Haspengouw (deel 1)
Haspengouw heeft voor veel mensen –met uitzondering van de Limburgers wellicht- een beetje dezelfde uitstraling als pakweg Hongarije, De Noordkaap, IJsland of Moldavië. Ze weten wel dat Haspengouw echt bestaat maar kunnen het slechts met moeite op de kaart aanduiden, laat staan dat ze de streek al hebben bezocht. Ook wij hadden er eerlijk gezegd nog niet rondgetoerd maar daar kwam onlangs verandering in. We spendeerden een lang weekend is Haspengouw, reden er twee bepijlde toeristische routes en brachten er een bezoek aan Tongeren, de oudste stad van België, die zowat als de ongekroonde hoofdstad fungeert van de streek.Een vrijdagmorgen op het eind van april. De Kawasaki ER-6n staat te blinken in de ochtendzon, en doet dat net buiten het bereik van de schaduw van het standbeeld van Ambiorix. Inderdaad, we staan op het Grote Markt van Tongeren en kijken de dapperste der Belgen in de ogen. Voor het eerst zien we het standbeeld, dat in elk geschiedenisboekje prijkt dat over de vaderlandse geschiedenis handelt, in levenden lijve. Meer dan levensgroot staat het brons op de kleine, doch knusse marktplaats en ijvert daar sinds jaar en dag om de aandacht van de bezoekers met de imponerende verschijning van de Onze Lieve Vrouw basiliek. Het lijkt wel of het beeld van de krijger die de Romeinen wist te verslaan ten tijde van Julius Ceasar de macht en de kracht die van het gotische gebouw aan de overkant uitstraalt een halt wil toeroepen. Iets wat hem blijkbaar lukt want star en onverzettelijk taxeren de beide monumenten elkaar terwijl de kloof tussen beide culturen voor de oplettende bezoeker duidelijk voelbaar is. Vanaf een terrasje houden we dat eeuwig durende schouwspel in de gaten en nemen de route van de dag door. We zijn van plan om vandaag lus 2 van de Haspengouwse toeristische ritten te rijden en bereiden ons daar alvast op voor. Tongeren gaan we overmorgen bezoeken dus houden we onze ogen zoveel mogelijk op de weg gericht als we even later van start gaan. Iets wat ons slechts ternauwernood lukt want om de haverklap worden we met mooie stadsgezichten om de oren geslagen, om nog maar te zwijgen over de talloze oudheidkundig interessante bouwwerken die zich bij wijze van spreken zomaar voor onze wielen gooien.
Toch bereiken we vlot de stadsrand. Zo goed als abrupt stopt het stedelijke Tongeren met zijn kwaliteiten aan ons voor te stellen en geeft de fakkel over aan het landschap dat de stad omgeeft. Vanuit de aardrijkskunde lessen –die we een eeuwigheid geleden oeverloos vervelend vonden- hebben we ondanks alles toch onthouden dat de streek rond Tongeren vooral gekend staat om zijn bijna ongerept golvend landschap waar de bevolking zich voornamelijk concentreert op het kweken van fruit. In de hoop om ondanks de flauwe lente toch bloeiende boomgaarden te vinden geven we de Kawasaki de sporen. De ER-6n vertoont meteen alle eigenschappen die een moderne werkgever van zijn medewerkers verlangt. Hij volgt niet alleen alle aanwijzingen zonder morren op maar doet dat met een flexibiliteit waar zelfs menige illegale gastarbeider nog een voorbeeld kan aan nemen.
