Rondrit Wales (deel 3)

Share

Wat voorafging: Met de hulp van P&O North Sea Ferries zijn we met onze motoren aangekomen in Hull. Na een tocht van ongeveer 350 kilometer kwamen we aan in Conwy, helemaal aan de noordkust van Wales. Van daaruit trokken we naar Betws-Y-Coed, het hart van Snowdonia. Na daar rondgezworven te hebben, zijn we naar de westkust gereden en hebben nu net Porthmadog bereikt.
Porthmadog dient zich op de kaart aanvankelijk aan als een heel slaperig kuststadje; maar wanneer we het centrum bereiken blijkt dat wel even anders uit te pakken. In de hoofdstraat beleven we onze eerste file sinds we in Wales zijn aangekomen. Vanuit het zadel van de Aprilia Futura kijk ik naar de massa mensen die zich traag over de brede voetpaden van de hoofdstraat voortbeweegt. Hun uiterlijk en het tempo waarmee ze zich voortbewegen verraad dat deze menigte bijna uitsluitend uit toeristen bestaat. Bij het kruispunt dat de hoofdstraat in twee delen verdeelt, houden we halt en spreken een oud vrouwtje aan uit de stroom mensen die aan ons voorbijkomt, aan wie we de weg vragen. Omdat ik er zeker van ben dat ik de naam van ons volgende logement –Yr Hen Fecws- nooit correct zal kunnen uitspreken, vraag ik haar maar meteen waar de Lombard Street zich bevindt. Vriendelijk wijst de oude dame ons de weg en verzekert ons dat we slechts drie straten van ons doel verwijderd zijn. Ook zij heeft en zwaar lokaal accent. Het lijkt wel alsof de volledige bevolking van Wales met een enorm spraakgebrek is besmet. Het taaltje proberen imiteren is heel moeilijk want je begraaft je gesprekspartner niet alleen onder en regen van speeksel, maar je kan er ook zeker van zijn dat je vroeg of laat op je tong bijt wanneer je toch probeert je zin tot een goed einde te brengen. Toch voel je je als buitenlander nooit echt een vreemdeling in Wales, daarvoor zijn de bewoners te vriendelijk en te gastvrij. Ik klim terug in het zadel van de Aprilia en laat het vizier van mijn Airoh openstaan terwijl we ons stapvoets een weg banen door het drukke verkeer. Wanneer we Lombard Street oprijden luwt die verkeersdrukte gelukkig meteen. Als Vlaming kennen we maar al te goed de nadelen van mobiliteitsproblemen en we zijn niet zover gekomen om ons ook hier langdurig aan deze ziekte bloot te stellen.
Yr Hen Fecws blijkt een driesterren restaurant te zijn dat over een aantal gastenkamers beschikt. Na enig zoekwerk –de zaak was op het uur van onze aankomst gesloten- worden we ontvangen door Helen en Mike, de uitbaters van dit etablissement. De ruige, stevige constructie van het bouwwerk staat in schril kontrast met het warme welkom dat we van hen mogen ontvangen. Ze wijzen ons de weg naar de achterzijde van het gebouw waar we een rustige plaats vinden om onze motoren te stallen. Helen en Mike hebben duidelijk rekening gehouden met het feit dat motorrijders liefst vanuit hun kamer hun motoren kunnen zien staan, want even later betrekken we een kraaknette kamer met uitzicht op onze gestalde motoren. We konden ons niets beters wensen: ook het interieur van onze badkamer is al even nieuw en net als onze slaapkamer. Onze motoren van bagage ontlasten en onze motorkledij verwisselen voor een wat gemakkelijker zittend plunje duurde maar even. Nog geen half uur na onze aankomst in Porthmadog stonden we al klaar om dit van leven bruisende stadje te gaan verkennen. Porthmadog dankt zijn bestaan aan een zekere William Maddocks. Die ging ongeveer tweehonderd jaar geleden uit van de stelling dat deze locatie een bijzonder grote kans had om het als transitplaats te maken voor het drukke verkeer dat zich tussen Engeland en Ierland afspeelde. Hij ontwierp er niet alleen een mooi stadje met brede lanen, maar ook een haven. Dat zijn zienswijze juist was bleek al snel. Vanuit de haven vertrokken de zeilschepen niet alleen naar Ierland, maar naar alle denkbare bestemmingen op deze aardkloot. Niet zelden voerden ze enorme ladingen leisteen mee in hun ruimen en op hun terugweg naar Porthmadog bestond hun lading uit goederen van de meest exotische oorsprong. De haven kreeg al snel het gezelschap van goed uitgeruste scheepswerven en de gehele gemeenschap van Porthmadog genoot van de welstand van een drukke, populaire haven.
