemde MacLeod-clan. Lang liggen draaien en keren in bed is er dan ook niet bij, ook al zijn de lakens heerlijk warm en wil de rust in de kamer me de tijd doen vergeten.

Een uurtje later heb ik me nog maar eens laten verleiden tot het verorberen van een gigantisch ontbijt. Iets wat thuis beslist niet van mijn gewoonte is, maar op reis maak ik daar graag een uitzondering voor. Als iemand voor dag en dauw opstaat om het ontbijt voor je te bereiden, dan kan je immers niets anders dan dat alle eer aandoen. Ok, het is een uitleg als een andere, maar daar dienen die nu eenmaal voor. De kaart van Skye komt na al dat smikkelen en smakkelen op tafel en ik prent me de route van vandaag in het geheugen. Moeilijk is dat niet want vanuit Portree dien ik enkel de Dunvegan Road te volgen om bij Dunvegan Castle te komen. Van daaruit gaan we, na het kasteel bezocht te hebben, even een stukje terugrijden om daarna in noordelijke richting de A87 en de A855 te volgen die in een mooie lus langs de noordkust van Skye loopt. De KTM Adventure 950 staat braafjes op de parkeerplaats van ons verblijf te wachten. Hij vertrekt geen spier in zijn gezicht als we hem benaderen, maar ik zie aan de blik in zijn koplampen dat hij blij is dat hij straks terug de baan opkan. Het foto- en filmmateriaal verdwijnt in de ruime aluminium koffers. Een druk op de knop brengt de dikke twin tot leven en even later rijden we op zijn rug Portree uit. Meteen wordt het donkergrijze asfaltlint het enige dat ons nog bindt met de moderne wereld die we achter ons laten. De weg klimt zachtjes naar de voeten van de heuvels en verdwijnt om de haverklap achter een bocht. Een frisse bries waait er over de hoogvlakten, maar verder ziet de hemel er veelbelovend uit. Tegen de lichtblauwe lucht tekenen zich enkel lichte wolkjes af. Hopelijk houden we het vandaag weer droog denk ik en geef de trouwe Adventure de sporen.
Veel verkeer komen we op onze weg naar Dunvegan niet tegen. Prachtige vergezichten echter des te meer. Door de enorme wijdsheid van het land zijn de afstanden en de maten er heel moeilijk te schatten. Het enige houvast dat we hebben zijn de afmetingen van de schaarse auto's die ons pad kruisen, de breedte van de weg en de hoogte van de houten palen die de elektriciteitskabels van huis tot huis en van dorp tot dorp verbinden. Natuurlijk komen we op onze tocht weer de onvermijdelijke schapen tegen, maar deze keer zijn die er blijkbaar niet meteen op uit om ons tegen de grond te krijgen. Toch blijf ik de hele tijd op mijn hoede. Je weet maar nooit wat de Hobbits, de Stoors en de Ork's vandaag allemaal met ons van plan zijn. De smaak van zout zet zich vast op onze lippen, hetgeen betekent dat de kust niet meer veraf is. We hebben nu een uurtje gereden en komen in Dunvegan aan. Het kleine dorpje ligt er slaperig bij en van een kasteel is er geen spoor te bekennen. Vreemd, want normaal gezien vormt een dergelijk bolwerk de strategische kern waarrond het dorpje beschutting zoekt. Als we voor de tweede keer stapvoets door het dorpje rijden zien we een richtingsaanwijzer staan die de weg naar het huis van de MacLeods aangeeft. Een licht rukje aan de teugels van ons strijdros is voldoende om het de smalle, kronkelende weg te doen inslaan die volgens de aanwijzingen naar Dunvegan Castle moet leiden. Op en neer en van links naar rechts zwalpt de weg door het heuvelland dat zich amper enkele tientallen meters verder in zee stort. Dan draait de weg plots landinwaards en duikt hij dichte bossen is. Enkele minuten later komen we op de scheidingslijn van twee werelden tot stilstand. Links van ons zien we de inrijpoort ven het stokoude kasteel en rechts van ons is er een parkeerplaats die vol staat met hypermoderne