Haast je naar Aosta (deel 5)
Tekst en beelden: Kris van der Stockt
Geen zaliger gevoel dan de geur van verse koffie en knapperige toastjes om zachtjes mee te ontwaken uit een schone slapersdroom. Ontbijt op bed in alleraardigst gezelschap op een sublieme locatie, zelfs een geboren romanticus heeft niet elke dag deze mazzel. Bovendien was er geen wolkje aan de lucht, namen we met het ochtendritje verder dalinwaarts een gedroomde start en leek Giuliana van het toeristenbureau in Champoluc in geen enkel opzicht op Dolores…
Wat niet wil zeggen dat we geen programma hadden af te werken. De GTR stond pas aan de kant of deze ravissante twintiger nam ons al op sleeptouw naar het hoger gelegen Crest. Vanuit de gondel wierpen we niet alleen een blik op het Monte Rosa-massief maar vooral op de piek van de Matterhorn, de opzichtige verhevenheid die hier gracieus Monte Cervino heet.
De Italiaanse kant van deze bekendste Alpenzoon is dan wel niet zo mooi als het postkaartprofiel in Zermatt, toch hadden we deze keer meer geluk dan in Zwitserland, toen hardnekkige wolkenslierten alle zicht ontnamen. Volgens Giuliana niks abnormaals voor de Cervino die zijn beroemde trekken graag verbergt en eerder geduldige paparazzi beloont met onsluierd ochtendnaakt.
Le canton des Allemands
Net dit schitterend berglandschap onder een stralend zonnetje deed ons met plezier de benen strekken en maakte van de drie kwartier naar het dorp Soussun een meer dan aangename verpozing. Giuliana's mond stond ondertussen niet stil en vertelde honderduit over Monte Rosa, Val d'Ayas en haar bewoners. Zo kwamen we alles te weten over dit tweede hoogste Alpenmassief en hoe de bergen in het verleden veel minder een barrière vormden voor volkeren.
Wie zich er in het geheel niet liet door ontmoedigen, waren de Walsers bijvoorbeeld. Deze rechtstreekse afstammelingen van de Alemanni, die met de stroom der Volksverhuizingen in de 5e eeuw n.C. in beweging waren gezet, waren in de loop der eeuwen steeds verder blijven trekken, zuidwaarts tot in het Zwitserse Wallis en vanaf de 12e eeuw tot in het noordoostelijk deel van Valle d'Aosta dus. Een gebied dat heel toepasselijk "canton des Allemands" werd genoemd door de lokale bewoners en bestond uit een boerengemeenschap die zich voornamelijk had gevestigd op de onbewoonde, hogergelegen gronden en die, ondanks de aparte taal en cultuur, uiteindelijk helemaal vermengd geraakte met de autochtone bevolking. Zo is het dus best mogelijk dat onze eigenste Giuliana Teutoons bloed in haar aderen stromen heeft… zonder dat ze het zelf weet!
Wat de Walsers wel hebben nagelaten, zijn hier en daar enkele nederzettingen hoog in de bergen. Vaak niet meer dan een verzameling van hooguit enkele veredelde schuren, die de laatste jaren een nieuw leven werden ingeblazen door mensen die ver van alle drukte zo onbereikbaar mogelijk willen onthaasten tussen de koeien en de geiten.
Typisch voor de streek is dan ook de rascard of de stadel, een houten schuur met een stenen onderbouw die rust op paddestoelvormige pilaren, bedoeld om de muizen weg te houden. Onderin hielden vroeger mens en dier mekaar warm tijdens barre winterdagen, terwijl de houten bovenverdieping als broodnodige graanschuur werd gebruikt.
Vlaaien, gebak en pizza
Soussun, op bijna 2.000m hoogte, was ooit zo'n Walser-nederzetting. En ook hier wonen blijkbaar opnieuw mensen, althans in de zomer. Vakantie bij de boeren, met je strandstoel en parasol tussen de koeienvlaaien, het is inderdaad eens iets anders dan een driesterren bed & breakfast op het platteland, neem het van me aan.