Vanaf 1867 ging het echter bergafwaarts met de activiteiten in de haven. De Cambrian Railway ontsloot dit deel van Wales wel voor het toerisme, maar hypothekeerde ook het belang van de haven van Porthmadog. Vandaag de dag tref je dan ook in de ruime haven geen vrachtschepen meer aan, maar wel een brede waaier aan pleziervaartuigen. De sfeer die in dit stadje heerst is er echter niet minder op geworden. De haven, die slechts op een steenworp van ons logement -Yr Hen Fecws- is verwijderd, ademt nog steeds een ambiance van verre bestemmingen uit. De fraaie driemasters van weleer zijn dan wel verdwenen, maar de invloeden van de duizenden zeelui die vanaf hier naar het einde van de wereld zeilden, is nog steeds zo goed als tastbaar. Veel tijd om over al deze nostalgische zaken te mijmeren krijg ik echter niet; mijn levensgezellin wil de winkels van Porthmadog aan een onderzoek onderwerpen. Ik houd wijselijk de kerk in het midden en slenter met haar door de straten. Een bezigheid die me normaal gezien al snel gaat vervelen, maar deze keer heb ik het geluk aan mijn kant: het is niet allemaal toeristische rotzooi die in de etalages ligt uitgestald. Verschillende kleine antiquairs blijken mooie dingen in huis te hebben en ook de nieuwe spullen die in de andere winkels liggen zijn meer dan in Taiwan geproduceerde rommel. In één van de antiekwinkeltjes ontdek ik enkele prachtige oude zwaarden, die voor heel weinig geld de deur uit mogen. Met pijn in het hart besluit ik om mij niet tot een aankoop te laten verleiden want ik zie het niet zitten om nog een dikke week lang met een groot zwaard achter op de motor door Wales te rijden. Laten opsturen naar België kan natuurlijk ook, maar het risico dat de douane problemen zou kunnen maken neem ik maar liever niet. Het leven is zo soms al complex genoeg… Als we omstreeks zes uur van een aperitiefje zitten te genieten valt het ons op dat de straten met een rotvaart leeglopen. De toeristen houden het blijkbaar gezien voor vandaag. De ene na de andere winkel heeft al zijn deuren gesloten en dat heeft blijkbaar het signaal gegeven aan de toeristen om de stad weer aan haar bewoners af te staan. Het drankje doet uitstekend zijn werk want kort daarna geven onze magen ons te kennen dat ze dringend aan een versterking toe zijn. We wandelen naar ons logement terug en ik merk pas nu de schoonheid van de oude gevels op die ons charmant en bevallig op onze terugweg naar de haven lijken na te staren. Even kan ik me helemaal voorstellen hoe mooi het hier moet zijn geweest toen de grote zeilschepen nog de haven aandeden, de zeelui met hun plunjezakken en scheepskisten door deze straten zeulden, op weg naar huis of naar onbekende horizonten. Wanneer we de deur van het restaurant openen komt er ons een warme, gezellige sfeer tegemoet. De geur van fijne gerechten dringt onze reukorganen binnen en maakt dat de honger heviger dan ooit komt opzetten. Zou het de zeelucht zijn die ons deze appetijt heeft bezorgd? Of zit de ontspannen sfeer van een avondwandeling door Porthmadog er voor iets tussen? We breken er onze kop niet over en prijzen ons gelukkig dat we een tafeltje gereserveerd hebben voor vanavond. De zaak zit namelijk propvol met mensen die van de voortreffelijke keuken van Yr Hen Fecws willen proeven. Iets wat we hun nadoen en dat heeft ons beslist niet gespeten. Het maal -bestaande uit drie gangen- dat we voor een heel schappelijke prijs bestellen smaakt ons uitstekend. Wanneer we aan de koffie zitten komt Mike ons voor de tweede keer deze avond even vragen of alles naar wens is. We nodigen hem uit om samen met ons wat te drinken en maken van de gelegenheid gebruik om ons te laten adviseren bij het maken van onze planning voor de komende dagen. Ook deze keer blijkt dat een ontspannend gesprek met een plaatselijke bewoner de beste informatie oplevert over wat te zien en wat te doen tijdens een verblijf in een voor jou onbekende omgeving. Een uurtje later ga ik in de avondschemering nog een ommetje maken en kom als vanzelf op de oude kademuren terecht. Het is eb en de bootjes liggen als slapende vissen met hun kielen op de modderige bodem van de haven, hun masten lijken mij de sterren aan de hemel te willen aanwijzen en steken als frêle vingers in de donkere lucht omhoog. Gezeten op een bolder die er al stond toen de cement van de kademuur nog maar nauwelijks verhard was, kijk ik uit over de slapende zee. Vakantietijd, ik kan er maar nauwelijks genoeg van krijgen. De volgende morgen laten we na een stevig ontbijt de motoren op de parkeerplaats achter en trekken bepakt met ons fotomateriaal op pad om te voet de omgeving te verkennen. Mike geeft ons enkele laatste aanwijzingen en kort daarna vinden we onszelf terug terwijl we de steile straatjes omhoog volgen die de kustlijn afboorden. Af en toe krijgen we, tussen de huizen en de struiken door, een schitterend vergezicht voorgeschoteld van zowel het binnenland als de kustlijn. Ook hier is de rand van het land ruw gekarteld en is er van een strakke kustlijn helemaal geen sprake. Gaandeweg word de bebouwing schaarser en de laatste bouwwerken die we passeren zijn die van een grote scheepswerf voor pleziervaartuigen. Nieuwe en gebruikte yachten liggen er samen met kleine vissersloepen te wachten tot ze te water worden gelaten en hun steven in de richting van onzichtbare bestemmingen kunnen wenden. Er is geen kat te zien op de scheepswerf en dat maakt dat ik nog verder wegdroom bij het zicht van al die naakte scheepslijven.