tourbussen. Aan de nummerplaten van die bussen zien we dat ze uit zowat alle landen van Europa komen, maar toch zijn de Duitse troepen ook hier duidelijk het best vertegenwoordigd. We vinden aan de rand van de parkeerplaats een veilig plekje voor ons Oostenrijks slagpaard en stappen af. "Don't mention the war" grap ik Maya toe en kan maar net op tijd mijn zin afmaken voor er een bataljon overrijpe Duitse vrouwen aan ons voorbij marcheert. We kijken innerlijk gierend van de pret de druk kwebbelende vrouwen na die in de richting van de poort van het kasteel lopen. Een kudde witgrijze, lichtblauwe, vaal purperen kapsels die de gids volgt die hen het kasteel en de kasteeltuinen zal laten zien. Neen, daar kan onze maag nu eventjes niet tegen. We besluiten dan ook onze planning iets aan te passen en duiken de cafétaria in die de dames daarnet hebben verlaten. Een heerlijke kop erwtensoep en een bruin broodje laten we er ons smaken en na een bezoekje aan de aanpalende Art en Craftshop maken we ons klaar om op onze beurt Dunvegan Castle te veroveren. Iets wat niet moeilijk zal zijn aangezien de stoottroepen alvast voor ons de weg geëffend hebben.
De lange kronkelende laan die de toegangsweg vormt naar het kasteel voert ons door de tuinen. Prachtige, huizenhoge rodondendrons en tal van andere planten staan er in bloei en zorgen voor een kleurrijk schouwspel. Het geheel vormt een aangename verandering voor het anders immergroene landschap dat het noorden van Skye bedekt. " Wat een indruk moeten die weelderige tuinen hebben gewekt bij de Schotse keuterboertjes die hier op het matje werden geroepen door hun heer", denk ik net bij mezelf als we plots voor Dunvegan Castle staan. Het gebouw laat tegelijkertijd een dreigende als voorname indruk op mij na. In de verte hoor ik de Duitse troepen als een troep ganzen de omliggende tuinen onveilig maken. Onze list is gelukt, de dames hebben het kasteel voor ons schoongeveegd en hebben de voordeur wijd open laten staan. Toch nog een beetje op onze hoede stappen we de verrassend knus gedecoreerde ontvangsthal van het kasteel binnen. Onze laarzen zakken eventjes weg in de dikke tapijten die we er onder de voeten krijgen, maar een warme Schotse stem nodigt ons uit om ons bezoek aan te vangen via de statige trap die naar de eerste verdieping leidt.
De perfect geboende houten vloer kraakt zacht onder onze laarzen als we de lange gangen volgen. De deuren die op die gangen uitkomen staan uitnodigend open en niets of niemand weerhoudt er ons van om al die kamers te bezoeken. De interieurs mogen we niet fotograferen, maar meer dan ooit maken we een reis in de tijd. Met prachtige meubels, wandtapijten, schilderijen, kandelaars, luchters en tal van andere niet minder mooie decoratiestukken zijn de kamers smaakvol aangekleed. Nergens is er ook maar een stofje te zien en de warmte die het interieur uitstraalt doet ons vermoeden dat het hier vroeger héél knus wonen moet zijn geweest. Tenminste, als je aan de hoogste kant van de maatschappelijke ladder stond, want een dergelijke rijkdom vergaren kan je alleen maar door die de anderen systematisch te ontzeggen. Een beetje verwijtend kijk ik naar de portretten van de oude Chiefs van de MacLeod-clan die trots op mij neerkijken. Onder hun starre blikken zet ik mijn vijandige houding opzij en gedraag me als al de andere toeristen die hier komen; ik laat me door mijn verbeelding verleiden en stel me voor dat ik hier heer en meester ben. Dat ik naar believen kan gaan zitten in de prachtige lederen zetels en door de vensters op mijn tuinen uit kan kijken. In de open haard knettert in mijn verbeelding een levendig vuur dat aangejaagd wordt door de herfstwinden die buiten de bomen en de struiken doen