We hebben nog maar net de gezonde buitenlucht opgesnoven als onze eerste halte in het traject reeds in zicht komt. Het Mariënhof klooster ligt op enkele honderden meters van de bepijlde route maar is met het de duidelijke beschrijving uit de brochure van de Haspengouw autoroutes toch gemakkelijk te vinden. Onze interesse voor dit klooster is tweeledig. In de eerste plaats schijnt de site héél mooi te zijn en de tweede reden voor ons bezoek berust op het feit dat het Fruitstreekmuseum er een onderkomen heeft gevonden. En aangezien Haspengouw en de fruitteelt onontkoombaar met elkaar zijn verbonden vinden we het een must om daar even ons licht op te steken. De grote 17de eeuwse ingangspoort staat uitnodigend open als we bij het Mariënhof aankomen. Het in 1438 gestichte Cisterciënzerinnenklooster oogt indrukwekkend maar straalt zelfs van op afstand een onmiskenbare sfeer van rust, tijdloosheid en sereniteit uit. Iets wat nog benadrukt word door de afwezigheid van toeristen. Terwijl we de motor stallen maken we ons de bedenking dat dit ook niet meer dan normaal is want het is vrijdag en dan is het grootste deel van de bevolking druk aan het werk om zijn boterham te verdienen. Voor boterhammen zijn we hier gelukkig niet gekomen want die zijn hier in geen velden of wegen te bekennen. Op de binnenplaats van het klooster laten we ons imponeren door de eenvoudige, maar desondanks sierlijke gebouwen. Statig en ietwat streng verheft het oude kloostercomplex zich rond ons en wijst met zijn strak gelijnde daken en ernstig kijkende ramen naar de hemel. Er is geen kat op de binnenplaats te zien en je kunt er een speld horen vallen. Wat een verschil met de moderne wereld die zich op amper enkele honderden meters van hier te pletter haast om toch maar niets van alle "heerlijkheden" van het leven te missen! Plots komt er beweging in dit zo goed als volmaakte stilleven. Een vrouw, die we blijkbaar over het hoofd hadden gezien, staat op van een bankje in het bloemenperk dat de binnenplaats siert en loopt naar één van de gebouwen. Ze verdwijnt er door een deur en maakt ons zo wegwijs naar de ingang van het Fruitstreekmuseum. Even later gaan we langs dezelfde deur naar binnen en komen zo in een koele, ietwat stofferig ruikende ruimte. De vrouw van daarnet staat achter de toonbank en is nu blijkbaar heel druk bezig. Toch mogen we onze helmen bij haar achterlaten terwijl we het museum bezoeken. Tal van met de fruitteelt verbonden werktuigen en artefacten zijn er tentoongesteld en getuigen van het rijke verleden en heden van deze agrarische industrie. De geschiedenis van hoe en wat er zich tussen de boomgaarden allemaal vroeger heeft afgespeeld word er terug tot leven gewekt door verduidelijkende teksten en knappe oude foto's. Een half uurtje laten staan we terug naast onze motor en zijn ervan overtuigd geraakt dat in streek van Haspengouw reeds eeuwen lang het goud gewoon aan de bomen groeit. Tenminste voor de grote heren, want de gewone man is ook hier altijd de gewone man gebleven, ondanks de rijkdom die de vruchtbare heuvels en dalen hier in zich dragen.
Terug de motor op nu en op weg naar Borgloon, dat volgens de routebeschrijving een heel mooi stadhuis heeft. Terwijl het groene landschap zich gewillig en liefelijk voor onze ogen ontplooit knort de staande twin een vrolijk deuntje tussen onze knieën. De vergevingsvolle vering van de ER-6n strijkt de naden van de betonwegen glad en voor we het echt goed en wel beseffen staan we voor het "Grevenhuis" in het centrum van Borgloon. Het gebouw, dat nu gebruikt word als standhuis van Borgloon, staat op de plaats waar reeds in de 11de eeuw de eerste residentie stond van de graven van Loon. Het huidige bouwwerk dateert blijkbaar van 1680 want dat jaartal staat op de gevel te lezen. In diezelfde gevel is een nis verwerkt waarin een Onze-Lieve-Vrouw met kind beeld staat opgesteld. Dat stond er vroeger om bekend om bescherming te bieden tegen de verschrikkingen van de pest- en buikloopepidemieën. Jammer dat de tijden van de wonderlijke genezingen en bovenaardse beschermingen nu een beetje op hun teruggang zijn want anders zouden ziekten als aids en kanker al lang uit onze wereld zijn verdwenen. Ons zul je de krachten van het geloof echter niet horen betwijfelen; iedereen heeft het druk en elkeen heeft last van stress dus zal het er "daarboven" wellicht niet anders aan toe gaan… Maar dat even helemaal terzijde; andere zaken eisen onze aandacht op. Zoals ondermeer het blauwe pijltje zoeken dat ons de juiste weg uit Borgloon moet wijzen. Volgens onze routebeschrijving gaat de weg nu langs -onder andere- het kasteel De Klee en het kasteel van Rullingen naar Wellen. Het is ronduit opvallend hoeveel kastelen en andere indrukwekkende gebouwen er in deze streek gebouwd werden. Je kunt hier bijna geen meter rijden of er doemt wel eentje voor je op. Wat wijst op de rijkdom van deze streken zowel in het verleden als in het heden want op godvergeten plaatsen en in onvruchtbare gebieden kom je de gefortuneerden slechts weinig tegen. Behalve dan in écht ruige streken want dat is blijkbaar "in" de laatste tijd.