De weg eindigt bij de scheepswerf en gaat over in een smal wandelpad. Het pad kronkelt zich over de randen van de heuvels die zich hier in zee dreigen te storten. De dichte begroeiing beneemt ons het zicht op de zee maar dat duurt maar even. Nog geen kilometer verder eindigt plots de begroeiing en staan we oog in oog met zowat de mooiste natuurlijke haven die we al ooit mochten aanschouwen. In een prachtig verscholen inham ligt een feeëriek dorpje te slapen op het strand. De huizen vormen als het ware een halve cirkel om het natte strand, dat het teruggetrokken water voor de zeevogels heeft achtergelaten. We lopen door het ruwe gras dat tot aan de vloedlijn de rechten van de kust verdedigt en geven onze ogen de kost. Ook hier heerst er weer een sfeer om van te snoepen en is de rust van de omgeving bijna tastbaar. De camera doet zijn werk maar al snel blijkt dat het geheel onmogelijk op die manier kan vastgelegd worden. We doorkruisen het pittoreske dorpje en beklimmen de volgende heuvel. Wanneer we de top bereiken blaast een zeewind ons in het gezicht.
In de verte zien we de zee liggen, achter een enorm slagveld dat bezaaid is met afwisselend water en nat zand. De eeuwige strijd tussen het land en de zee is ook hier nog steeds niet beslecht en in het licht van de zomerzon laat het zich hopen dat dit landschap nooit aan de industrie zal prijsgegeven worden. We zoeken een beschut plekje op en halen de toeristische folders boven die we hebben meegenomen. Genietend van het landschap en de rust nemen we die door. Plots valt ons oog op een kleine stip op de kaart die net voor de kust ligt. Bardsey Island staat er naast de stip geschreven. De wegen ernaartoe geven aan dat die niet echt veel gebruikt worden en dat maakt ze voor ons extra aantrekkelijk. Wetende dat de meest afgelegen streken meestal de essentie van een land het langst weten te bewaren, staat ons besluit al snel vast: morgen gaan we met de motoren naar het uiterst westelijke punt van Noord Wales. Geen zon, geen wind of regen zal ons daarbij kunnen tegenhouden...
Het is nog vroeg in de morgen als we op pad gaan. We volgen de kustweg die ons via Criccieth en Pwllheli naar Abersoch zal brengen. Deze plaatsnamen zijn eens te meer voor een vreemdeling maar moeilijk uit te speken, maar het maakt er de kleine dorpjes niet minder authentiek om. De vergane glorie van een kasteel ijvert samen met de ietwat vervallen huizen om onze aandacht. De hemel is lichtgrijs en er waait een fris briesje, zelfs als we stoppen op wat beelden te schieten. Hier kwamen de mondaine wereldburgers van Porthmadog en omstreken ooit verpozen aan de kust, genietend van de frisse zeelucht en ondertussen blijk gevend van hun vergaarde welstand. Sommige oude huizen is die rijkdom nog aan te zien maar dat de tijd ook hier constant aan de geldbeugel van de burgers heeft geknabbeld valt niet te ontkennen. Zelfs de meest majestueuze bouwwerken van die "belle epoque" kunnen een nieuw laagje verf nu zeker gebruiken. Vanaf Abersoch dringen we het binnenland binnen. Golvende groene heuvels strekken zich voor ons uit en de weg vormt als het ware een donkergrijze potloodstreep die zich kronkelend een weg snijdt door het landschap. De weg is smaller geworden en de heuvels worden met de kilometer steiler; het verkeer neemt zodanig af dat we bijna schrikken als we een ander voertuig tegenkomen. Een lichte motregen bedekt ons als we over de hoogste heuvelruggen rijden, hetgeen het landschap er alleen maar mystieker laat uitzien. Als we in Aberdaron aankomen blijkt dat een gehucht te zijn van amper enkele straten groot, dat verscholen in een rimpel van het landschap, aan de zeewind probeert te ontsnappen. Slechts enkele huizen en een kerkhof trotseren rechtstreeks de zeewind en kijken over de watermassa uit. Op drie kilometer uit de kust zien we een grote, vreemd gevormde homp land uit het donkere water oprijzen. Eenvoudig en toch majestueus is de eerste indruk die we van dit eilandje krijgen. Veel meer zullen we van Bardsey Island ook niet te zien krijgen want het is momenteel in handen van een natuurvereniging en dus voor niet ingewijden verboden gebied.
