Zuid Beveland en Walcheren
Wie genoeg heeft van de drukke Belgische kuststreek moet niet persé de verre einders gaan opzoeken in een afgelegen land. Bij onze noorderburen valt er ook heel wat moois te ontdekken en dat kan zelfs al in een tijdspanne van amper één dag. Wij trokken naar het zuiden van de provincie Zeeland en lieten er ons leiden door een stralende zon op een blauwe hemel, door de geur van de immer nabije zee en de smaak naar meer.
Om vanuit het noorden van Oost Vlaanderen op Zuid Beveland te geraken kon je vroeger vanuit Breskens een overtocht per schip maken naar Vlissingen, maar de vooruitgang heeft deze aangename korte bootreis naar de geschiedenis verdrongen. Wij moesten dus de lange tunnel in ter hoogte van Terneuzen, die ons onder de Westerschelde naar Ellewoudsdijk en de streek onder Middelburg brengt. Die reusachtige betonnen konijnenpijp heeft men heel origineel de Westerscheldetunnel gedoopt –in de lage landen is alles toch zo voorspelbaar- en die tunnel is zo maar eventjes 6,6 kilometer lang. Het verschil van reizen tussen vroeger en nu is dan ook indrukwekkend: in plaats van over het water te kunnen staren tijdens de overtocht keken we nu gedurende lange tijd uit naar een streepje daglicht aan het einde van deze lange tunnel. Van vooruitgang gesproken… het gezonde verstand heeft dus ook hier duidelijk niet geprimeerd!
Op het moment dat we de tunnel uitrijden schijnt de zon gelukkig nog altijd in al haar glorie. We zetten meteen koers naar Yerseke want dat dorpje wilden we zeker als eerste op onze rit aandoen. Yerseke mag dan wel klein zijn, het is met name in Vlaanderen zo goed als wereldbekend. Het plaatsje dankt die wereldfaam aan een klein schelpdier dat door ons én de Nederlanders erg goed gesmaakt wordt. Inderdaad, dit is de plek waar de Zeeuwse mosselen worden gekweekt. Veel is er van die activiteit daar in Yerseke aan het einde van de maand juni niet te merken. Toeristen treffen we er ook nauwelijks aan, waarschijnlijk omdat we het ons gepermitteerd hebben om midden in de week op uitstap te gaan. Juist, de boog kan voor ons ook niet altijd gespannen staan…
Na een drankje te hebben genuttigd op een op ons na volledig verlaten terras, werpen we een laatste blik op de jachthaven van het slaperige Yerseke en rijden door de al even desolate straten het dorp uit. We volgen de kustlijn in westelijke richting en wel met een heel goede reden voor ogen. Iemand uit ons gezelschap wist immers een plaats zijn waar je wilde oesters kunt trekken en dat lieten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen. Met de citroenen en de pepermolen in de tanktas en het oestermes in de aanslag volgden we onze speurneus-lekkerbek en levensgenieter naar de juiste locatie. Vanaf de weg, die vlak naast de waterkant loopt, blijkt bijna uit niets dat hier die begeerde luxeartikelen zomaar voor het rapen liggen, maar onze gids was blijkbaar goed op de hoogte want het duurde verrassend kort voor we zijn stoplicht zagen oplichten en het gezelschap tot stilstand kwam. Nauwelijks tien minuutjes later was het smullen geblazen. De levensverse oesters smaakten heerlijk, een kalm briesje woei over het water, het uitzicht was prachtig en… we moesten voor één keer genieten om ons werk gedaan te krijgen. Het leven heeft toch soms wel erg mooie kantjes!