De huidige gemeente Wellen is een drukke gemeenschap; tenminste volgens Haspengouwse normen want met de ongemakken van een grote stad word je hier natuurlijk niet geconfronteerd. Gelukkig maar want anders zou het er niet zo gezellig bijliggen. Wanneer Wellen ontstond is verloren gegaan in de sluiers van de tijd maar archeologische vondsten uit de prehistorie en de Romeinse tijd duiden op een écht wel vroege kolonisatie van het Herkbekken te Wellen. Er word verondersteld dat het dorp ontstond tijdens de Frankische tijd die gesitueerd kan worden tussen de 5de en de 7de eeuw. De eerste vermeldingen van de plaats Wellene of Welnis –de oude namen voor Wellen- dateren uit de 11de eeuw. De naam Wellen is wellicht een verbastering van het Middelnederlandse woord "wellene" wat zoveel betekent als bron of put. Anderen beweren dan weer dat de naam zijn oorspring vond in het Latijnse "villina terra" wat landbouwuitbating betekent. Deze theorie is misschien een beetje ver gezocht maar ja, wie zijn wij om daarover te oordelen… Wat er ook van aan mag zijn, in Wellen kun je niet alleen even halt houden om er de benen te strekken; je kunt er ook goed eten en dat zelfs bij klaarlichte dag. Getipt als we waren door de toeristische diensten van Haspengouw zochten we tegenover de kerk naar het Boes Café en gingen er naar binnen. Achter de antieke gevel van het gebouw zou geen mens een dergelijk interessant en smaakvol ingericht interieur vermoeden maar toch is dat er wel degelijk. De sfeer van weleer en die van vandaag en morgen is hier smaakvol met elkaar verweven wat maakt dat iedereen er zich meteen thuis voelt. Maar goed ook want écht van een maaltijd genieten doe je alleen maar in een aangename omgeving. Wij proefden er een Croque Haspengouw, een typisch streekgerecht, en eerlijk gezegd hebben we ons dat geen moment beklaagd. Een driedimensionaal schilderij van fruit, groenten en croque's werd er ons voorgezet terwijl er ons verzekerd werd dat alle ingrediënten uit de streek afkomstig waren. Gezond én smakelijk eten; neen, dat vind je langs de weg niet elke dag op je bord. Moet je beslist eens proberen als je in Haspengouw bent…
Haspengouw is trouwens een streek waar veel smakelijk voedsel vandaan komt. Stroop, een afgeleid product van fruit, behoort eveneens tot het culinaire erfgoed van Haspengouw. Een goed voorbeeld daarvan is de Stroopstokerij Bleus. Dit familiebedrijf dat opgericht werd in 1843 is één van de weinig overgebleven ambachtelijke stroopstokerijen waar appels en peren worden verwerkt. Het verwerkingsproces kan je er gaan bekijken maar volg de raad op van de routegids en blijf er niet te lang plakken want ook de rest van de route is zeker de moeite waard. Met een volle maag is het aangenaam lezen en zo ontdekken we dat Wellen ooit het toneel was van de Bokkenrijders. Alhoewel deze geschiedenis meermalen geromanceerd is voorgesteld is ze oorspronkelijk gesitueerd tegen een sociaal trieste achtergrond ten tijde van de Spaanse Successieoorlog. De streek en de wijde omgeving leefde onder het juk van de uitspattingen van de keizerlijke, Hollandse, Brandenburgse, Franse, Spaanse en Engelse troepen die de bevolking terroriseerden. Na de vijandigheden tussen de mogendheden doolden er in deze streken deserteurs en soldaten rond die zich alles toeeigenden wat ze te pakken konden krijgen.
In 1762 verscheen er in Belgisch Limburg een bende Bokkerijders op het toneel. De activiteiten van de bende bestond uit diefstal, chantage en brandstichting. In Limburg ontstond een ware heksenjacht op de leden van de bende en zoals altijd leidde dat tot excessen. Drossaard Clerx uit Overpelt liet meer mensen berechten dan er ooit Bokkerijders waren geweest: een vijfhonderdtal in totaal. In Wellen werden op twee jaar tijd, in opdracht van de abdis van Munsterbilzen, 27 Bokkerijders ter dood veroordeeld. Zij werden beschuldigd van wandaden in Alken, Gelinden, Herten en Vroenhoven. Hoeveel onschuldigen daarbij veroordeeld werden is niet geweten maar "het recht moest geschieden"… Rijden langs Vlaamse –in dit geval Haspengouwse- wegen is altijd een beetje een ontdekkingstocht. Het landschap, dat zich zacht golvend kilometer na kilometer voor ons uitstrekt, is verrassend mooi. De Japanse kerselaars staan volop in bloei en dat alleen al vormt een prachtige aanblik. De velden liggen er bovendien netjes geploegd te wachten op hun taak, op de dichtbegroeide grasvelden grazen onverstoorbaar koeien en schapen die blaken van gezondheid en in de daartussen liggende bosjes krioelt het waarschijnlijk van leven want de lucht boven ons is vol met vogels van allerlei pluimage. Het meest dominant in het landschap zijn echter de boomgaarden. Hectaren en hectaren zijn hier vol geplant met laagstam fruitbomen. Netjes opgesteld in schier oneindig lijkende rijen wachten ze er geduldig het tijdstip af waarop ze in bloei zullen staan. Hier en daar heeft de bloesem zich echter niet kunnen houden en trotseert het frisse weer dat er nu, eind april, nog even de plak zwaait. Eenmaal de fruitbomen volop in bloei staan beleeft Haspengouw de "bloesemgekte". Dan komen drommen kijklustige toeristen op dit uitgestrekte en frêle sfeerbeeld af. Maar nu is dat nog niet zo en kunnen we ongestoord onze weg ga
