PGO Bug Rider 250 2006 testverslag

Share Fun beleven op vier wielen... Is dat mogelijk als het stuur van het voertuig rond van vorm is en de cilinderinhoud van de krachtbron net geen 250cc bedraagt? Je zou eraan kunnen twijfelen, ook al ziet de PGO Bug Rider 250 Twin Seat er ongelooflijk aantrekkelijk en avontuurlijk uit. Vooral dat uiterlijk sprak blijkbaar het publiek van het afgelopen motorsalon sterk aan want de kuipzeteltjes van de tentoongestelde PGO Bug Rider modellen kregen er amper de tijd om af te koelen…

Omdat de motornetredactie voor haar lezers schrijft en niet voor zichzelf, konden we na het zien van dat succes niet bij de pakken blijven zitten. Tijdens het salon regelden we dan ook een uitgebreide testrit met een Bug Rider 250 Twin Seat en met de salonkoorts nog op de lippen, keken we uit naar het moment dat dit fun-voertuig rijklaar bij ons zou worden afgezet. Toen Marnix van AT-Quads uit Sijsele bij valavond de Bug Rider bij ons afleverde, moesten we ons bedwingen om niet meteen een rondje te gaan rijden. Wijselijk stelden we dat uit tot de volgende dag, want met een voor ons totaal onbekend voertuig in het donker en de vrieskou door de polders scheuren leek ons op dat moment wat te riskant.
Bij het eerste licht monsteren we de met rijp bedekte Bug Rider met de bijbehorende technische gegevens in de hand. Met een breedte van 1.405 millimeter en een lengte van 2.380 millimeter oogt deze buggy kort en breed genoeg om een strakke wegligging mogelijk te maken, zeker als het ons opvalt dat de vier wielen zowat op de uiterste hoeken van het chassis een plaatsje hebben gevonden. Door het lage zwaartepunt wordt deze indruk nog versterkt want de zitjes staan amper 40 centimeter boven het wegdek en het motorblok is liggend en net achter de twee kuipzeteltjes opgehangen. In automobieltaal noemt men deze plaatsing een "middenmotor" en die constructie komt enkel voor bij rasechte sport- en racewagens, dus waren onze verwachtingen meteen hooggespannen. Het chassis van de Bug Rider is een echt buizenframe. Het plaatwerk is op één enkel stukje plaat –dat zich aan de voorzijde van het voertuig bevindt- en de bodemplaat na onbestaande als je eventjes de kleine spartbordjes boven de wielen vergeet. Deze naaktheid geeft de buggy een ruige, maar ook speelse look die als een magneet werkt op zowel jong als oud. De vier wielen zijn onafhankelijk opgehangen en voorzien van stevige schokdempers. Op de beide voorwielen zijn kleine remschijven aangebracht en net naast het differentieel is er een groter, zij het enkel uitgevoerd, exemplaar gemonteerd. De remmen worden hydraulisch aan het werk gezet en worden geactiveerd door een pedaal dat door de linkervoet wordt bediend. Op de Bug Rider vind je trouwens slechts twee pedalen want de versnellingsbak is automatisch en eveneens voorzien van een automatische koppeling.
Het motorblok is een 249,1 cc metende viertakt ééncilinder en produceert maximum 16,2 pk. De motor wordt gevoed door een carburator, heeft vloeistofkoeling in huis, wordt elektrisch gestart en is gemakkelijk bereikbaar in het chassis opgehangen. Via een tandwieloverbrenging wordt een differentieel bediend dat via twee cardanassen de achterwielen aandrijft. In dat differentieel is er ook de overbrenging van de achteruit ondergebracht, zodat het achterwaarts rijden met de Bug Rider een fluitje van een cent is. Omdat er met de Bug Rider 250 Twin Seat legaal op de openbare weg mag worden gereden is er een volledige verlichting aan boord. Twee laag gemonteerde koplampjes vooraan en twee hoog geplaatste achterlichten/remlichten zorgen ervoor dat je ook in het donker de baan ziet en door de andere weggebruikers niet over het hoofd wordt gezien. Verder zijn er natuurlijk richtingaanwijzers gemonteerd en is zelfs een waarschuwingsinstallatie met vier knipperlichten niet vergeten. Dat alles wordt bedient vanaf een klein maar overzichtelijk ingericht dashboard, waar zich ook de bediening van de claxon bevindt, samen met de kleine kilometerteller en een reeks mini-verklikkerlichtjes.