buigen. Met een goed glas whisky in de hand kan hetgeen daarbuiten gebeurt me op dat moment echt niet veel meer schelen… Dat de Chiefs van de MacLeod-Clan altijd een dergelijk gezellig en rustig leventje hebben gehad durf ik echter ten zeerste betwijfelen. In de bijna 800 jaar dat ze hier onafgebroken wonen heeft Skye zeker ook voor de grote heren zijn hoogte- en dieptepunten gekend. Hoeveel generaties hebben onder dit dak niet alleen hun familieleden zien geboren worden, maar ook sterven, hoevelen onder hen hebben niet te maken gehad met oorlogen, hongersnood én geldgebrek. Inderdaad, ook de macht en de rijkdom van de Macleod's bleek niet bestand tegen de sterk veranderende politieke, sociale en economische stromingen die de moderne tijden met zich meebrachten. En dat het leven op Skye lang niet altijd een pretje was zien we niet alleen aan de goed bewaarde vergeetput van het kasteel, maar ook aan de fotocollectie die in de keldervertrekken tentoongesteld wordt. Mannen uit lang vervlogen tijden, met ruwe gezichten en getekend door het leven hebben voor die vergeelde foto's geposeerd bij hun boten, voor hun schamele huizen en op de velden waarop ze zich krom werkten. Maar hoe armtierig hun levensomstandigheden ook waren; hun blik was vrank en hun houding fier als wilden ze aan de fotograaf tonen dat ze door niets of niemand te breken waren.
Opeens staan we weer buiten en is het bezoek aan het kasteelgebouw ten einde. Nog steeds onder de indruk van de bijna acht eeuwen historie die dit bouwwerk heeft vormgegeven, lopen we de nu bijna verlaten tuinen in. Via een doolhof van tuinkamers en hagen komen we aan de rand van de baai terecht waarlangs het kasteel is opgetrokken. Van hieruit kunnen we duidelijk zien dat Dunvegan Castle op een rots is gebouwd, die ooit volledig door zeewater was omgeven. We nemen wat foto's en luisteren naar het lied van de wind die ons om de oren speelt terwijl ik me afvraag hoeveel keer eb en vloed deze kleine inham al hebben aangedaan. Van het één komt het ander en samen stellen we ons de vraag wat een gevoel het moet het geven aan de talrijke nakomelingen van de clan MacLeod om hier te staan, hetzelfde te zien als hun voorvaderen hebben aanschouwd; de geschiedenis van hun geslacht hier tastbaar te mogen aanschouwen. Mijmerend lopen we terug naar de parkeerplaats en komen zo terug in de 21ste eeuw.

De KTM Adventure bromt een eentonig lied als we terugrijden naar Dunvegan en daarna onze weg zoeken naar de A87. Die vinden we zonder problemen en met de zon nu hoog boven ons rijden we in noordelijke richting. Het woord desolaat heeft hier waarschijnlijk zijn betekenis gekregen want er is geen kat op de weg te zien en de natuur heerst hier nog steeds als in de tijd dat alleen de rijken niet te voet reisden. De heuvels en de velden steken met hun groene vacht scherp af tegen de blauwe hemel. Mijlenver zie je hier niets anders dan de hemel, de heide, de heuvels, de aarde en… de onvermijdelijke schapen. Als de weg pal langs de zee loopt krijgen we meteen een ander gezicht van dit eiland te zien, een gezicht dat bestaat uit een verweerde kustlijn die de eeuwige strijd met de zee en winden langzaam maar zeker aan het verliezen is. De steile klippen zien eruit alsof er constant aan geknabbeld wordt door onzichtbare reuzen die een niet te stillen honger naar meer hebben. Op de glooiende, groene velden, die de toppen van die klippen bedekken, wuift het gras en af en toe zien we daarin sporen liggen van een ver verleden. De schamele restanten van kleine en grote bouwwerken tekenen zich nog net in de weide en heidelandschappen af. Die ruines worden nu enkel nog bezocht door schapen die er zich naar hartelust aan de weelderige vegetatie te goed doen.