Met een licht hongergevoel in de maag –met een voorgerecht alleen nemen we onder deze omstandigheden geen genoegen- vatten we daarna het volgende deel van ons traject aan. We rijden door prachtig groene velden die dooraderd zijn met brede grachten. Ook de zee is nooit ver weg, al moeten we hier eigenlijk spreken van de monding van de Schelde. Het zou ons echter die dag een zorg wezen, de vakantiestemming zat er goed in bij het verzamelde gezelschap en dat mocht een topografisch iets minder correct gegeven zeker niet vergallen. Net voor Wemeldinge steken we het kanaal over dat de Oosterschelde met de Westerschelde verbindt. Dat kanaal is best breed en dat mag ook wel, want het wordt druk gebruikt door de pleziervaartuigen die zich op een snelle en eenvoudige manier van de Westerschelde naar de Oosterschelde willen begeven. En dat zijn er nogal wat: in dit deel van Zeeland alleen al liggen er waarschijnlijk meer jachten dan aan de gehele Belgische kust. Ook heel wat kapitaalkrachtige landgenoten van ons hebben er een plekje gevonden voor hun schip. Wat had je anders verwacht met die gratis oesters vlak in de buurt? Van écht eerlijk te zijn wordt je namelijk nooit heel rijk...
Na het kruisen van het kanaal zoeken we zo goed en zo kwaad als mogelijk terug de kustlijn op. Kleine wegen voeren ons over een wereld die constant strijdt tussen het meesterschap van lucht, land en water. Er is bijna geen kat op deze wegen te zien en we schieten dan ook goed op, ondanks het uitgesproken toeristische tempo dat we er op nahouden. Net voor we Wilhelminadorp bereiken staan we plots voor een fraai uitzicht: de buitenwijken van dit stadje zijn prachtig aangelegd op een stramien van mooie brede sloten. Het lijkt wel een stukje Venetië en de bootjes liggen er tot net voor de achterdeur aangemeerd. In Nederland kunnen ze dus toch wel mooie wijken aanleggen waar het aangenaam wonen moet zijn. Wat zouden we die dag nog allemaal leren… In het centrum van Wilhelminadorp stoppen even om wat frisse drankjes te kopen -onze koelbox had het feestcomité blijkbaar te groot bevonden- en zetten daarna koers naar het Veerse Meer. Reeds vanuit de verte zien we de Zandkreekdam, die de scheiding vormt tussen het meer en de Oosterschelde, voor ons opdoemen. Voorbij die dam hebben we onze middagpauze gepland en deze wetenschap geeft ons even vleugels. Als we aan de boorden van het meer afstijgen waait er een stevige bries over het water, maar dat kan ons niet deren. Met wat kaas en brood uit het vuistje en een slok of wat fris vermoorden we onze honger en genieten intussen van het zicht op de zeilschepen die hier voorbij komen. Sommige schippers zijn duidelijk niet écht bedreven want tegen de wind in varend moeten enkelen het onderspit delven tegen de elementen terwijl anderen hun schip schijnbaar moeiteloos en pal op de wind door de golven doen scheren. Ook hier is stuurmanskunst dus heel belangrijk, zelfs al zijn er nergens wielen te bekennen.
Het Veerse Meer is eigenlijk geen echt natuurlijk meer, maar wel een afgesloten zeearm die Noord Beveland van Zuid Beveland scheidt. Het is een paradijs voor watersporters en aan de oevers kan je heerlijk fietsen, rolschaatsen, vissen, luieren, naar de Zeeuwse- en andere meisjes lonken en natuurlijk ook met de motor rijden. Zijn huidige vorm heeft het Veerse Meer nu al ongeveer 40 jaar. In het westen wordt het van de zee gescheiden door de Veersedam en aan de oostkant dient de Zandkreekdam als eindmarkering. In 1961 werden de sluizen van de dammen gesloten en vanaf dan had het getij van de Noordzee geen vat meer op het aldus ontstane Veerse Meer. De grote overstromingen uit de jaren 1950 hebben deze ingrepen op hun kerfstok staan. Onder andere het stadje Veere verloor er wel zijn vissersbestand door, maar dat kan niet opwegen tegen de veiligheid van de bewoners van deze streek. In totaal is het Veerse Meer ongeveer 22 kilometer lang en het is op sommige plaatsen anderhalve kilometer breed. De maximale diepte van het water is er op sommige plaatsen bijna 20 meter. Het is een watermassa die ongeveer 1700 hectaren beslaat en dan ook ruim de plaats biedt voor recreatie.