Rillend van de kou vluchten we na het monsteren van de Bug Rider naar binnen, maar zijn vastbesloten om meteen met deze buggy op pad te gaan. We schieten ons fonkelnieuwe Spidi enduropak aan, grissen een helm en een paar handschoenen van het rek en stoppen -lopende naar de Bug Rider- de boordpapieren en onze portefeuille op zak want meteen moeten we de PGO van sap voorzien. Een blik in de kleine, hoog geplaatste brandstoftank heeft ons dat geleerd en het is maar goed dat we daar even een blik in wierpen; er is namelijk geen benzinemeter aan boord en ook een benzinekraan- laat staan eentje met een reservestand- is nergens te vinden. Wanneer we ons in het kuipzeteltje voor de bestuurder laten zakken merken we dat je daarvoor over enige handigheid moet beschikken. Het zeteltje voelt smal en hard aan en de H-vormige veiligheidsgordel vastmaken moet je blijkbaar ook een beetje gewoon worden. Eenmaal dat is gebeurd is het moment aangebroken waarnaar we uitgekeken hebben sinds we merkten dat de Bug Rider zo'n overweldigende aandacht genoot op het salon. We stoppen de contactsleutel in het contact dat zich in het dashboard bevindt en draaien de sleutel om. Meteen slaat de achter ons liggende ééncilinder aan en draait zonder veel kabaal in vrijloop. De kleine handrem die zich net naast ons rechter scheenbeen bevindt wordt afgezet en de rem bedienend wordt het korte, sportieve versnellingspookje naar voren gedrukt. Na een blik in de achteruitkijkspiegels –die misschien wat meer zicht mochten bieden- geven we gas. Het volgende ogenblik vult ons met verbijstering: heel kwiek schiet de Bug Rider vooruit, zelfs al duwen we het gaspedaal met een zekere terughoudendheid in. Met het amper 30 centimeter grote stuurwieltje stevig in de handen geklemd rijden we de openbare weg op…
De Bug Rider stuurt verrassend stabiel. Corrigeren om de zaak rechtdoor te laten rijden is helemaal niet nodig, deze buggy vindt als het ware alleen zijn weg over het wegdek. Met een slordige 65 kilometer per uur gaan we op de eerste kruising in de weg af en testen voor het eerst de remwerking uit. Die is heel behoorlijk, zeker als je er rekening mee houdt dat we niet gewoon zijn om met onze linkervoet te remmen. Met een korte stuurbeweging sturen we de Bug Rider rechtsaf en staan daarbij verbaasd van de geringe beweging die daarvoor nodig blijkt. Terwijl we het gas erop zetten krijgen we het gevoel dat we een dergelijk stuurkarakter al eens eerder beleefd hebben. Enkele tellen later realiseren we ons dat dat was toen we in een grijs verleden geregeld met karts aan het werk waren op een gesloten omloop. Plankgas gevend gaat het op het benzinestation af. De kilometerteller wijst een topsnelheid van 84 kilometer per uur aan, de buggy rijdt perfect rechtdoor en voelt veilig en snel aan. Dat laatste wordt waarschijnlijk veroorzaakt omdat we laag boven de baan zittend een heel aparte kijk krijgen op hetgeen zich rondom ons afspeelt. Gezwind wordt de Bug Rider even later op het terrein van het tankstation gestuurd en meteen worden we er geconfronteerd met het fenomeen dat als een rode draad door onze testritten zou lopen: verwondering en bewondering van de andere weggebruikers. Met een van verbazing opengevallen mond staat de eigenaar van een dikke wagen ons en de PGO aan te staren. Gelukkig voor de man stopt de pomp automatisch als zijn tank vol is; zoniet was er waarschijnlijk een nogal explosieve situatie ontstaan. Zonder zijn blik van de buggy af te wenden haakt de man de vulslang in, sluit zijn benzinetank af en loopt naar ons toe. Zijn keurende blikken tasten de Bug Rider af en met verbazing in de ogen worden ons de vragen gesteld die ons de volgende dagen zouden blijven achtervolgen: mag je met dit ding de baan wel op? Hoe snel kan je ermee rijden? Wat kost hij? De antwoorden zijn gelukkig vlug gegeven en de kleine tank van de Bug Rider is al even snel gevuld. We laten de man in zijn verbazing achter en gaan onze duo rijdster oppikken, want de hemel is intussen opgeklaard en we willen met z'n tweeën deze PGO buggy aan de tand voelen.
Stevig vastgegespt in de kleine zitjes zoeken we de kleine polderwegen op die we voor onze eerste echte testrit hebben uitgekozen. De Bug Rider trekt zich blijkbaar niet veel aan van ons gezamenlijk gewicht want nog steeds reageert hij alert op het gas. Op de rechte stukken halen we probleemloos een topsnelheid van net geen 80 kilometer per uur en met een beetje geduld sluipt er zelfs dik 80 kilometer per uur op de teller. De motor loopt als een zonnetje, de buggy ligt rotsvast op de weg en wij… wel, we voelen ons beiden jaren jonger. De bochtige secties worden steeds sportiever afgewerkt, de bochten worden haarscherp aangesneden en de PGO Bug Rider vertikt het daarbij om de voor hem uitgekozen lijn te verlaten, laat staan om een achterwieltje te lichten. Een beetje onderstuur worden we wel gewaar, maar met een streepje meer gas in het uitkomen van de bocht wordt dat meteen teniet gedaan. Achterwielaandrijving weet je wel… Hobbelige betonbanen kunnen het rijplezier niet bederven want de vering zorgt voor onverdeeld rijkomfort en zelfs venijnig aangelegde verkeersdrempels en oeroude kasseibanen kunnen daar geen verandering in brengen. En steeds voelen we de afgunstige, verbaasde blikken van de andere weggebruikers op ons gericht. Echt, zelfs in een Ferrari oogst je niet zo'n aandacht, laat staan dat je met je supermotor nog maar in de buurt van al die belangstelling komt… Ook de politiemensen die we herhaaldelijk tegenkomen kijken ons aan als komen we met de Bug Rider rechtstreeks van Mars, maar de arm der wet doet geen pogingen om ons tot staan te brengen. En daar zijn we gelukkig om, want al hebben we al de benodigde papieren op zak, op een gesprekje met de dienders hebben we het nooit echt begrepen…
Na herhaalde keren van plaats verwisseld te hebben is het ons duidelijk dat je zelfs zonder kartervaring probleemloos en meteen perfect met deze Bug Rider overweg kunt. Het is wel een beetje wennen om tussen al die blinkende blikken dozen en reusachtige vrachtwagens te rijden met deze kleine bolide, maar het stuur- en remgedrag van de buggy is zodanig dat we geen seconde twijfelen aan onze persoonlijke veiligheid. Na een kleine 100 kilometer testrijden staan we terug aan ons vertrekpunt. Als de helmen afgezet worden weten we meteen dat we beiden met volle teugen van onze eerste rit met de Bug Rider genoten hebben… De volgende dagen gebruiken we elk mogelijk excuus om met de Bug Rider 250 Twin Seat op weg te gaan. Nog nooit heeft een amper 250cc metend voertuig bij ons zo'n succes gehad. We halen er onze boodschappen mee op en zijn de constructeur dankbaar voor het ruime bagagerek dat hij in het chassis heeft ingebouwd. We genieten van de flitsende stuurreacties van de Bug Rider bij onze tochtjes naar de stad en winnen er af en toe zelfs enkele stoplichtsprintjes mee tegen vierwielers die tenminste vijf keer zoveel kosten. Dat laatste zal wellicht wel aan de opperste verbazing van de bestuurders van die wagens gelegen hebben, maar toch genieten we er van.
Met de finish van onze reeks testritten in zicht proberen we de Bug Rider op onverhard uit. Een hobbelig stoppelveld word voor een uurtje ons speelterrein. De wegligging van de buggy wordt stevig op de proef gesteld maar zowel de lange rechte sporen volgen die de ploeg in het voorjaar heeft getrokken, als die sporen kruisen, brengen de Bug Rider niet van de wijs. De goed werkende vering en het lage zwaartepunt houden de droog 324 kilogram wegende bolide perfect in de baan. Aan boord worden de oneffenheden zonder noemenswaardige moeite verwerkt want de vering zorgt voor genoeg komfort. De goed gevormde kuipzeteltjes zorgen er bovendien samen met de goed geplaatste veiligheidsgordels voor dat je te allen tijde rotsvast op je plaats blijft zitten. Driftend over de hard bevroren grond blijkt de Bug Rider perfect op de stuurimpulsen te reageren en met een sierlijke zwaai zwaar over de achterwielen schuivend over de baan gaan lukt ons zonder oefening meteen. We moeten er wel wat moeite voor doen, want deze buggy blijft anders ook op onverhard rotsvast in het door ons gekozen spoor. De grondspeling van de Bug Rider is ongeveer 20 centimeter groot en daardoor kan de Bug Rider ook zonder probleem ruwer terrein aan dan een eenvoudig stoppelveld. Een boswegel zal deze PGO dan ook niet afschrikken en omdat de spoorbreedte relatief klein is, kan hij zelfs nog ruwer terrein gemakkelijk aan. Naar ons gevoel veel te snel komt Marnix zijn PGO Bug Rider terug ophalen en dat we die guitige vierwieler zullen missen staat nu al vast. Een beter middel om je goed humeur terug te vinden moet volgens onze mening nog uitgevonden worden, tenminste als die remedie op vier wielen moet staan… Voor de prijs van 5.399 euro koop je de 2006 uitvoering van de PGO Bug Rider 250 Twin Seat. Die heeft in vergelijking met het 2005 model dat wij reden een verbeterde koeling en iets ruimere kuipzeteltjes. Met onze lichaamsbouw hadden we daar geen nood aan, maar breder geschapen mensen –ter hoogte van de heupen en de schouders- zullen deze laatste aanpassing zeker als nuttig ervaren. Rest ons enkel nog een excuus te bedenken om ook de 250 Single Seat voor een weekje onder de kont te krijgen. Liefst als het wat warmer is want dan is de pret zonder twijfel dubbel zo groot… Technische gegevens: Motor: ééncilinder viertakt Koeling: vloeistof Cilinderinhoud: 249,1 cc. Maximum vermogen: 16,2 pk Voeding: carburator Koppeling: automatisch Versnellingsbak: automatisch, vooruit & achteruit Topsnelheid: opgegeven 81 km/uur, gemeten tijdens test 84,3 km/uur Lengte: 2.380 mm Breedte: 1.405 mm Hoogte: 1.480 mm Wielbasis: 1.670 mm Drooggewicht: 324 kg Bandenmaat voor: 19/9-8 Bandenmaat achter: 25/60-10 Prijs: 5.399 euro Invoerder: www.pgo.be