Terug in Crest gingen we met het kabeltje opnieuw 500m hoger om af te stappen in Ostafa. Nogal wiedes waaierden ook hier tal van wandelpaden in alle richtingen uiteen. In de verte zagen we een marmot het hoofd opsteken en hoorden het beestje onraad fluiten bij de naderende voetstappen van een koppel wandelaars. De lokroep van koffie met taart op het zonneterras van Ristorante Ostafa klonk evenwel des te overtuigender. Zalig gewoon hoe we er met z'n drieën ongedwongen van een welverdiende pauze én een weids panorama genoten. Gezelligheid en sfeer die hoogstwaarschijnlijk enkel tijdens het winterseizoen wordt overtroffen, wanneer tientallen skilatten en evenveel stokken er broederlijk naast mekaar uit de sneeuw steken, trouw wachtend op hun meesters die hier even op adem komen.
Het skigebied van Monte Rosa is met zijn 180 km pistes tussen de hoogste toppen van Europa dan wel niet zo bekend als grote buur Breuil-Cervinia of Courmayeur aan de Mont Blanc, toch heeft dit ook zijn voordelen, want aanschuiven voor de skilift is hier nog niet in het ticket inbegrepen. En zo te zien serveert de ober geen geschnetzeltes of mit Käse überbacken Tirolertoestanden op je bord, maar fijne Italiaanse pasta met een goed glas wijn en zelfs een grappa of génépi voor wie dat wenst. Kortom, een aanrader voor skiërs die wat verder kijken dan hun skilat!
Eten deden we echter beneden in Champoluc; een ovenheerlijke pizza - wat had je anders gedacht? - op het terras van Ristorante Pizzeria Churen. Eenmaal terug op sterkte volgden we met gemak onze gids naar het piepkleine maar onvervalste Antagnod, met recht en rede een uitverkoren plek met absoluut het mooiste zicht op de Monte Rosa.
Vanop dit natuurlijk panoramisch zonneterras ontvouwden zich voor onze ogen één voor één bekende Alpenvierduizenders zoals de Breithorn en de tweeling Castor en Pollux.
De klompenboer van Antagnod
Naast een superieure ligging boven het dal van de Evançon (meer dan 1.700m hoog) en de ontroerende eenvoud van een ongeschonden bergdorp dient ook de cultuurliefhebber niet op slag zijn fototoestel op te bergen in Antagnod.
Aldus huisvest het - in de typische stijl van de streek opgetrokken - Maison Fournier (ooit nog de versterkte woonst van de graven van Challant) een permanente tentoonstelling over Valdostaanse ambachten. Schrik niet van de berenpoot die er onder het balkon hangt… deze behoorde ooit toe aan de laatste beer die hier in de omgeving werd gedood in 1782… door de blote hand van een halve Hercules uit het dorp! En wie van polychroom houtsnijwerk houdt, die moet beslist de parochiekerk van San Martino een keer binnenlopen, want het barokke hoogaltaar zou het mooiste van de hele Aosta-vallei zijn.
Zelf had ik meer oog voor het met bloemen getooide kerkhof ernaast. Met een achtergrond om u tegen te zeggen, zou ik wel in vrede kunnen rusten, dacht ik bij mezelf. De doden eren is in deze streek nog geen verplicht 'heb-je-het-gezien-nummertje' zoals bij ons begin november, zoveel is duidelijk. Tradities zijn in Val d'Ayas - zeg maar in berggebieden in het algemeen - een lang en voorspoedig leven beschoren. Gelukkig maar…
Dat bleek ook uit de afspraak die we hadden met Pierot le sabotier. Deze goedlachse en onmiskenbaar volkse figuur vertelde ons hoe hij zelf de klompenstiel met vallen en opstaan had geleerd van enkele ouderen. Met veel animo kapte, beitelde en polierde hij dat het een lieve lust was en toonde ons in versneld tempo hoe men vroeger op winteravonden voor de ganse familie een 'sabot' uit één enkele stronk Alpenden toverde. Vakmanschap waarvoor je niet naar school kon gaan, maar dat van vader op zoon werd overgedragen.
Want lang voordat iedereen bergschoenen en moonboots aan zijn voeten deed, waren klompen een goedkoop en gedegen schoeisel voor alle seizoenen. Warm in de winter, luchtig in de zomer… en unisex voor groot en klein, jawel! Een aloud maar arbeidsintensief ambacht dat allicht als folkloristisch curiosum in een museum zou wegkwijnen, ware het niet dat de regionale overheid van Valle d'Aosta vanuit een actief steunbeleid voor de nodige impulsen zorgde. En hoewel ik de inwoners van Ayas nu niet direct met klompen aan hun voeten heb zien lopen, ben ik ervan overtuigd dat er overal wel een paar in huis staat. Wie dus eens een authentiek én bruikbaar souvenir mee naar huis wil nemen, is in de coöperatieve 'Li Tsacolé d'Ayas' zeker op het goede adres; wedden dat je d'r mee opvalt? En wens je ze niet meer te dragen, geen nood, dan ogen ze nog steeds lief met bloemetjes op de vensterbank!
