Scottish Borders (deel 4)

Share De ene mens is al meer geneigd om de hem voorgekauwde wegen te volgen dan de andere. Wij hadden voor deze etappe van onze zwerftocht door de Schotse Borders voor een combinatie van de twee gekozen. We zouden ons baseren op de door Motorcycle Scotland uitgestippelde route die op hun website als de St. Abbs Border Hug Route te boek staat en daar een eigen versie van brouwen. De reden daarvoor? Onder andere de vondst dat er in Kelso een antiekmarkt werd gehouden en die wilden we bezoeken…

Met een hartverwarmend Scottish breakfast onder de gordel werden de twee Triumph Tigers bestegen. In de koffers van de Tiger 800 de foto- uitrusting en in die van de Tiger 1050 SE de regenpakken, wat flesjes drank en de verbanddoos. Je weet tenslotte maar nooit wat je kan overkomen als je over weinig gebruikte wegen door een uitgesproken ruraal landschap trekt… Landelijk, dat woord wordt te pas en ten onpas gebruikt in tijdschriften die handelen over idyllische en pastoraal aandoende architectuur en binnenhuisinrichting. Wanneer je vanuit Moffat de A708 oprijdt en in noordwestelijke richting volgt, besef je al na amper een kilometer gereden te hebben dat de werkelijkheid van het aldaar getoonde landschap met geen pen te beschrijven is.
De smalle, maar desondanks nagenoeg perfect geasfalteerde weg loopt zowat evenwijdig met de rivier Moffat Water die zich kronkelend een weg zoekt in het heuvellandschap. De heuvels zijn merendeels bedekt met heide, maar af en toe zijn de hellingen ook bedekt met een dicht deken van naaldbomen. Dat laatste is een gevolg van een relatief nieuwe activiteit in Schotland. Met bosbouw probeert men zowel de erosie van het land als de werkloosheid te lijf te gaan. Op zich mooi maar met toch ook een schaduwkantje; de typische, oorspronkelijke bebossing in Schotland bestaat uit loofbomen, maar die is in de loop der eeuwen zo goed als volledig weggekapt.
Na iets meer dan 20 kilometer gereden te hebben kregen we op onze linkerkant zicht op twee elkaar opvolgende watermassa's. Het Loch of the Lowes en het daarnaast gelegen Saint Marys Loch vullen de diepte tussen een aantal heuvels en worden gevoed door ontelbare riviertjes, die zowel permanent als occasioneel water van de heuvels naar de lochs voeren. Toen we bij de oever van de lochs afstapten om beelden te schieten, konden we hun fluisterend gesprek met het opkomend briesje horen, zo stil was het in de schoot van Moeder Natuur…
We hadden echter nog een tocht van dik 250 kilometer voor de boeg, dus verdwenen de camera's al snel weer in de zijkoffers en op een fikse draf werd de tocht in westelijke richting verder gezet. De weg naar Selkirk, nog steeds de A708, voerde ons door soms echt wel dicht beboste landschappen. Niet zelden stak een ruïne aarzelend zijn verweerde hoofd boven de bomen uit, afgewisseld met de afgeronde kale heuveltoppen die zo typisch voor Schotland zijn.
Selkirk hadden we al eens eerder bezocht, dus reden we zonder er te stoppen door de kern van het kleine stadje. De Zümo 660 loodste ons feilloos naar de A699, de weg die we gepland hadden om van Selkirk naar Kelso te rijden. Al gauw kwamen we aan onze linkerkant de rivier Tweed tegen. Een waterloop die zelfs ver buiten Schotland is gekend. De Tweed is iets meer dan 150 kilometer lang en loopt als een rode draad door de Borders. Hij ontspringt net als de River Arran enkele kilometers ten noorden van Moffat om uiteindelijk, gevoed door een rij van zijrivieren, bij Berwick-Upon-Tweed in de Noordzee uit te monden. De bedding van de rivier is oorspronkelijk gevormd door een ijsstroom, welke zich in de laatste ijstijd vormde. Nu is het een van de meest bekende zalmrivieren van Schotland.
De rivier zou ook zijn naam gegeven hebben aan de tweedstof. Het uit wol geweven fabricaat is goed wind- en waterwerend en behoort daardoor al jarenlang tot de basisproducten van de couturiers die klassieke kledij ontwerpen en vervaardigen. Van tweedstof was er op weg naar Kelso echter maar weinig te zien geweest. Op gebied van natuur en architectuur des te meer. Net voor Kelso vertaalde zich dat in een zicht op Floors Castle; de thuisbasis van de 10de Duke of Roxburghe. Gebouwd in 1721 door de 1ste hertog van Roxburghe is het de dag van vandaag toegankelijk voor het publiek. Maar ook als stop je er niet, het beeld van het majestueuze kasteel dat over de rivier Tweed uitkijkt, is prachtig en laat tot de verbeelding spreken.