Na een uurtje luieren in het hoge gras beslissen we dat we genoeg gezien hebben en zoeken terug onze motoren op. Onze rit gaat verder naar Veere, één van de meest sympathieke stadjes dat Zeeland rijk is. Als we er aankomen doet het stadje bijna middeleeuws aan. Het is er rustig, maar toch zijn er wat toeristen die net zoals wij van het goede weer genieten. Vanaf een terrasje horen we hen vooral Duits praten, maar een grote groep bejaarde fietsers brengt daar verandering in. Met een zware Amerikaanse tongval spreken ze elkander toe. Hun huid is bruingebrand door de zon en ze zien er allemaal in een heel goede conditie uit. Van vreemdelingen kijken ze in Veere echter al lang niet meer op. Reeds honderden jaren lang is dit stadje zowat een smeltkroes van culturen geweest. Vanaf eind de jaren 1200 heeft men bijvoorbeeld in Veere handel gedreven met andere landen. In de haven van Veere konden dan vanuit de Noordzee de handelsschepen terecht die de Europese kusten bevoeren. Dat die activiteiten rijkdom met zich meebrachten laat zich aanzien: het stadhuis, de grote kerk, de vestingsmuren en tal van andere mooie oude gebouwen getuigen daarvan. Ook militaire budgetten werden hier aan land achtergelaten: heel wat Veerenaars verdienden omstreeks 1550 veel centen door het uitrusten van oorlogsschepen. Vijftig jaar later was Veere het toneel van het vertrek op verre reizen; van hieruit vertrokken vele schepen naar Sumatra. De Verenigde Oostindische Compagnie en andere compagnieën bevochten in die tijd onderling de winstgevende handel in specerijen, die toen zo goed als hun gewicht in goud waard waren. Aan die gloriedagen kwam echter een eind en omstreeks 1700 bereikte de economie van Veere een echt dieptepunt. De eens zo welvarende gemeenschap kalfde af en ook de bezetting door de Fransen deed de streek geen goed. Visserijactiviteiten hielden de stad nog maar net in leven. Veere kreeg de twijfelachtige reputatie dat het een zo goed als verlaten stadje was en dat bracht uiteindelijk de redding. Kunstenaars kwamen er zich vestigen en in hun spoor volgden de toeristen. Die laatsten komen er nog en wel van dichtbij en van ver en in grote hoeveelheden. Maar gelukkig voor ons niet op een weekdag in juni. Af en toe een beetje rust kan voor niemand kwaad...
Na nog maar eens een zonovergoten terrasje verblijden we Veere met het wegstervende geluid van onze motoren. We zoeken meteen weer de kleine baantjes op die vlak onder de noordkust van Walcheren lopen en komen zo terug terecht in een prachtig polderlandschap. Al snel rijden we echter achter hoge dijken die het land tegen de zeewinden moeten beschermen. En die liggen er niet voor niets: de zeewind rukt met volle overtuiging aan onze motoren wanneer hij daar de kans toe krijgt en zo brengt hij ons op het idee om ook de branding eens te gaan bekijken. Wanneer we in de omgeving van Westkapelle de open zee in zicht krijgen, wacht die ons op met een indrukwekkend schouwspel. De golven werpen er zich met ware doodsverachting en met wild schuimende kragen op de verharde voeten van de dijken. Vlokken schuim vliegen ons in het gezicht en de wind is bijna sterk genoeg om ons gewicht te dragen. We genieten van het geweld van de elementen en laten er ons eens goed uitwaaien. We maken ons de bedenking dat dit een uitgelezen plaats moet zijn om een herfststorm op de gevoelige plaat vast te leggen en griffen dat gegeven in ons achterhoofd. Die tunnel zal dan wel héél goed van pas komen...
Zodra we de kust verlaten en via Zoutelande en Koudekerke koers zetten naar Middelburg om vandaar uit terug de Zeelandtunnel in te duiken luwt de kracht van de wind opmerkelijk. We hebben de tijd niet meer om het ongetwijfeld ook heel interessante en mooie Middelburg te bezoeken en nemen ons dan ook maar voor om dat op een andere keer te doen. "Wat je doet, moet je goed doen" hebben ze ons altijd voorgehouden en dat idee dragen we nog altijd met ons mee. De invloed die moeders op hun loeders hebben is toch écht niet te onderschatten...