Net voor Veulen (inderdaad met een hoofdletter want het gaat hier niet om een jong paard maar om een gehucht) slaan we links af en volgen een weggetje dat blijkbaar naar overal en nergens leid. En dat doen we doelbewust want we willen de Romeinse tumulus zien die naar verluid in dit zachtjes slapende landschap te vinden is. Na wat zoeken zien we inderdaad een kegelvorige molshoop uit de vlakte oprijzen. Het predikaat "molshoop" is hier echter met zekerheid helemaal niet op zijn plaats. Integendeel zelf. Dit Romeinse graf staat bekend als "het graf van Gusthoven" en hier werden heel wat gebruiksvoorwerpen in glas, aardewerk en metaal gevonden wat bewijst dat hier niet Jan en Alleman ten ruste werd gelegd. Via heel wat mooie wegen komen we in Nerem aan. In de Neremstraat ontdekken we een prachtig staaltje van art-nouveau bouwkunst: we staan voor de voormalige chocoladefabriek van Rosmeulen. Het prachtige bouwwerk heeft nog niets van zijn grandeur van weleer ingeboet. De gevel straalt macht en schoonheid uit maar desondanks is de geur van chocolade hier verdwenen. Momenteel is er een tinverwerkend bedrijf gevestigd. Een gemiste kans misschien voor het toerisme want welk een prachtig chocolademuseum zou dit niet zijn. Amerikanen, Japanners en binnenkort wellicht ook Chinezen zouden er zich kunnen vergapen –en tegoed doen- aan de vermaarde Belgische chocolade en er pakken centen achterlaten. Misschien zelfs zonder te beseffen dat er op amper enkele honderden meters daarvandaan de oorspronkelijke directeurswoning staat die ronduit indrukwekkend is. Het gebouw is opgetrokken in de neo-rococo stijl en bewijst dat zowel met het maken van chocolade als het verwerken van tin beslist wel een goed belegde boterham te verdienen valt. De directeur van het tinverwerkende bedrijf heeft namelijk niet alleen de fabriek overgenomen maar ook zijn intrek genomen in dit fantastische huis dat omringd is door een vlekkeloos onderhouden park. Wij, gewone stervelingen zijnde, vangen een glimp van al die rijkdom op van tussen de tralies van de imposante hekkens die het park en de woning omgeven en vragen ons meteen af waarom die arme rijken steeds maar weer achter sterke ijzers worden opgesloten. Inderdaad, veel geld hebben is niet alles… of hebben we het mis? Vanaf Nerem volgen we de route in de richting van Mal en 's Herenelderen. Daar zullen we onze rit voor vandaag beëindigen want we logeren er in het Hotel Bavershof. De manager is ook een motorrijder en dan weet je uit ervaring meteen dat je goed zit. Het Bavershof blijkt gelegen te zijn aan een rustige weg op nog geen honderd meter van de lus die ons normaliter naar Tongeren terug zou voeren. Als we er aankomen worden we meteen hartelijk ontvangen. De motor krijgt een onderkomen in de ondergrondse garage die meteen daarna stevig afgesloten word. Logeer je in het Hotel Bavershof dan ben je dus meteen zeker dat je motor veilig en wel de nacht doorbrengt. Terwijl we ons opfrissen beginnen onze magen te knorren. De Croque Haspengouw die we deze middag verorberd hebben is blijkbaar verteerd, dus nemen we plaats op het terras achter het hotel en bestellen er het nodige om de inwendige mens te versterken. Het is een beetje fris als de zon de kim opvrijt maar dat hebben we er graag voor over. Terwijl we ons tegoed doen aan de perfect klaargemaakte maaltijd die ons voorgeschoteld word genieten we van de rust die het platteland van Haspengouw ons bied. Het drukke leven van alledag lijkt verder weg dan ooit en dat zal nog eventjes zo blijven. Morgen rijden we lus 3 van de Haspengouwse toeristische routes. En de prachtige rit van vandaag in gedachten beloofd dat alleen maar goeds… Nuttige links: Toerisme Haspengouw: http://www.haspengouw.be/ Toerisme Tongeren: www.tongeren.be Toerisme Limburg: http://www.toerismelimburg.be Hotel Bavershof: http://www.bavershof.be/ Boes Café: http://www.boescafe.com/