En dat niet in het minst omdat recht daartegenover, op de oever vanwaar je het kasteel ziet, ooit Roxburgh Castle stond, een 12de eeuws bolwerk dat net als het gelijknamige geslacht dat het bewoonde een belangrijke rol heeft gespeeld in het eeuwenlange dispuut om de macht tussen Engeland en Schotland. Van de ruïnes is de dag van vandaag maar weinig over. Sommigen beweren echter dat Roxburgh Castle het mythische Camelot is, al zijn er wel meer plaatsen die daarop aanspraak maken. De weg naar Kelso voerde ons vlak onder de wallen die ooit de muren van het Roxburgh Castle steunden. En dan kwam over het water van de Tweed Kelso in zicht, wellicht op dezelfde manier als het dat al honderden jaren deed. Een beetje schuchter, als verschool het zich niet alleen achter de rivier maar ook achter de bomen en bosjes die de oevers sieren.
Kelso bereik je door over de oude, massief stenen brug te rijden. Je wordt er meteen ondergedompeld in een sfeer die zo goed als tijdloos is. Ware het niet dat er auto's rijden, je waande je moeiteloos enkele honderden jaren terug in de tijd. Kelso is, zoals zoveel plaatsen in West-Europa, ontstaan naast een klerikale gemeenschap. In 1128 werd met de bouw van Kelso Abbey begonnen en daarmee werkte het als een magneet op de lokale bevolking. Iedereen wilde wel een graantje meepikken van de welvaart die de bouw van een dergelijke grootheid met zich meebracht. Kelso werd een marktstad en floreerde, ook al heeft de reformatie in de 16de eeuw de val van de abdij en haar macht in de hand gewerkt. De bekende 18de eeuwse auteur Sir Walter Scott noemde Kelso "the most beautiful if not the most romantic village in Scotland". Komende van de man die een waslijst van prachtige literatuur bijeenschreef - waaronder Ivanhoe - bepaald een compliment dat kan tellen!
En Kelso maakte voor ons nog altijd die reputatie waar. Ook al was de antiekmarkt net die dag dat we er waren een weekje uitgesteld. Kuierend door de straten tref je er bouwwerken aan die de rijke historie van deze stad schetsen. Opvallend is dat bijna al die historische gebouwen de dag van vandaag nog altijd in gebruik zijn en niet zelden als woning dienst doen. Stedelijke ontwikkeling met respect voor het verleden noemt men dat, iets wat zich in ons land voornamelijk beperkt tot het behouden van enkel de gevels van oude gebouwen maar dus in Schotland duidelijk anders is.
Van de eens zo machtige abdijgebouwen is thans nog maar een schaduw over. Een indrukwekkende schaduw die als de knekels van een oude draak welke half begraven ligt boven de grond uitsteken. Aan de zwaartekracht trotserende resten is duidelijk te zien dat deze abdij van heel wat luister was voorzien en dus over een niet onaanzienlijk kapitaal beschikte.
Enkele nauwkeurig gerestaureerde wandelgangen geven haarfijn weer in welk gesofistikeerd kader die "eenvoudige" mannen van God ooit leefden. En zeggen dat Jezus, althans volgens de Bijbel, geen steen had om zijn hoofd op neer te leggen… Volg je vanuit Kelso eerst de B6350 en daarna de A698 dan kom je na niet zo lange tijd net als wij in Berwick-Upon-Tweed terecht. Je rijdt er over een brug die de monding van de Tweed overspant. Vanop die brug krijg je ook de mooie 659 meter lange Royal Border Bridge te zien, die het spoor draagt dat zich langs de kust van de Noordzee naar boven werkt en het noorden en het zuiden van Groot-Brittannië met elkaar verbindt. De mid 1800 opgetrokken brug telt 28 bogen en verheft zich 38 meter boven de Tweed River.
Berwick, de meest noordoostelijk gelegen stad van Engeland, is waarschijnlijk oorspronkelijk door de Vikings gesticht. De nu nog geen 12.000 inwoners tellende gemeenschap deelde natuurlijk in de oorlogsjaren tussen Engeland en Schotland flink in de klappen. Vandaag is het een rustig stadje dat zich bij goed weer tegoed doet aan de zon die weerspiegelt op de Noordzee. We reden verder in noordelijke richting op de A1 toen we de afslag naar Evermouth namen. De A1107 voerde ons vervolgens verder langs de kust in de richting van een minuscuul plaatsje dat de naam Cove draagt. In het gehucht dat boven Cove op de klippen ligt, lieten we de Tigers achter.
Vandaar moesten we te voet verder, enkel op die manier kan je als bezoeker naar het schilderachtige Cove afdalen. Je maakt daarbij gebruik van een pad dat langs de klippen naar beneden loopt. Soms moesten we weggeslagen houten bruggetjes trotseren en dat deden we dan ook. Hetgeen beneden wachtte was de moeite waard, had men ons verzekerd…
En dat was ook zo. De natuurlijke haven van Cove is naar verluidt al in gebruik sinds de 16de eeuw maar het zou ons niet verwonderen mochten er al veel vroeger mensen van deze mogelijkheid gebruik gemaakt hebben. Pas later is de mens de natuurlijke haven verder gaan uitbouwen, zij het op beperkte schaal. De huidige voorzieningen dateren van begin de jaren 1800 en omvatten een gemetste havenmuur, enkele huisjes en een gangenstelsel uitgehakt in de klippen.
Ooit woonden er een twintigtal gezinnen, maar nu is het geheel een beschermd gebied. Dat het zover is kunnen komen vindt zijn oorsprong in de ontvolking. In het midden van de 20ste eeuw liep het aantal bewoners steeds maar verder terug; toen liep men nog niet zo hoog op met landelijk wonen…
Dankzij de Cove Harbour Conservation Ltd, zeg maar een vereniging ter behoud van deze site, is Cove echter behouden gebleven voor het nageslacht. En wie er komt, zal die inspanning appreciëren. Het kleine plaatsje doet enorm pittoresk aan en bevindt zich als het ware in een andere dimensie in de tijd. Enkel enkele moderne scheepjes maken je diets dat je in de 21ste eeuw bent gebleven toen je van de klip afdaalde.
Hoe het er moet zijn als er storm over de Noordzee raast, kan je je als bezoeker maar moeilijk voorstellen; waarschijnlijk is het dan veel minder aanlokkelijk om er te wonen. Bij goed weer schreeuwt de omgeving echter zijn feeërieke sfeer uit, je kan niet anders dan er geruime tijd rondlopen, allerlei details bezien, het beeld van het leven zoals het gisteren was in je opnemen. En natuurlijk ondertussen een massa beelden schieten!
De perfectie bestaat echter ook in Cove niet. Lopend op de oude maar ongekwetste havenmuur krijg je dan wel een prachtig zicht op zowel het plaatsje, de omgeving errond als de zee, in de verte ontwaar je al snel de contouren van een modern, afgrijselijk monster.
Iets ten noorden van Cove staat namelijk Torness Nuclear Power Station, een omstreden atoomkrachtcentrale uit het eind van de vorige eeuw die bepaald geen onbesproken carrière achter de rug heeft. Rampen bleven tot nu toe gelukkig uit, maar desondanks ervoeren we het zicht op deze site allesbehalve als geruststellend. Of hoe de hemel soms heel dicht bij de poort naar de hel kan liggen… De klim naar boven beneemt ons ei zo na de ade; in volle motoruitrusting een dergelijke inspanning doen eist zijn tol, ook al draag je net als wij vocht- en warmteregulerend ondergoed.
Terug bij de Tigers gekomen fatsoeneerden we onze tunieken, dronken een slok en stegen te paard. De rit voerde ons een eindje terug in de richting van waar we gekomen waren om vervolgens rechtsaf naar de A6112 af te slaan. Wat volgde was een rit door een prachtige streek waarin de mens geslaagd was het natuurlijke landschap te laten samengaan met in cultuur gebrachte gronden. Heidegronden, bossen en weiden wisselden elkaar af en zorgden gedrapeerd over een heuvellandschap voor een schouwspel dat je niet gaat vervelen. In de velden had het koren geruist en ons toegezwaaid als we voorbij reden.
Het asfaltlint was ook al in goede toestand en het verkeer zo goed als onbestaande. 't Waren dan ook vooral koeien die onze vorderingen registreerden en zagen hoe we de ene na de andere fotostop dienden in te lassen om alles vast te kunnen leggen. Met een fotograaf op reis gaan, geloof ons als we zeggen dat je dan nooit weet wanneer je terug thuis komt.
Kleine leefgemeenschappen hadden zich ook al langs onze route aangediend, maar de steeds maar verder tikkende klok had ons aangemaand om verder te rijden en niet te stoppen. 't Was echter allemaal tevergeefs gebleken. Kijkend naar dat prachtige land was het tempo steeds weer naar beneden gezakt. 't Fototoestel had keer op keer geklikt en de klok tot stilte aangemaand; maar ja, een mens leeft tenslotte maar één keer…
Geheel buiten schema en dus in complete duisternis zijn we dan uiteindelijk terug in Moffat aangekomen. Clint, zeg maar de gids van Motorcycle Scotland, stond er net op het punt om de hulpdiensten te contacteren en navraag te doen of er niet twee Belgen ergens opgemerkt waren. We beloofden hem plechtig vroeger naar huis te komen de volgende keren en legden hem uit hoe hij ons via de website van Globespot kon traceren. Onder het zadel van een van de Tigers zat namelijk een Globespot Tracker, maar dat hadden we hem in onze haast vergeten meedelen.
De volgende dag kon hij onze vorderingen dus meter per meter volgen. Misschien maar best ook, want dan wilden we een nog meer indrukwekkende rit uit zijn archief proberen! Interessante links: P&O Ferries: http://www.poferries.be
Motorcycle Scotland: http://www.motorcyclescotland.com/
Buccleuch Arms Hotel: http://www.buccleucharmshotel.com/index.asp
Dumfries: http://www.visitdumfriesandgalloway.co.uk/
Floors Castle: http://www.roxburghe.net