Slechts af en toe tekent er zich een witgekalkt huisje af in dit ruwe, maar verder heerlijk natuurlijke landschap. Wie hier zonder benzine valt heeft beslist wel pech gehad want niet alleen is het dichtsbijzijnde tankstation mijlenver verwijderd, maar is het weer hier ook heel veranderlijk. Wat eerst een fris briesje was is nu aangezwollen tot een venijnig rukkende wind. Gelukkig hebben we beiden zowel wind als waterdichte motorkledij aan; zoniet zouden we beslist veel minder comfortabel op de KTM zitten. Die trekt zich van al die wind niet veel aan en gaat onverdroten verder met ons het landschap te laten zien. Braaf en soepel als dat gewenst is en krachtig als we besluiten om er af en toe eens de zweep op te leggen. Wat wil je als motorreiziger nog meer? Misschien wel een drankje… maar er is in geen velden of wegen een pub of een winkeltje te bekennen.
Mijn innerlijke klok geeft aan dat het al laat in de middag wordt als we eindelijk terug een klein dorpje in zicht krijgen. We rijden stapvoets tussen de huizen door en spieden verwoed naar een plaats waar we iets kunnen kopen om de innerlijke mens mee te versterken. Wanneer we net de laatste huizen gepasseerd zijn, merken we een kleine parkeerplaats op aan onze rechterkant en een klein, witgekalkt huisje waar toeristen blijkbaar terechtkunnen voor een natje en een droogje. Zonder te twijfelen draaien we de KTM de parking op en glijden uit het zadel. Een pronte rosse deerne met een gewicht van minstens 200 gezonde ponden grijnst ons vanachter de kleine toonbank toe en vraagt ons waarmee ze ons van dienst kan zijn. Onze ogen spreken wellicht boekdelen want ze begint ons meteen haar zelfgebakken taarten aan te prijzen. We volgen haar raad op en zitten even later buiten op een bankje met in de ene hand een flink stuk heerlijke taart en in de andere een gloeiend hete kop thee. Het kustlandschap dat zich voor ons uitstrekt is ronduit schitterend. De diepblauwe zee, de bijna smetteloze blauwe lucht, de fris ogende enorme grasvelden, die ons klimmend tegen de heuvels constant toewuiven. En geen kat die het heeft over motoren, geen telefoon die rinkelt en geen computerscherm dat steeds maar bedelt om onze onverdeelde aandacht. Als dat geen vakantie is!
Als alles verorberd is en we onze vingers hebben afgelikt om toch maar niets verloren te laten gaan stijgen we terug op. Geen minuut te vroeg want dreigende wolken beginnen zich om de heuveltoppen samen te pakken. Gezwind volgen we de weg die ons naar Portree en de beschaving zal terugbrengen en daarbij worden we vergezeld door de wind die steeds maar sterker komt opzetten. Gebruik makend van het gul ter beschikking gestelde vermogen van de KTM 950 Adventure schieten we goed op, maar na een half uurtje fietsen word ik gewaar dat wat er langs boven inkomt er iets later van onder weer uit wil. Er is geen toilet voorhanden in deze woeste hooglanden en zo komt het dat ik midden in het niets halt hou en de heide oploop om met de restanten van de mok thee van daarnet de planten water te geven. Terwijl ik daarmee bezig ben waait de wind hard en venijnig tegen mijn rug; ik heb nu zo onderhand wel geleerd dat enkel met de wind mee de juiste richting is om dit klusje op te knappen. Wanneer ik terugloop naar Maya en de motor, die schijnbaar plompverloren op mij staan te wachten zie ik dat ik net naast een turfwinning mijn behoefte heb gedaan. Dikke plakken turf staan netjes in rijen te drogen en te dromen hoe het later zal zijn om in een zee van vuur ten onder te gaan. "Van stof zijn we gemaakt en tot stof zullen we ooit vergaan", denk ik terwijl ik staande in deze surrealistisch ogende wereld om me heen kijk. En zo moet het ook zijn want anders was ook Skye nu een overbevolkt land en daarvan hebben we er op deze aardkloot toch al veel te veel…

Met dank aan de Schotse dienst van Tourisme en KTM voor hun steun bij de uitvoering van dit project. Nuttige links: Schotse dienst van Tourisme: www.visitscotland.com/be Skye: www.skye.co.uk Britse dienst van Tourisme:www.visitbritain.com/be