Argyll (deel 3)

Share

Buiten gutst de regen met bakken naar beneden. De druppels roffelen monotoon op het dak en tegen het raam. De kilte dringt bij het zien van al die nattigheid even tot in het merg van mijn botten door. De bomen buigen onderdanig voor het geweld van de eerste herfststorm en op de radio meldt men dat de orkaan Wilma in Florida aan land is gegaan. Onze reis naar Argyll -waarvan ik nu het slotverslag ga schrijven- ligt alweer enkele maanden achter ons, maar toch herinner ik me alle details, net alsof het allemaal pas gisteren gebeurde...

De nacht is zacht als ongeribd fluweel en hangt als een kunstig gedrapeerd en oneindig groot en zwaar stuk stof over de wereld. De hemel heeft een diepblauwe kleur en is bezaaid met flikkerende sterren. Er staat geen maan, dus kan ik maar nauwelijks iets zien van de omgeving. In de verte fluistert het loch onafgebroken zijn monotone lied tegen de heuvels, zoals het al eeuwen doet en dat is meteen ook het enige geluid dat ik hoor. Op de Fazer ligt er een ragfijn kleed van minuscule waterdruppels. Iedereen slaapt en ik sta moederziel alleen van de rust en mijn sigaret te genieten. In Vlaanderenland moet je tegenwoordig ver zoeken om van een dergelijk tafereel te kunnen genieten, maar hier in de Highlands kan je dat bijna elke nacht. Vooropgesteld natuurlijk dat de regen en de wolken je het zicht op de sterrenhemel niet ontnemen. Maar zelfs al is dat het geval, in Schotland ruikt de nacht meer dan waar ook ter wereld naar rust, mystiek, lang vervlogen tijden en een melancholie die dieper gaat dan de diepste zee… of zou het aan mij liggen en aan dat slaapmutsje dat ik net achterover heb geslagen? Onze rit voor morgen zal ons naar plaatsen brengen die in de vroege geschiedenis van Schotland een heel belangrijke rol hebben gespeeld. We gaan namelijk proberen om letterlijk in de voetsporen van de eerste Schotse koningen te treden. Dat is goed mogelijk want de site waar de vroegste koningen zich lieten kronen bestaat nog steeds, ook al zijn de laatste sporen van de vesting bijna geheel door de natuur verborgen. Maar met een goede reisgids kom je niet overal, zelfs al reis je door de tijd. Net dat deel van reizen trekt me bij nader inzien misschien wel het meeste aan… wordt me hier in de duisternis plots duidelijk. Naast het rijden met de motor natuurlijk, maar daar ben ik me al langer van bewust. Met die gedachte kruip ik in bed en sluit de ogen… 's Morgens wordt ik wakker met de smaak van ijzer in mijn mond. Vaag herinner ik me mijn nachtelijke ontmoetingen met ruige figuren in landschappen die niets werelds hadden. Mannen met lange verwarde baarden; starende, peilloos diepzwarte ogen; blinkende zwaarden en een wind die aan mij rukte dat het een lieve lust was. Als ik naar buiten stap brengt de geur van duizend wilde bloemen en wellicht nog meer welriekende kruiden me tot bezinning. De laatste ochtendnevels glijden over het loch naar hun noodlot toe want de zon is van de partij en lost ze op nog voor ze de tijd krijgen om van ouderdom te sterven. Een kwartiertje later is de lucht hemelsblauw.
In een snel tempo wordt de ochtendroutine afgewerkt. En dat moet ook wel want vandaag staat er heel wat op het programma. We willen langs de noordkust van Argyll rijden en het maximum uit onze dag halen. De Fazer komt zonder morren meteen tot leven als ik hem van de nodige stroom en brandstof voorzie. Monter danst de naald van de toerenteller op en neer om daarna rustig aan het vrijlooptoerental te blijven hangen. Ondertussen met mijn andere hand de dauw van het zadel wrijvend geef ik de motor een goedkeurend schouderklopje. Dan gaat alles plots zeer vlug, de bagage wordt snel aan boord gehesen, we rijden de kampeerplaats af, sturen de neus van de motor in noordelijke richting en rijden gezwind de boorden van Loch Leven af langs de bochtige weg. Ons doel is Loch Linnhe, het loch dat het Caledonisch Kanaal met de Ierse zee verbindt. Het verkeer is helemaal niet druk vandaag en toch voert deze weg –de A828- naar Oban, de belangrijkste stad in dit deel van Schotland. Het weer zit ons ongelofelijk mee want soms lijkt het wel alsof we ons aan één of andere Griekse kust bevinden. Onder de blauwe hemel kijken we over het water uit en zien in de verte de silhouetten van enkele eilanden liggen. Altijd regen en mist in Schotland? Laat het merendeel van de wereldbevolking dit maar blijven geloven, daardoor is hier tenminste rustig gebleven….
Voor we in Oban aankomen wil ik echter Castle Stalker terugzien, één van de mooist gelegen en daarom ook meest gefotografeerde kastelen van Schotland. Thuis heb ik een beeld van dat kasteel en als de wereld om me heen me even te veel wordt kijk ik ernaar, als wil ik mezelf ervan overtuigen dat er ook op datzelfde moment gelukkig nog een andere wereld bestaat. Een wereld die amper ouder lijkt te worden, een wereld waarin alleen de natuurelementen de pas van de dag en de nacht bepalen… Escapisme noemt men dat… en dat klinkt alsof het een ziekte zou zijn, maar mij kan het in elk geval niet schelen; als ik aan een ziekte moet lijden, dan liever aan die dan aan een andere. Als ik de Fazer door de zoveelste bocht heb gestuurd weet ik dat het kasteeltje in de diepte voor mij in een natuurlijke haven ligt te wachten. Met enige moeite parkeer ik de Fazer veilig met zijn neus bergop tegen de steile helling die de weg hier beklimt en stap af. Terwijl ik met één oog van het schitterende schouwspel geniet, haal ik in gedachten verzonken mijn fotomateriaal boven. Castle Stalker ligt mooier dan ooit te voren op ons te wachten; zijn muren stevig verankerd op de rots die als een eiland uit de zanderige bodem van de baai omhoog steekt. We hebben pech, we moeten onze beelden maken met tegenlicht, dus weten we dat ze niet optimaal zullen zijn. Jammer, maar het is nu eenmaal zo….
Castle Stalker is niet zo oud als men wel zou kunnen denken. Het werd in 1495 door Duncan Stuart of Appin gebouwd op de landerijen die hij van koning James IV had gekregen, in ruil voor zijn hulp bij het ten gronde richten van de macht van de Lords of the Isles. Inderdaad, de een zijn dood, is de ander zijn brood. Zoals zoveel kastelen zag ook Castle Stalker woelige tijden aan zich voorbijtrekken. In 1620 werd het veroverd door de Campbells en in 1685 werd het ingenomen door de Stuarts. In 1700 werd het aan zijn lot overgelaten en toen men 1830 als jaartal schreef stond het dakloos te verkommeren. Wat men vandaag van het kasteel kan zien is het resultaat van restauratiewerken die in 1960 een aanvang namen. Het kasteel bezoeken kan, maar daarvoor moet zowel het tij als het weer meezitten. Castle Stalker is namelijk alleen bij goed weer en bij vloed per bootje bereikbaar. Een meer idyllisch boottochtje kan je je maar moeilijk wensen… De camera heeft nog maar eens zijn werk gedaan en met de zilte smaak van de zee op onze lippen rijden we verder richting Oban. Het uitzicht dat ons daarbij wordt voorgeschoteld is zelfs vanop de weg ronduit schitterend. Bloeiende rododendrons ijveren samen met zeezichten om onze aandacht. Maar toch hou ik maar beter de ogen netjes op de weg gericht, want niet alleen moet ik aan de linkerkant van de baan rijden, de weg is ook zeer bochtig en de kustlijn die we volgen kent heel wat niveauverschillen. Soms lijkt het net alsof we op een enorme roetsjbaan zitten. Als het traject dat de weg volgt eindelijk wat rustiger wordt, zien we nog net op tijd een wegwijzer staan die ons naar Dunstaffnage Castle voert. Deze beroemde versterking ligt net voor Oban aan wat ooit het belangrijkste maritiem kruispunt was in de Westelijke Hooglanden. We banen ons een weg door een modern industriepark en denken net dat we verkeerd gereden zijn, als we plots over een smalle betonweg naar een groene kuststrook worden geleid. Links van ons staan grote bomen boven een schier ondoordringbaar struikgewas en aan onze rechterkant ontplooit zich een moderne jachthaven. Naast enkele oude vissersbootjes liggen er honderden moderne jachten verveeld op actie te wachten. Met de prachtige waters onder handbereik een ware schande; maar ja, zo'n knappe boot kost een bom geld en om hem te verdienen en te onderhouden moeten de meeste eigenaars waarschijnlijk hard werken…
Wat in deze scène het leeuwendeel van zijn taak in deze wereld reeds lang heeft volbracht, is Dunstaffnage Castle. De hoge, massief aandoende muren van deze burcht staan al sinds het jaar 1200 op de rotsbodem van dit schiereiland geplant. Volgens de overlevering is deze burcht één van de plaatsen geweest waar de Stone of Destiny of de Stone of Scone, de steen waar alle Schotse koningen op gekroond werden, bewaard werd. Die kwam volgens de overlevering oorspronkelijk uit Ierland, net als de eerste Schotse koningshoofden en werd later natuurlijk door de Engelsen gestolen. Hij bevond zich tot voor kort onder de Coronation Chair in Westminster Abbey. Deze steen, die in het Keltisch de naam van Lia Fail draagt –wat zoveel betekent als "de sprekende steen"- is niet bij toeval door de Engelsen geroofd. Volgens ingewijden draagt de steen een opschrift dat geen uitleg hoeft. Vrij vertaald zegt de inscriptie dat, als het lot enige waarheid bevat, de Schotten koning zijn waar de steen zich bevindt… In 1996 werd de steen terug naar Schots grondgebied gebracht, zevenhonderd jaar nadat hij door koning Edward de Eerste was gestolen. Hij bevind zich nu in Edinburgh Castle. Het feit dat Prins Andrew als vertegenwoordiger van de Engelse kroon de steen naar Schotland terugbracht hield echter jammer genoeg niet in dat er sprake was van een onafhankelijkheidsverklaring voor Schotland. Ook al waren er meer dan 10.000 Schotten bij deze historische hereniging aanwezig…
Dunstaffnage Castle torent hoog boven ons uit. De rotsen waarop het gebouwd is zijn als het ware versmolten met de stevige steenblokken waaruit de dikke muren en torens opgetrokken zijn. Het kasteel werd gebouwd door de Clan MacDougall. Na zijn geslaagde opstand tegen de Engelsen in 1309 gaf Robert de Bruce het aan de Campbell Clan die het in de naam van de kroon mocht beheren. Meer dan 500 jaar lang waren de Campbells de bewoners van deze burcht. Een brand die plaatsvond in 1810 maakte aan deze bewoning echter een einde. Desondanks is het kasteel nog steeds de zetel van de Campbell Captains of Dunstaffnage. Elk jaar brengt de Capitain één nacht door in het kasteel als symbool van zijn recht op het kasteel, dat nu beheerd word door het Department of the Environment. Blijkbaar heeft die Captain geen last van de geest van de in groene gewaden geklede dame die volgens onze Schotse bronnen in deze ruïne dwaalt… Zij heeft momenteel voor het overgrote deel van de tijd enkel konijnen en de vogels als lotgenoten. Die spelen er bij klaarlichte dag dat het een lieve lust is en poseren blijkbaar maar wat graag voor de camera. Het kleine aantal bezoekers dat het kasteel trekt heeft zo zijn voordelen. Het bosje dat zich naast het kasteel bevindt ligt te wachten op nieuwsgierige wandelaars en verbergt de ruïne van een 13 de eeuwse kapel waar menig kasteelbewoner ongetwijfeld enkele van de hoogdagen van zijn leven heeft beleefd…
De Fazer grolt. We rijden terug naar het jaar 2005 en vervolgen onze weg naar Oban, de grootste moderne stad in dit deel van Schotland. Oban, dat ontsprong als een kleine vissershaven, werd in de Victoriaanse tijd plots een stadje met toekomst toen de stoomboten het met Glasgow en Inverness verbonden. In 1880 werd Oban ook bereikbaar via de spoorweg en omdat toen het toerisme naar Schotland in de mode was, groeide het gestaag uit tot wat het nu is; de onofficiële hoofdstad van West-Schotland. Oban telt momenteel ongeveer 8.500 inwoners, maar dat zou je niet meteen geloven als je er de drukte ziet. Inderdaad, het toerisme heeft deze stad gevonden en overal slenteren er mensen, haasten zich reizigers naar de wachtende ferryboten of naar het station, of genieten er gewoonweg van de zon die momenteel gul over Oban Bay schijnt.
Ook wij houden er een uurtje of wat halt en niet in de laatste plaats om er de innerlijke mens te versterken. Net aan de haven vinden we een gezellige tent waar ze ons tegen een schappelijke prijs te eten willen geven. Als dat maal naar binnen is gewerkt kan mijnlevensgezellin het niet laten om even het shoppingscenter in te duiken. Ik hou mijn hart al vast, want je weet hoe vrouwen zijn; je mag ze nog duizend keer vertellen dat je geen plaats hebt op de motor om hun nieuwe aankopen naar huis te brengen, toch kunnen ze het niet laten om ondanks alles met een nieuwe aanwinst op de proppen te komen. Ikzelf ga aan de reling staan naast enkele bejaarde Schotse vissers en kijk uit over de haven. Vanonder hun pet houden die met kennersogen de verrichtingen van de ferry's en de vissersbootjes in de gaten die in een niet aflatende stroom de baai in en uit varen. Een aantal drieste meeuwen krijst boven ons hoofd, de dag is nog jong en het leven kan wat mij betreft niet mooier zijn. Plots stoot één van de zeebonken mij aan en wijst naar het water. In de kabbelende golfjes van de baai steekt er een hoofdje boven op amper 20 meter van de wal. Een zeehond kijkt de gekte van de mensen even aan en kiest dan snel weer voor de rust die onder de zeespiegel heerst. Ik heb hem nog juist op tijd op film kunnen vangen en dank de oude zeeman voor zijn opmerkzaamheid. Met een vriendelijke knipoog vanonder zijn zeemanspet maakt die mij duidelijk dat het hem een plezier was om me op dit tafereeltje attent te maken. Vriendelijke mensen toch die Schotten; het is deels daarom dat ik zo aan hun land verknocht ben geraakt…
Het stalletje met gebakken zeevruchten heeft al heel wat zaken gedaan tegen de tijd dat we terug klaar zijn om op pad te gaan. Nog even halen we de landkaart boven om de weg te memoriseren die we nu willen nemen en dan gaan we op pad. We verlaten Oban in westelijke richting en zien na enkele kilometers meteen dat dit de weg is die ons naar minder door de mens bewoonde gebieden zal leiden. De hoeveelheid verkeer waarmee we de wegdelen daalt zienderogen en een tiental minuten later verdwijnen ook de wegmarkeringen. We hebben de baan zo goed als voor ons alleen en rijden over een weg die steeds smaller wordt tot er uiteindelijk slechts één breed baanvak overblijft. We genieten van de rit want de weg slingert zich op en neer en van links naar rechts door het landschap. Het gaat door bosjes en langs kleine riviertjes, door kleine gehuchten en over golvende heuvels. Het asfaltlint en de occasionele wagens die we tegenkomen zijn de enige bewijzen dat we ons nog steeds in het jaar 2005 bevinden; het landschap is op enkele boerderijen na zo ongerept dat er geen leeftijd valt op te plakken. Bij een brug over een riviertje houden we halt. Er is een midget –een kleine stekende vlieg- in mijn helm gedrongen en die wil ik kost wat kost kwijt geraken. Maar blijkbaar heeft dit piepkleine insect ons in een hinderlaag gelokt want van zodra we stilstaan staan er honderden van zijn soortgenoten klaar om ons een warm welkom te heten. Waar ze vandaan komen weten we niet, maar in een mum van tijd zijn we beiden met een zwerm van midgets omgeven. Ook de Fazer ontsnapt niet aan hun stekende nieuwsgierigheid. Gelukkig heeft die blijkbaar van hun dorst naar bloed minder last dan wij, zodat we ons om onze eigen veiligheid kunnen bekommeren. Ons speciaal middeltje tegen insecten en een tweetal sigaretten komen er aan te pas voor we de bijna onzichtbare vijand eindelijk kunnen dwingen om de aftocht te blazen. Eerst dan valt de stilte op die ons omgeeft. Enkel het geluid van het kabbelende beekje dat sinds mensenheugenis onder het oude brugje doorstroomt verbreekt de stilte, samen het getjilp van enkele vogels die onzichtbaar in de bomen zitten verborgen. Er beweegt geen blad aan de takken, het hoge groene gras staat stijf te luisteren naar wat we elkaar vertellen. En dat is niet veel, want eerbiedig voor deze toverachtige omgeving wisselen we slechts enkele woorden.
Een blik op de klok leert ons dat we nog slechts een uurtje de tijd hebben voor de zon aanstalten zal maken om naar bed te gaan. Willen we ons einddoel bereiken, dan zullen we moeten voortmaken. Toch kan ik het niet over mijn hart krijgen om de Yamaha de sporen te geven. De kronkelende weg zit vol verrassingen en om hier een schuiver te riskeren moet je wel gek zijn. Tegen de tijd dat er hier hulp opdaagt hebben de pieren je al lang te pakken… Enkele kilometers verder beseffen we dat dit geen gekke keuze was: er ligt een auto in de berm en de chauffeur loopt ongedeerd -maar duidelijk uit zijn lood geslagen- samen met een toevallige voorbijganger naar diens wagen. Van de spiksplinternieuwe Ford blijft slechts een banaanachtige versie over. Aan de bandensporen kunnen we zien dat deze jonge David Coulthard in wording zijn bocht heeft gemist en zo met een rotvaart in het decor is beland. En aangezien hier geen grindbakken zijn is dat uitstapje hem en zijn wagen heel slecht bekomen. Snel rijden is leuk, maar heelhuids aankomen is leuker, denk ik bij mezelf en besef dat we nog maar enkele kilometers van ons doel zijn verwijderd.
Net voorbij Kilmartin moeten we Dunnad Castle vinden. Dat kasteel komt in bijna geen enkele reisgids voor, maar we hebben fatsoenlijk ons huiswerk gemaakt. Desondanks moeten we goed uitkijken willen we Dunnad Castle niet voorbijrijden want van het bouwwerk is naar het schijnt niet veel meer over. Traag rijdend merken we een 50 meter hoge heuvel op die we er gevoelsmatig van verdenken om de juiste locatie te zijn. We krijgen afgaande op een piepklein bordje langs de weg gelijk en slaan een smal weggetje in dat naar de voet van de heuvel leidt. In de schaduw van die molshoop staan enkele witte huisjes opgesteld, als waren het wachters. We parkeren de Fazer, grijpen de camera's en beginnen de steile heuvel te beklimmen. Vanaf de eerste meters duiken we moeiteloos eeuwen terug in de tijd. Hier hebben meer dan 2000 jaar geleden de heersers van het toenmalige Schotland hun laarzen in het gras gedrukt; hier werd honderden jaren lang de prille geschiedenis van een ooit machtig Schotland bedisseld; hier waait de wind nog net zo hard als in die tijd, als wil hij ons verhinderen om de top te bereiken. Dunnad Castle ontstond omstreeks 500 jaar voor het begin van de christelijke tijdrekening. Het was de hoofdplaats van het koninkrijk Dalriada, dat later tot Alba en nog later tot Schotland zou uitgroeien. De oorspronkelijk uit Ierland afkomstige Scoten vestigden zich hier in Argyll in steeds grotere aantallen en hebben uiteindelijk de oorspronkelijke bewoners, de Picten, overwonnen. In 843 mocht Kenneth MacAlpin, King of the Scots of Dalriada, zich ook de koning van de Picten noemen. Maar de grootheid van Dunnad Castle was toen reeds zo goed als voorbij. Deze burcht, die niet minder dan 1300 jaar lang de hoofdplaats van Dalriada was geweest, werd omstreeks 850 door de kroon verlaten omdat de Vikings steeds opdringeriger werden. Het hof verhuisde naar Scone, nabij Perth. De gloriedagen van Dunnad waren voorbij... Nu, nog eens 1200 jaar later, blijft er van Dunnad Castle niet veel meer over. Tussen het gras dat de heuvel begroeit steken hier en daar kniehoge resten van door de mens gebouwde muren de kop boven. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat de versterking over niet minder dan vier verdedigingsniveaus beschikte en dat er een meestentoren boven op de top van de heuvel stond. Pas eeuwen later zouden de Normandiërs dezelfde manier van versterkingen bouwen in Engeland introduceren. De wind waait steeds harder naarmate we de top van de heuvel naderen, maar dat stoort ons niet, integendeel zelfs, we hebben het gevoel dat het zo hoort als je zo diep terug in de tijd wilt reizen.
Als we de top van de heuvel bereiken wacht ons een schitterend schouwspel. De vergezichten die we er voorgeschoteld krijgen zijn ronduit verbluffend. Mijlenver kan je zelfs zonder verrekijker elke menselijke of dierlijke activiteit zonder problemen in de gaten houden. De heuvels van het vasteland verdwijnen in een waas van snel opkomende avondmist, maar dat maakt het beeld alleen maar sprookjesachtiger. Na wat op adem te zijn gekomen rukken we ons los van de verbijsterende vergezichten en gaan tegen de restanten van een muurtje in het gras zitten. Schuilend tegen de wind, zoals men hier 2.500 jaar geleden wellicht ook heeft gedaan, genieten we van de niet te negeren sfeer die er op deze plaats heerst. Op deze plaats, die al bij al slechts een heuveltop is met een diameter van amper 20 meter, werden de koningen van Schotland gemaakt, gekroond en wellicht ook opgebaard nadat hun weg in dit leven beëindigd was.
Een beetje verward door de indrukken die op ons af komen bladeren we dicht bij elkaar zittend door onze reisgids en vinden er een passage die ons vertelt dat er zich op Dunnad Castle een steen bevindt waar duidelijk een voetafdruk is in uitgehouwen. Volgens de archeologen was het bij de Scoten gebruikelijk dat de kandidaat koningen, met hun voet staande in deze uitsparing, tot heersers werden gekroond. In de ondertussen door de wind gegeselde heuveltop gaan we naarstig op zoek naar die bewuste steen en na enig zoeken vinden we hem ook. We wisselen geen woord want boven het gieren van de wind uitkomen zou bijna niet mogelijk zijn. Ik besef dat onze reis emotioneel gezien hier ten einde is en kan het niet laten. Met mijn rechtervoet in het eeuwenoude voetspoor van de koningen staande neem ik in alle stilte afscheid van het land dat ons al zovele keren bedeesd, maar ook warm en gul onthaalde. Zonder het aan mijn vriendin te vragen zweer ik in de stilte van mijn helm dat ik hier ooit nog eens terugkom. Moge mijn eed de goden van de Scoten en de geesten van de krijgers die hier ronddwalen behagen…

Interessante links: Argyll & Bute Council: http://www.argyll-bute.gov.uk/ Schots bureau voor tourisme: http://www.visitscotland.com/ P&O Ferries: http://www.poferries.be Kings House Hotel: http://www.kingy.com/ Weetjes over Schotland: http://www.undiscoveredscotland.co.uk Inverary Castle: http://www.inveraray-castle.com Yamaha: http://www.yamaha.be