Zuidwest Engeland (deel 5)

Share

We vinden onze Saksische verkenners terug op de wilde vlaktes van het Dartmoor National Park. De wind huilt er als bezeten en het woeste landschap ziet er desolaat en onherbergzaam uit maar is daarom niet minder prachtig. Ze zijn op weg naar Tintagel, de ruines van een burcht die hun einddoel vormt.
Wanneer ik langs de weg enkele stukjes muur samen met enkele jonge bomen ontdek, kan ik niet anders dan er even te stoppen. De wind giert mij om de oren als ik mijn helm afzet en van de stilte die hier anders moet heersen is er op die manier niets te bekennen. De totale wildheid en ruigheid van het landschap schijnen pas nu echt tot mij door te dringen. De striemende wind draagt wat ijskoud vocht met zich mee en dat maakt dat een kil gevoel zich meteen van mij meester maakt. Toch kijk ik rond en geniet van het schouwspel dat mij gratis en voor niets wordt aangeboden: kilometers ver kan je hier kijken zonder een huis te zien staan. Het enige teken van leven dat er te zien is, zijn de schapen die hier weliswaar met een kleurige lik verf in de vacht vrij rondlopen en alles vreten wat er maar te vreten valt. Tenminste zo lijkt het, want in deze enorme brok natuur zullen er natuurlijk nog wel meer vredige en niet zo brave figuren rondzwerven. Als de beelden geschoten zijn en de met veel moeite aangestoken sigaretjes opgerookt zijn, hijsen we ons terug in het zadel en vervolgen onze weg naar de noordkust van Cornwall waar Tintagel, één van de oudste niet-Romeinse vestigingen in Engeland, op ons wacht.
Launceton laten we links liggen en na enkele kilometers westwaarts te zijn gereden, rijden we de A395 op, een kleine weg, die volgens de kaart door een heel mooi landschap moet lopen. Veel verkeer komen we er niet tegen; wat al aanduidt dat Tintagel bepaald geen toeristische attractie zal vormen in het najaar. Op het golvende terrein speelt de wind met het gras, de takken van de schaarse bomen, de schapen in de wei en met ons, de twee Saksen die het wagen om in oktober de rust te komen verstoren met hun motorgeluid. Wanneer we op een weidse vlakte komen, betrappen we hem erop dat hij zelfs een flinke groep witte reuzen niet met rust kan laten. Met veel animo speelt hij met de armen van de slanke, witte giganten en hoewel zij molenwiekend van zich afbijten, kunnen ze niet aan 's winds getreiter ontkomen. Maar dat willen ze ook niet. Stevig verankerd in de bodem staan ze daar statig elektriciteit te maken. We stoppen bijna onder hun wieken en zetten de motoren af. Na al dat gekrakeel in België over de verontreiniging die windmolens zouden maken, willen we wel zelf eens op onderzoek uitgaan. Geluidsoverlast? Belachelijk! De armen van de pakweg 20 windmolens waar we vlakbij staan produceren enkel een zoevend geluid dat ternauwernood boven de stem van de wind te horen is. Spiedend laten we onze blik over het landschap gaan. De schapen in de wei hebben duidelijk geen last van de windmolens want ze grazen er onverstoorbaar op los. Ook de vogels die in de lucht capriolen maken op de beukende windvlagen storen zich niet aan de witte reuzen. We kunnen ons ook niet voorstellen dat de slanke silhouetten van zelfs een pak windmolens het zicht op de horizont kan vervuilen… 't Is dus duidelijk weer van dat; België wil wel maar kan het niet omdat er een paar gasten op hoge posten toch zo nodig weer eens dwars willen liggen. Petit pays, petit peuple heeft één van onze koningen ooit opgemerkt. En voor één keer moeten we het koningshuis gelijk geven…
Terwijl de witte reuzen hun gevecht met de wind verder zetten rijden we naar Tintagel. De laatste kilometers voor het stadje leggen we dalend af, terwijl we in de verte de zee zien liggen. Tintagel blijkt slechts enkele straten groot te zijn en ligt een beetje verloren op de scheiding tussen de hoger gelegen weiden en de rotskust zelf. Er kuieren wat toeristen rond, maar dat er in de zomermaanden wellicht grote drommen vakantiegangers naar hier afzakken laat zich raden. Overal moet je betalen om te mogen parkeren en ook de motorrijders ontsnappen niet aan deze regel. Een beetje verbouwereerd over deze gang van zaken rijden we op en neer in de bijna verlaten straten en besluiten om de motoren op één van de brede stoepen te parkeren. Na dat gedaan te hebben, kuieren we wat in de straten rond want het is ons niet zo meteen duidelijk waar we de restanten van de vesting moeten zoeken.
Na wat rondgekeken te hebben merken we een smalle weg op die steil naar beneden loopt in de richting van de zee. Teneinde om niet zonder rugdekking de eens zo fiere vesting te besluipen, oordelen we dat het raadzaam is dat er één van ons in het stadje achterblijft. Een prima voorstel volgens mijn kompaan die de steile en moeilijke weg eerlijk gezegd helemaal niet ziet zitten en liever de winkeltjes afschuimt en in de pub blijft hangen in plaats van het steeds maar guurder wordende weer te trotseren. Gewapend met de camera loop ik de steile gravelweg af. Ik kom puffende en zwetende mensen tegen die de klim terug naar het dorpje hopelijk wel zullen overleven. Terwijl ik met vaste tred afdaal, zet ik voor mezelf alles wat ik over Tintagel weet nog eens op een rijtje; kwestie van goed voorbereid ter plekke te komen
Het is een feit dat de legendes over Tintagel meer stof tot nadenken bevatten dan de feiten die de moderne mens over deze site kan te weten komen. Volgens de overleveringen hebben mythische figuren al Tristan en Isolde, Koning Mark, Uther Pendragon, Merlijn De Tovenaar en Koning Arthur allemaal ooit voet gezet in deze bijzondere vesting. Vast staat echter dat Tintagel lange tijd de woonplaats is geweest van de koningen van Cornwall. Cornwall heette in die tijd trouwens Kernow, wat aangeeft dat, mocht je in de tijd terug kunnen reizen, je met zekerheid geen plaats zou terugvinden die je wat betreft haar naam vertrouwd zou voorkomen. Maar terug nu naar de harde feiten. Tintagel ligt op de top en de flanken van een hoge klip die aan drie zijden door de zee wordt omgeven. Van nature uit is het dus een ideale plaats om zich te verschansen. Opgravingen hebben aangetoond dat er omstreeks de 5de en de 6de eeuw een gemeenschap op en rond Tintagel leefde die zich de Romeinse invloeden eigen hadden gemaakt. Bovendien onderhielden deze lieden met zekerheid betrekkingen met overzeese gebieden, zoals bijvoorbeeld de landen rond de Middellandse Zee, want er zijn op Tintagel heel wat potscherven teruggevonden die vanuit die verre streken afkomstig zijn. In de 13de eeuw werd er een eerste stenen kasteel opgetrokken op de rots. De overblijfselen daarvan zijn volgens de reisgids zowel op het vasteland als op het schiereiland heel duidelijk te zien. En inderdaad, wanneer ik aan het laatste gedeelte van de weg kom die nog steeds recht naar de zee loopt, ontwaar ik op een heuvel aan mijn linkerzijde een reusachtige ruïne van wat eens een indrukwekkend bolwerk moet zijn geweest. Vol ontzag staar ik naar boven en loop daarna verder de weg af. Na enkele honderden meters houdt de weg op en sta ik oog in oog met een enorme rots die vanuit de zee lijkt op te rijzen.
Enkel een smal stukje verbrokkelde rotsen maakt dat je niet van een echt eiland kunt spreken. Ik sta aan de voet van een enorme trap die me via een bruggetje naar de overkant moet brengen en me moet toelaten de top van de rots te bereiken. Vol goede moed begin ik de klim. Naarmate ik vorder, wordt de trap smaller en worden de treden onregelmatiger. Hijgend klim ik meter voor meter naar boven, de trap is nu nog maar nauwelijks één meter breed en onder mij kolkt de zee; uit pure agressiviteit slaat ze het water tot schuim op de rotsen. De wind schuurt onophoudelijk langs de rotswand en maakt deze klim tot een ronduit indrukwekkende onderneming. Deze vesting innemen kon alleen maar met hulp van bovenaf, flitst het door mijn hoofd terwijl ik naar adem snak. Met een wapenrusting om je lijf en een wapen in de hand deze beklimming maken moet een echte ramp zijn geweest, laat staan dat ze je dan nog van bovenaf belagen.
De verdedigers van Tintagel hebben het blijkbaar niet op mij gemunt, want als ik boven aan de trap aankom staat de kleine toegangspoort tot de top wagenwijd open en is er niemand te zien. Gebruik makend van de afwezigheid van het ontvangstcomité sluip ik de ruines van het 13de eeuwse kasteel binnen. Meer dan wat ruwe stukken muur en een oude geplaveide binnenkoer is er niet meer te zien, maar op diverse panelen staat de oorspronkelijke lay out van deze heerlijkheid aangegeven waardoor ik me toch een beeld kan vormen van hoe het er ooit allemaal kan uitgezien hebben. Ik maak wat beelden en loop via een smal pad naar de eigenlijke top van de rots. Tussen de lage begroeiing in zijn vaag wat lage muurtjes te zien waar ooit de 5de eeuwse bouwwerken hebben gestaan. Koning Mark, de heerser van Tintagel hield blijkbaar niet van grote zalen want de vertrekken die hier ooit hebben gestaan zijn beslist niet groot. Wanneer ik opkijk slaat de wind me plots keihard om de oren als wil hij mij straffen voor mijn laatste gedachte. Inderdaad, het uitzicht is hier ronduit schitterend en de echte meesters van Tintagel zijn inderdaad de wind, de zee, de lucht en de regen. Over de vlakke top lopend word ik me daar helemaal van bewust: ongeveer een honderdtal meter lager kolkt de zee, terwijl de hemel dreigende wolken op mij afstuurt vergezeld van een koude wind en een ijskoude vlaag regen. Wanneer ik wat beelden probeer te maken kan ik me maar ternauwernood staande houden, maar toch staat er een brede grijns op mijn gezicht. Het schitterende uitzicht op de woeste natuur en de kracht waarmee die zich manifesteert zijn daar de oorzaak van.
Terwijl ik het ene beeld na het andere maak, bedenk ik dat ik op een plaats sta waar sinds mensenheugnis heel wat verschillende culturen hebben geleefd. Hier hebben mensen kinderen verwekt, zijn heel wat mensen oud geworden en zijn naar alle waarschijnlijkheid ook heel wat van die mensen gestorven. Mensen die net als ik de schoonheid van deze plaats konden appreciëren… Terwijl de lucht steeds maar verder betrekt scheur ik me los van deze gedachten en vang de terugtocht naar de moderne wereld weer aan. Eddy De Krijger wacht samen met de motoren op mij en in ons thuisland willen ze zeker ook allemaal weten of een invasie naar dit land wel de moeite is. Meer dan ooit ben ik er rotsvast van overtuigd dat we als echte Saksen de oversteek moeten wagen en het beste van wat dit land in zich heeft moeten komen ontdekken. Tenslotte zijn onze voorvaders ons ongeveer 1500 jaar geleden voorgegaan en zijn er daarna eeuwen lang gebleven…
Nuttige links: Grasmere House Hotel: http://www.grasmerehotel.com/ The official guide to South West England: http://www.westcountrynow.com/ Haynes Motormuseum: http://www.haynesmotormuseum.co.uk/ Dorset & Newforest: www.dorsetnewforest.com Thruxton Circuit: http://www.thruxtonracing.co.uk/circuitdriving.html Dorset Tank Museum: http://www.tankmuseum.co.uk/home.html Arno's Manor: www.arnosmanorhotel.co.uk Bath: www.bath.co.uk Crossmead: www.crossmead.com Avalon en omgeving: www.isleofavalon.co.uk Glastonbury: www.glastonbury.co.uk Dartmoor National Park: www.discoverdartmoor.com Cornwall: www.cornwall-online.co.uk Met dank aan Hoverspeed, Dienst Tourisme Zuidwest Engeland en Yamaha Belgium voor hun hulp bij de realisatie van dit project.