Bardsey Island of Gwynedd, ook wel The Welsh Holy Island genoemd, droeg oorsponkelijk de naam Ynys Enlli. De geschiedenis van het eiland wordt bezongen in veel sagen en legenden maar de feiten in de historie van dit kleine eiland zijn eerder schaars te noemen. Wat de naam Ynys Enlli precies wil zeggen is in de nevels van de geschiedenis zo goed als verloren gegaan maar hedendaagse wijsgeren vertalen de naam als "Isle of the Currents" of "Tide-Race Island". Beiden zijn voor de hand liggende namen want de zee die zich tussen het eiland en het vasteland wringt weet wel degelijk van wanten. De stroming is er heel sterk en verraderlijk en een oversteek naar het eiland wagen doe je dan ook best niet zonder gids. Er bestaat ook nog een andere stelling wat betreft de oorsprong van de naam Ynys Enlli. Die naam zou een verbastering kunnen zijn van Ynys Fenlli, wat nu in zoiets als "Benlli's Island" kan worden vertaald. Bennlli Gawr, bijgenaamd "The Giant" was een Ierse krijgsheer die hier volgens de overlevering zijn activiteiten rond 447 na Christus zou hebben tentoon gespreid. Anderen houden het dan weer voor mogelijk dat dit eiland het Avalon zou zijn uit de sagen van Koning Arthur. De Engelsen en hun geschiedenis, zullen ze ooit in staat zijn hun legenden en de werkelijkheid uit elkaar te houden? Hopelijk niet want anders zullen veel romantici teleurgesteld zijn en de wereld door andere brillenglazen bekijken. Wat wel vaststaat is dat de clerus omstreeks 546 voor het eerst bezit nam van Bardsey Island en er een klooster oprichtte. Dat bleef er ondanks de woelige tijden tot 1547, waarna het eiland werd doorgegeven aan diverse andere eigenaars. Het zal niemand verbazen dat ook deze mooi gelegen abdij al snel een pelgrimsoord werd dat door gelovigen druk werd bezocht om boete te doen voor hun zonden. Niettemin staat nu enkel nog de dertiende-eeuwse toren van de abdij overeind als een stille getuige van al die mensen die onder de meest erbarmelijke omstandigheden de tocht naar Bardsey Island ondernamen.
Op onze terugweg naar Porthmadog komen we op een andere plaats terecht die naar het verleden verwijst. Op de top van een hoge klip bezoeken we een oude uitkijkpost die de Engelsen gebruikten om het scheepsverkeer op de Ierse zee gade te slaan. Bij helder weer is het van hieruit mogelijk om de Ierse kustlijn te zien verzekert de conservator ons, maar wij hebben niet het geluk om die bewering aan de waarheid te kunnen toetsen. Mistvlagen drijven vanaf de zee in de richting van het land en benemen ons het zicht. We rijden verder door de woeste heuvels naar Meyllteyrn, Tudweiliog en Nefyn en verliezen daarbij geregeld de juiste weg. Dat kan ons echter geen moer schelen: het landschap is ronduit betoverend en op de momenten dat we de kustlijn zien is die ronduit schitterend. Net voor de avond valt bereiken we terug de moderne wereld van Porthmadog. Morgen volgen we de kust van Wales in zuidelijke richting want we gaan naar het Pembrokeshire National Park dat, naar men ons verteld heeft, op zijn minst evenveel unieke plaatsen biedt als het noorden van Wales. We zijn benieuwd wat ons daar weer allemaal te wachten staat. (Wordt vervolgd)
Interessante links: Sychnant Pass House : www.sychnant-pass-house.co.uk British Tourist Authority: www.visitbritain.com Conwy: www.conwy.com The Royal Oak Hotel : www.shore2shore.com/royaloak.htm Betws-y-coed: www.betws-y-coed.co.uk Porthmadoch: http://www.porthmadog.co.uk/ Yr Hen Fecws: http://www.porthmadog.co.uk/henfecws/ Met dank aan: Wales Tourist Board
P&O North Sea Ferries: