Een meerdaagse Ardennentrip

Share

Tekst en foto's : Filip Rylant
Is dit een toerrit of is 't een motorreis? Terechte vraag met een dubbelzinnig antwoord: deze vijfdaagse rit langs de mooiste baantjes van de Belgisch-Luxemburgse Ardennen plus de uitlopers van de Eifel en de Moezel is op zich een mooie motorreis, maar het traject kan ook deels afgehaspeld worden in verschillende toerritten. Dit maar om aan te tonen dat we niet altijd ver hoeven te rijden om het nodige moois tegen het lijf te lopen... euh... te rijden. Een tijd geleden stonden we aan de aftrap van onze toerrit doorheen het noorden van Frankrijk met twee respectabele toerbuffels: de Pan European ST1300 versus de FJR 1300. Schitterende motoren met dito windbescherming en bagagemogelijkheden. Zij kregen dan ook dagelijks tot 700 km Franse "départementales" onder de wielen geschoven. Een zware proef voor mens en machine, waarbij vooral de machines de proef zonder verpinken wisten te doorstaan. Dankzij de hoge mate van comfort gold dat in feite al evenzeer voor de mannen op de machines, daarbij meer dan één handje geholpen door het fraaie najaarsweer van oktober 2004. Want wanneer zouden we dat nog eens mogen meemaken: temperaturen van meer dan 20 graden zowat half oktober? Wanneer nog? Inderdaad... precies één (1) jaar later, met name oktober 2005! Alweer een goede gok voor wat betreft het weer, met andere woorden. En ook alweer een prima keuze voor wat betreft de twee testmotoren en het overeenstemmende traject: de BMW R1200GS en de Suzuki DL1000 zouden de kleine baantjes binnen en net over onze landsgrenzen immers met de nodige gretigheid verorberen. Maar laten we niet op de zaken vooruitlopen...
Vallei van de Burdinal Omdat we zoveel mogelijk van de kleine baantjes in ons Franstalige landsgedeelte willen genieten, besluiten we om via de autosnelweg E411 naar het zuiden te vertrekken. Kwestie van de motoren wat gewoon te worden en ons al wat op te warmen op wat gaat komen. Van opwarmen gesproken: aan het Vierarmenkruispunt staat een oude Opel Kadett vrolijk uit te branden. 't Is meteen duidelijk dat het er onderweg heet aan toe zal gaan. Deze eerste autosnelwegrit betekent meteen ook dat we de windbescherming aan een kritische evaluatie kunnen onderwerpen. En aangezien we onderweg zijn met twee volwassen reisenduro's hoeven we op dat vlak niet te klagen. Hoewel er duidelijke verschillen zijn tussen de twee. De BMW heeft immers een bijzonder breed stuur en een kleiner (verstelbaar) windscherm waardoor je meer rijwind moet opvangen met je bovenlichaam, helm en armen. Maar de windbescherming onderaan de motor is anderzijds van een hoog niveau – de twee uitstekende cilinders zijn daar natuurlijk niet vreemd aan. Op de Suzuki is 't net andersom: prima bescherming bovenaan (op onze motor stond ook een verstelbare deflector bovenaan aan het windscherm waarmee je de rijwind nog meer van je helm kan afwenden, zonder dat dit kleinood je gezichtsveld komt verstoren). Maar onderaan staan je voeten en benen nogal bloot aan de wind, die langs daar komt opkruipen naar je jas. In alle geval goede punten voor onze twee testmotoren, die aangenaam grommen bij onze kruissnelheid en die op deze oefening alvast niet veel hoeven onder te doen voor een rasechte toermotor.
We nemen afrit 11, gooien onze benzinetank vol en slaan de N624 op richting Wasseige. Vanaf hier begint ons landje al heerlijk te glooien en te golven. De grote, statige en in een vierkant gebouwde herenboerderijen getuigen van een vruchtbare ondergrond en dito rijkdom. We verlaten de N624 en doen er één eenheid bij om via de N625 (richting Hoei) op te stomen naar de vallei van de Burdinal. Prachtige baan doorheen velden en nog eens velden – de baan staat niet voor niets in het groen aangeduid op de Michelinkaart. Opgelet wel: je komt voorbij enkele steengroeven en door het aan- en af gerij van de vrachtwagens ligt er op sommige plaatsen een dikke laag stof op het wegdek. Laat je niet verrassen, zeker niet wanneer het regent. Na een leuk opwarmertje komen we aan in Hoei. 't Is woensdagmiddag en bijgevolg een drukte van jewelste aan de schoolpoorten en op de plaatselijke markt. Niet echt optimaal voor een korte lunchbreak en dus rijden we nog even verder door tot in het slaperige Ouffet waar we op een rustig terrasje genieten van een hapje plus het zonnetje. 't Is trouwens niet de laatste keer dat we van de zon gaan genieten gedurende deze trip… Ourals en skipistes Voorbij Xhoris volgen we de Amblève en komen aan in Comblain-au-Pont. Dit is echt het centrum van het "Pays de la Pierre" en je kan hier aardig wat geologische weetjes opsteken in het plaatselijke museum en de ondergrondse steengroeve alsook langsheen het geologische wandelpad. Overigens, in een "vorig leven" ben ik ooit op deze plek vertrokken voor een urenlange 4x4-tocht die zeer toepasselijk 'Route du Pays de la Pierre' heette. Gelukkig genoeg in een voor dit soort zaken speciaal uitgeruste terreinwagen, want ik herinner me nog levendig dat we heel wat kilometers door dikke slijklagen hebben moeten ploeteren om de aankomstmeet te kunnen bereiken. Met dank aan de compromisloze terreinbanden die we toen hadden gemonteerd... Maar Comblain-au-Pont is ook gekend voor zijn vleermuizen en aan deze vliegende zoogdieren is hier een heus museum gewijd. Zeker een aanrader, maar wij raden u aan om in alle geval een bol knoflook, een kruis en een houten spies op zak te hebben. Je weet maar nooit...
Al even zeldzaam als Graaf Dracula op een zonnige zondagmiddag is ook de Oural met zijspan die we wat later tegenkomen. Deze oude BMW-kopie lijkt midden het moderne motorgeweld echt nergens op, maar straalt toch een ongelofelijke nostalgie uit en is precies daarom bijna een hebbeding als geen ander. En volgens een Franstalige collega blijkt het ding zelfs niet eens slecht te rijden! Om in bijzondere sferen te blijven, besluiten we om - na onze doortocht doorheen Stavelot plus de wegen rond het circuit van Francorchamps - door te steken naar Trois-Ponts en eens te gaan kijken hoe 't precies is gesteld met één van onze nationale trotsen: onze enige openlucht skipiste met sneeuwkanonnen. Langs de piste van Val de Wanne, die overigens de langste van het land is, staan inderdaad 12 sneeuwkanonnen opgesteld, klaar om de nodige sneeuw in het rond te spuiten wanneer het winterseizoen zijn intrede doet. Helaas waren we niet in staat om onze motoren even aan een korte off road test ter plaatse te onderwerpen...
Van hieruit trekken we richting Ouren via een aanrader: de N335. Eenvoudigweg schitterend, dit is echt het soort baantjes waarvoor je naar de Ardennen komt rijden. Aangezien we hier wat willen afwijken van de geijkte paden (rijden door de Ourvallei bijvoorbeeld, die hebben we ondertussen al meer dan eens platgereden) rijden we van hieruit naar het Luxemburgse Clervaux. Op dit laatste stuk hebben we rond 17 uur nogal te kampen met een felle, laaghangende zon. Maar wie gaat daar nu over mekkeren, 't is vandaag 23 graden warm geweest! De eerlijkheid gebiedt ons te stellen dat Luxemburgse dorpjes na zonsondergang bij lange na niet zo gezellig zijn als het gemiddelde Vlaamse stadje, maar Clervaux wordt wel gedomineerd door een prachtig verlicht kasteel met annex kerk en in de plaatselijke, standingvolle Chinees schaft de pot lekkere kost. En als je wil, dan kan je op traditionele manier bediend worden in een authentieke Japanse theehoek. Da's ook niet alledaags.
Meanders en zonne-energie Na een verkwikkende nachtrust aan de voet van het kasteel van Clervaux blijkt het bitter koud te zijn wanneer we onze motoren vertrekkensklaar maken. Geen nood echter want al snel kunnen we ons diep vanbinnen opwarmen aan een schitterende kronkelweg richting Wilz (C326, daarna C324). Opvallend toch hoe onze motoren zich in hun sas voelen op dergelijke wegen. De Suzuki voelt vanaf het eerste ogenblik heel natuurlijk en ongedwongen aan. 't Lijkt wel of je er al jaren mee rondrijdt. Het blok is redelijk krachtig in alle toerentallen en trekt lineair, zonder verpinken doorheen zijn toerenbereik. Sturen doet hij als de beste en bij een ietwat agressievere aanpak doe je het voorwiel rustig de lucht ingaan bij het accelereren uit een korte bocht. De GS van zijn kant is een BMW ten top. Dat wil zeggen dat je je altijd even moet aanpassen aan het specifieke stuurgedrag maar na enkele bochten hen je 'm beet en dan straalt deze motor vertrouwen uit. Ligt wat zwaarder op de weg dan de DL1000 maar het zeer brede stuur maakt dat je 'm toch relatief gemakkelijk om het hoekje stuurt. Al vang je daardoor natuurlijk wel meer wind. Het blok is mettertijd heel beschaafd geworden: geen hinderlijke trillingen meer, boterzacht (net als de versnellingsbak) en koppelrijk bij alle regimes. En het mag gezegd: deze GS is gezegend met enkele leuke extra's zoals een geïntegreerde kofferset (waardoor de motor bijna zo breed wordt als een Dodge Viper) en handvatverwarming. Komt van pas op deze koude ochtend! De ochtendzon komt ondertussen echter al krachtig opzetten en priemt ongenadig door het bladerendak van de bossen waar we doorheen rijden. Je kent dit soort romantische plaatjes wel, maar 't is toch leuk meegenomen onderweg. De weg leidt ons naar het stadje Esch-Sur-Sûre waar we een bezoek brengen aan de plaatselijke dam met bijhorend kunstmatig meer. Waarop je trouwens geen enkele beweging ziet en da's begrijpelijk want hier ligt zowat al het drinkwater voor het Groothertogdom gestockeerd. Geen pissende honden of dito zwemmers in het water met andere woorden. En toch ligt er één enkel schip op het water te dobberen. "Jamaar, da's een boot op zonne-energie en die is dus absoluut niet vervuilend," verklaart Emile, een motorminnende "local" die voorstelt om ons met zijn K1100LT voor te rijden in de buurt.
Zo gezegd, zo gedaan. Vooraleer we terug naar Esch-s-S rijden, moeten we eerst weer over een stuk opengebroken weg waar je diep met beide wielen door een laag grind moet ploeteren. 'k Beklaag Emile een beetje, maar hij is dat blijkbaar gewoon: "Ben vorig jaar nog in het Oostblok gaan rijden met mijne K en daar heb ik enkele honderden kilometers zo moeten rijden. Tot ik uiteindelijk één keertje op mijn bek ben gegaan, maar ja, dat hoort erbij. Maar jullie zijn wel goed af met je reisenduro's, nietwaar ?" Dat vonden wij ook, hoewel ik me eerlijk gezegd meer op mijn gemak voelde op de Soes dan op de BMW, die me wat onrustiger leek in dergelijke omstandigheden. Na een kort bezoekje aan Esch, dat prachtig is gelegen in een meander van de Sûre, rijden we via de vallei van de Esch naar het kasteel van Bourscheid (N27 en CR348). Opvallend is de prima asfaltkwaliteit en da's blijkbaar geen toeval want deze weg werd vorig jaar nog helemaal opnieuw heraangelegd omdat de Tour de France-caravaan hierover heeft gereden. Emile hangt op dit stuk lekker aan het gas en laat ons duidelijk zien dat hij de wegen hier op zijn duimpje kent. Niet verwonderlijk, want hij woont amper enkele kilometers verderop. En er is meer: hij is ook de trotse bezitter van een Buell. "Als 'k eens stevig bochtjes wil pikken, dan haal ik de Buell van stal. Niet zoveel vermogen maar wel veel koppel en heel wendbaar." Nou ja, zijn hellingshoeken waren met de K1100 ook al niet mis...
Een aanrader voor al wie in deze buurt is: bezoek zeker het kasteel van Bourscheid. Niet alleen is het prima gerestaureerd, je hebt ook een prachtig uitzicht vanuit de verschillende torens. Oorspronkelijk was dit een houten verdedigingsconstructie (er zijn sporen gevonden die teruggaan tot de Romeinse tijd!) maar vanaf het jaar 1000 begon men aan deze stenen vesting te bouwen. Na 1512 raakte het geheel echter wat in de vergeethoek, nadat de laatste Bourscheid-erfgenaam zijn kaas had gelaten. In 1936 werd het kasteel opgenomen in het nationaal erfgoed en toen de Luxemburgse staat het kastaal aankocht in 1972, begonnen de grootse restauratiewerken. Het resultaat is eenvoudigweg schitterend. In totaal is de burcht niet minder dan 12.000 m² groot en je kijkt 150 meter hoog uit over de Sûre die vlak voor het kasteel een mooie, bijna 360 graden-bocht maakt.
Ommetje langs de Moesel De weg langs de Sûre voert ons naar Ettelbruck en is haast even mooi als de rivier zelf. Alweer een ideale weg voor motorrijders in Luxemburg met andere woorden, met een erg gesmaakte afwisseling van korte en langere bochten op een asfalt van erg goede kwaliteit. Wat zou je meer kunnen dromen ? Vooral als je even later in Ettelbruck vlakbij het standbeeld van Generaal Patton rustig kan bekomen op een zonnig terrasje? Het paradijs hoeft niet altijd ver weg te zijn! Via Diekirch, La Rochette en het Müllertal rijden we diezelfde dag nog naar Echternach (je weet wel: vier passen vooruit en dan drie achteruit). Dat stadje hebben we enkele jaren geleden nog uitvoerig verkend toen we hier een tussenstop maakten tijdens onze tocht met 4 maxi-scooters. We laten het gezellige stadje dus voor wat het is en rijden via de grote baan naar Trier om zo door te steken naar de Moesel en deze rustig stromende rivier te volgen richting Bernkastel Kues. Niet meteen de mooiste baan om te volgen, maar hier hangt altijd heel wat romantiek in de lucht (alsof je daar veel aan hebt zonder vrouw binnen handbereik, maar goed).
Zo laat op het jaar is het hier nog verbazingwekkend druk met veel af-en-aan gerij van tractoren. Begrijpelijk, want de laatste dagen van de wijnoogst zijn hier net volop aan de gang. Dit doet me een beetje denken aan de trip van vorig jaar toen we rond dezelfde periode door de champagnestreek reden. Ook hier vinden we dus overal die typische wijngeur terug en de nodige restanten van druiven en gistend druivennat op de baan. Het verdoezelt onze blik waarschijnlijk als we 's avonds een stapje in de wereld zetten, meer bepaald in het oude stadscentrum van Bernkastel. Heel typisch, heel Duits en heel gezellig... mocht er een schone madam aan onze zijde hebben gelopen.
Ondanks alles slapen we hier bijzonder goed. Niet verwonderlijk als je er rekening mee houdt dat we hebben overnacht bij een wijnboer. Die zoete moeselwijn, echt een hartenbreker! Misschien daarom ervaren we de ochtend een beetje mistig. Gelukkig komt de zon al snel door de wolken priemen. Tenminste toch wanneer we bergop rijden en zo door het wolkendek heen rijden om dan een eindje in volle zon boven de wolkenlaag te kunnen voortrijden. Vanuit Bernkastel rijden we richting Bittburg via het Meulenwald, een hoogvlakte met pieken tot iets meer dan 400 meter. Slingerende wegen door afwisselend open velden en bosrijke gebieden, meer moet dat niet zijn. En wie zich toch zou vervelen, kan even stoppen bij de grote Amerikaanse kazernes, de Bitt-bierfabriek (je kent dat wel van die onnozele stickers 'Bitte ein Bitt') of het Eifeland-attractiepark.
We rijden door richting Vianden en het valt ons op hoe hard de Duitsers hier zelf rijden in hun auto's en dat ondanks de talrijke politiecontroles onderweg. Ongeveer 20 km voor Vianden vallen we na ongeveer 280 km op reserve en da's toch wel een beetje weinig voor een motor met reisambities. Op het vlak van aanduidingen verschillende de twee motoren erg van elkaar: daar waar de Soes het moet hebben van een knipperend verklikkerlichtje als je op reserve valt, beschikt de BMW over waarschuwingslampjes, een extra aanduiding met afbeelding van een benzinepompje op het display en met de tripcomputer kan je ook nog eens zien hoever je nog geraakt met de huidige benzinevoorraad. Prima !
Najaarsgeuren In Vianden aangekomen rijden we naar Wilz en naar Esch-sur-Sûre via de C322 en de N27. Van daaruit steken we door naar België via Martelange om zo naar Neufchâteau te bollen via de N848. Dit is een ietwat snellere verbinding dan we totnogtoe hebben gebruikt. Minder kronkelig maar wel door mooie natuur- en landbouwgebieden en deels ook door de plaatselijke bossen. Hier kunnen we alweer ten volle de najaarsgeuren opsnuiven. Wat me van deze reis zeker altijd zal bijblijven, zijn die geuren met zowel de wijngeuren aan de Moesel als de sterke harsgeuren die we hebben opgesnoven in deze streek waar veel aan bosbouw wordt gedaan (en er dus ook veel bomen worden gekapt). We brengen overigens een kort bezoekje aan zo'n bosbedrijf en leren er hoe de gekapte stammen op een zeer lang toestel worden gesorteerd op dikte. De N824, N884, N865 en N866 brengen ons op een vlotte manier naar Bouillon waar we onze laatste overnachting van deze reis doorbrengen met zicht op het legendarische kasteel.
's Morgens hebben we aan de inkompoort afspraak met Philippe Hardy, de verantwoordelijke van de toeristische dienst, en hij geeft ons een leerrijke rondleiding in de burcht. Eerst was het zicht op de stad nogal apocalyptisch want je zag bijna niets door de dikke mist. Maar toen de zon haar zegje kwam doen, kregen we een schitterende indruk van de omgeving en beseften we pas ten volle de strategische waarde van het kasteel. Overigens wordt op geregelde tijdstippen een valkenshow gehouden op het grote plein, een spektakel dat meer dan de moeite waard is. Aangezien we nog wat willen genieten van onze laatste dag, vertrekken we op tijd en besluiten om de Ardennen nog eens te doorkruisen richting Luik om van daaruit terug naar onze thuisbasis te keren. Eerst richting Paliseul (N816 en N853) via de bossen en de velden, echte slingerbaantjes die helaas vaak voorzien zijn van een zeer slecht wegdek – dit in tegenstelling tot de wegen in Luxemburg en Duitsland. Via Transinne (Euro Space Center) en de N899 volgen we richting Rochefort, een baan die eveneens rustig kabbelt door velden en heuvels. Het heet hier dan ook niet voor niets het "Pays des Vallées" en zo rijden we langs de N949 en de N929 door naar Rochefort en Sinsin. Dan Maffe (wat een naam) via N63, Havelange tot Evelette (N983) en richting Modave naar Hoei/Luik.
Maar toch nog even opletten voor valse aanduidingen in "de Walen". En dan hebben we 't niet over bewegwijzering. Volg maar even: 's middags besluiten we om een hapje te gaan eten op een onooglijk terrasje in een al even onooglijk dorpje. We bestellen een kleinigheidje... en komen plots tot de vaststelling dat we alles samen nog amper 3,84 euro rijk zijn. Ai, daar wenkt een urenlange afwas... Tot we opmerken dat er Visa wordt aanvaard (middels een sticker op de deur). Als grote meneren bestellen we dus nog vanalles bij en we laten het niet aan ons hartje komen. Verbaasde blik van de uitbater als we onze Visakaart bovenhalen om te betalen: "Oh, maar wij aanvaarden dat al lang niet meer, ge moet niet letten op die sticker op de deur...". Dichtste Bancontact: ongeveer 30 km verderop. Enfin, er dan maar het beste van gemaakt en nog iets bijbesteld om nog een uurtje langer van de plaatselijke zon te kunnen genieten op het terras. Dan in de telefooncel wat verderop onze Proton gaan opladen (al een geluk dat ze dat hier kennen) en het Proton-saldo in de slagerij om de hoek laten omzetten in baar geld om zo onze schulden te kunnen aflossen... Eind goed al goed dus, maar ge moogt hier dus niet altijd geloven wat ze zeggen of schrijven. En kom ons niet vertellen dat we u nooit hebben gewaarschuwd! Met dank aan BMW-Motorrad Belux voor de R1200GS en aan Suzuki Belgium voor de DL1000!