Terug in Champoluc hadden we nog wel even tijd voor een korte nabeschouwing… mét ijsje. Giuliana had ons als een toonbeeld van toeristisch-recreatieve exploratie op een aangename manier door haar eigenste streek rondgegidst. Een perfecte mix van inspanning en ontspanning, net zoals vakantie behoort te zijn. Val d'Ayas had met rasse voorsprong beider hart gestolen, dat wist ik nu al.
Kiezen tussen de col de Joux, een opeenvolging van haarspeldbochten tussen Brusson en Saint-Vincent met superb zicht op de Aosta-vallei, of onze allerlaatste date… met Maison Bertolin, de salami-fabrikant met het appetijtelijke Aosta-etiket op zijn bekende Lard d'Arnad en andere charcuterie… geen motard die hierover lang moet nadenken, zelfs niet met een knorrende maag. Voor de GTR zonder meer een onverwacht geschenk uit de hemel dat ie promt beloonde met een gezwinde rit naar boven.
Alsof de duivel ermee gemoeid was, regen vaalgrijze slierten zich inmiddels aaneen tot een weinig goeds voorspellend wolkendek. Vluchten had geen zin en op nog geen tien kilometer van onze stek kregen we dan ook een flink pak voor de broek. Dat de koffers geen drupje hemelvocht binnen lieten en dat het regenpak ter hoogte van m'n vooronder zo lek was als een zeef, diende dat nu echt opnieuw getest te worden? En dat ik geen held ben op spekgladde baantjes die krullen tot je er ongemakkelijk van wordt, dat weten jullie dan ook bij deze…
Wedden dat je wil blijven?
Een warme douche, een romantisch tafeltje voor twee in La Torretta, en kijk, de stemming zat er alweer helemaal in. Ook hier schoven we aan voor de herkenbare Valdostaanse gerechten, eerlijk en ongecompliceerd, maar op voortreffelijke wijze klaargemaakt én gepresenteerd op je dis. Uiteraard met een flesje onafscheidelijke Torrette of wat had je gedacht? Een culinaire mening waarmee ik hoegenaamd niet alleen stond, want geen tafeltje dat niet bezet was, zelfs in volle crisistijd! Vlamingen zijn nu eenmaal Bourgondiërs als het op eten aankomt, dat bewees dat jong gezinnetje dat helemaal vanuit Antagnod, 14km verder, speciaal naar hier was afgezakt om eens lekker te eten!
Ubi bene ibi patria. Waar het goed is, wil je blijven. Een cliché als geen ander, maar soms krijg je een gevoel nu eenmaal niet beter onder woorden. Het afscheid van ons Cupido-verblijf duurde dan ook iets langer dan normaal en na lang treuzelen en beuzelen kreeg ik haar eindelijk achterop. Komaan zeg, nog geen 900km, dat bollen we met gemak toch nog wel eens af naar hier…?
Nu beken ik grif dat die tweedaagse terugtocht, op uitdrukkelijke vraag van mijn madam, al bij al nog niet zo slecht bekeken was. Een ganse dag aan het gas hangen - nota bene op je verjaardag! - om 's anderendaags om den brode weerom te Brusselen, nee, bedankt! Een hemels weertje en een binnendoortraject een sportieve groottoerder waardig, dat klonk nog heel even als "vacanza" in de oren…
Via Francigena
We verlieten Val d'Aoste zoals we het waren binnengekomen, over de SS26 en de SS27 zo langs de Grote Sint-Bernard. Niet via de tunnel - waarom zouden we betalen? - maar op de steile doch verder goed berijdbare pasweg. Hannibal, Caesar, Karel de Grote, Frederik Barbarossa, Napoleon en andere mindere grootheden hadden indertijd ook niet getwijfeld. Vooral het huzarenstuk van de kleine generaal met zijn groot leger in blinkend uniform moet toch heel wat indruk hebben gemaakt op de lokale bevolking, te oordelen naar de kleurrijke karnavalkostuums die in de naburige bergdorpen nog altijd worden gedragen.
Toch is de pas onlosmakelijk verbonden met de heilige Bernard van Menthon die hier in de 11e eeuw een klooster stichtte, maar vooral beroemd werd door z'n grote honden die in de sneeuw verdwaalde, vaak door Saracenen belaagde reizigers moesten zoeken en die dan in het hospice soelaas vonden. Want middeleeuwse pelgrims trokken lang niet alleen naar het Heilig Land of naar Santiago de Compostela. Alle wegen leidden ook toen al naar Rome, de heilige stad bij uitstek. Nog steeds voert de duizend jaar oude Via Francigena menig pelgrim vanuit Canterbury doorheen Frankrijk en Zwitserland over, jawel, de Grote Sint-Bernardpas naar Rome.
De pas, net geen 2.500m hoog, is tevens de geografische grens tussen het Zwitserse Wallis en het Italiaanse Valle d'Aosta. Wij stopten er even, net zoals de vermoeide pelgrim van weleer, om wat gas terug te nemen en vooral om op adem te komen na de adembenemende zichten van het ongemeen ruwe berglandschap boven op de pas. Een meertje, een hotel, wat kraampjes (met pluchen honden!), het klooster en hospice zelf… en moto's, véél moto's. Een genoeglijk zij het ietwat kouwelijk onderonsje die we graag vanachter een laatste cappuccino gade sloegen. Inderdaad, in de zomer kan het hier best druk zijn (in de winter is de pas gesloten en skiet men er).
Net toen we het voor bekeken hielden, wilde een getaande Italiaan op zijn BMW-toerder (?) absoluut weten hoe de mijne zich kweet van zijn taak. Die enkele weken Italiaans voor beginners op het internet waren nipt voldoende om de loftrompet te steken over de concurrent die ik tussen mijn benen had. De jongeman schudde echter vriendelijk maar kordaat het hoofd en maakte me duidelijk dat ie geen boodschap had aan rozengeur en maneschijn uit de boekjes. De naakte waarheid en met name de pure minpunten over de GTR, enkel dat interesseerde de brave man… Geen erg overigens, want na dit weekje intensief rondhossen van hot naar her kende ik mijn "black beauty" door en door, ook die enkele minder welriekende kantjes…
Zo mag het stroomlijnruitje echt wel hoger zijnvoor wie normaal gebouwd is. De nochtans geventileerde kuipflanken geleiden bovendien de warmte van het blok naar plaatsen waar je die niet echt wenst(rijders in jeans en espadrilles wezen gewaarschuwd!).
Edoch, geen gelukkiger man die blindelings op zijn wenken wordt bediend of een journalist wiens onversneden kritiek gehoor mag vinden bij de juiste persoon, in dit geval de ingenieurs van Heavy Industries' groene motorendivisie. De vernieuwde GTR1400 die zeer binnenkort in de showroom staat te blinken, werd warempel op bovenstaande punten drastisch aangepakt. Een volledig hertekende kuip moet niet alleen voor een verbeterde windbescherming zorgen dankzij een hogere ruit, maar ook de bredere zijkanten ervan inclusief een hittewerende kap boven de uitlaatpijp zullen je onderbenen dankbaar naar waarde weten te schatten. En van de snufnieuwe hitech-primeurs onthoud ik vooral de tractiecontrole die je op gladde wegen rustig tussen de lijnen moet houden. Het beste kan nooit goed genoeg zijn en dat geldt zeker voor Kawasaki!
Kijk, koeienpis!
In Bourg-Saint-Bernard, duidelijk al in Zwitserland, voegde het tunnelverkeer zich bij ons en samen zakten we in één langgerekte file af langs de Vallée d'Entremont. We volgden de kantonale hoofdweg 21 tot in Martigny, passeerden opnieuw de waterval met de veelbetekenende naam Pissevache en hadden in Aigle ondertussen al Hauptstrasse 21 omgeruild voor de vertrouwde 9 die ons via Montreux en Lausanne nog een poosje zou vergezellen tot in Vallorbe aan de Franse grens.
Oude liefde roest niet en sinds ik het kasteel van Aigle ontdekte op mijn allereerste grote motorreis, nu toch bijna 20 jaar geleden, keer ik er keer op keer terug. Nostalgie zul je zeggen, maar telkens weer sta ik verbaasd over wat ik als één van de allermooiste plekjes van Europa beschouw. En beste lezers, enkel wat me hoogst dierbaar is, mag hier mee op de foto…
Het beeld van dit sprookjesachtige kasteel met zijn 15de-eeuwse ronde bastiontorens, in perspectief gezet door de zachtjes aflopende wijngaarden op de voorgrond en hoog uittorende Alpentoppen op de achtergrond, weerspiegelt zondermeer de essentie van het kanton Vaud en misschien wel van heel Zwitserland. Niet voor niets prijkt het daarenboven op de kaft van 'Kastelen van Europa', een historisch overzicht van burchten, kastelen en ruïnes dat elke kasteelliefhebber vanzelfsprekend in zijn boekenkast terugvindt. Misschien dat ik een volgende keer toch maar 's het wijnmuseum in het kasteel bezoeken moet…
Praktijk is zo veel beter dan theorie en een glas Chasselas of Fendant op ons vertrouwd terras aan de wandelpromenade van Montreux kreeg ik makkelijker verkocht dan nog maar eens een stop, dit keer voor Zwitserlands meest gefotografeerde kasteel (Chillon, nvdr). Terrasse Bar Bleu van de Nouveau Métropole serveerde er bovendien de bekende populaire gerechten, lekker maar uiteraard aan Zwitsers tarief. Iets wat ik heel wat minder kon smaken, was de bodem van m'n glas na twee armtierige slokjes. Wijnbouw in Zwitserland mag dan nog omwille van het reliëf een kostelijke bezigheid zijn, dat is het ook in Valle d'Aosta, waar ik nergens bekaaid van afkwam.
Exclusiviteit heeft zo zijn prijs en dat was ook de view die we er hadden op het prestigieuze Lac Léman. Toch amuseerde ik me kostelijk met "mensen kijken" vanop ons geprivilegieerd zitje en had ze me de wegenkaart niet doen openvouwen, dan had ik nog een glaasje van hun raclette-drank durven bestellen.
Hit the road, Kris!
Dwars door het zaterdagnamiddagkluwen van Lausanne liet ik me deze keer niet verleiden tot een ongewilde citytour. De GTR zou er niet de minste moeite mee gehad hebben, dat niet. Vlotjes stuurde ik hem niettemin de Franse Jura in. Voorbij Pontarlier ging het zo mogelijk nog vlotter en met de D437 schonk ik 'm in extremis het beste parcours van de week. Bovendien was de dag al flink gevorderd en hadden we dit groen lint langs de Doubs voor ons alleen. Het ideale moment om kilometers lang geheel je eigen tempo en ritme te volgen, "going the pace" als een "master of the road" zoals de Britten het zouden zeggen.
Stoppen deden we dan ook hoogst uitzonderlijk. Zoals bijvoorbeeld voor de Défilé d'Entreroches, langgerekte sedimentaire rotslagen waar de Doubs zich in de loop der tijden langsheen heeft gekronkeld. Eens voorbij Pont-de-Roide zocht ik aansluiting met de A36 om enkele afritten verder in Bavilliers de lege parking van ons F1-hotelletje op te rijden. Het was al tegen tienen toen ik de GTR goed in het zicht aan de ketting legde (het automatische afsluithek was natuurlijk nog niet hersteld!). Een droge biscuit, een blikje cola en een gelukkig vrouwtje wachtten ongeduldig op me boven…
De enige die zich 's anderendaags het dagje "automatische piloot" liet welgevallen, was de GTR. Het Franse Lotharingen is nu niet direct mijn favoriete regio en eenmaal in België werd er enkel nog getankt. Thuis zorgde het antwoordapparaat nog even voor een valse noot. De trillende ondertoon in de scoutsboodschap liet echt wel het ergste vermoeden voor het verdere kamp van onze meisjes. Vals alarm, gelukkig maar, en behalve wat schrammen en blutsen op haar ziel zou mijn jongste - net als haar vader - héél wat te vertellen hebben…!
Wordt vervolgd…
Met dank aan:
Toeristische dienst Valle d'Aosta
www.lovevda.it
tel: +39 0165 23 66 27
e-mail: uit-aosta@regione.vda.it
www.visitaosta.be
Kawasaki Benelux www.kawasaki.be
Olympus Belgium http://www.nl.olympus.be/
Interessante links:
Italiaanse Dienst voor Toerisme
Louizalaan 176, 1050 Brussel
tel: 02 647 11 54
enit-info@infonie.be
Chambres d'hôtes
www.loteisson.com