Espana verde... helemaal het einde!(deel 5)
Tekst en foto's: Kris Van der Stockt
Het miezerde inderdaad de volgende ochtend toen ik de Tiger van zijn kettingen verloste. Na een week van uitbundige lentezon achtte España Verde de tijd rijp om even te tonen hoe het aan die naam gekomen was. De plantjes stonden droog, dus wat bijwateren kon vermoedelijk geen kwaad…
Somber en mistroostig was ook de sfeer aan het ontbijt. Met geen woord werd er gerept over de beslissing om apart huiswaarts te keren. Had ik onze reis naar Santiago te licht ingeschat? Had ik niet alleen mezelf maar vooral een ander beter leren kennen op deze pelgrimage? Of was ik gewoon mijn bloedeigen zelve gebleven? Een copieus gedekte ontbijttafel maakte in ieder geval veel goed. Met name de frixuelos, een soort flensjes overheerlijk bestrooid met frambozen en aardbeien, en lokale kazen zoals Porrúa en Peñamellera lieten een onvergetelijke indruk achter op m'n tong. Wie naar de bergen trekt, staat best stevig in zijn schoenen.
Bergen aan zee
Weer of geen weer, het roadbook leidde me - geheel volgens planning - richting Picos de Europa, met vlag en wimpel Spanje's mooiste bergketen. Een Alpijns kalkgebergte op 20 km van de zee, dat vraagt op tijd en stond om regen en mist. Ik had nog niet goed de Cantabrische Zee in m'n rug of een mistgordijn om U tegen te zeggen, maakte van de klim naar de Mirador del Fito een "hoogst" hachelijke onderneming. Met wat geluk krijg je er bij helder weer een subliem dubbelzicht op de witte kalkpieken van de Picos en de turkooizen zee van de Costa Verde.
Verder doorsteken naar Cangas de Onís, het bekende toeristenoord aan de voet van het nationale park, had geen enkele zin. Dus zat er niets anders op dan als een blinde mol behoedzaam rechtsomkeer te maken op die veel te smalle bergweg. Nochtans, wie Asturië in zijn hart draagt, kan of mag niet voorbij aan deze in mythen - en helaas ook vaak in nevelen - gehulde plek. In het gezegende jaar 722 riep Don Pelayo er, in de naburige grot van Covadonga, de Moorse opmars een halt toe met een handvol mannen ("dertig wilde ezels" volgens islamitische bron). De christelijke herovering van Spanje op de mannen met het kromzwaard had hiermee officieel een heroïsche start genomen… evenals het prille begin van het koninkrijk Asturië.
Minder spectaculair maar ook minder nat ging het prompt vooruit bezijden de groene kust. De Triumph, als een rasechte tijger nochtans niet schuw van wat nattigheid, gromde van tevredenheid en ook de inwendige barometer van het baasje kroop met de minuut steevast uit zijn dal. Een onbedorven strand als dat van Playa de la Franca, op de grens met Cantabria, bleek bovendien een prima keuze. De barman was blij me te zien en schonk er me een lekker biertje. Een zuurstofrijke strandwandeling zorgde dan weer voor de nodige innerlijke rust.
In Unquera volgde ik de zalmrijke Deva-rivier tot net vóór Panes, waar de eerste afslag op de AS114 naar Abándames leidde. Hier, in dit onooglijk klein gehucht, de oude hoofdstad (!) van Peñamellera Baja, kreeg ik van Amaya en Pedro één van de acht kamers van hun Palacio La Cajiga toegewezen. Niemand die het trouwens voor mogelijk zou achten: nog geen vier uur in de namiddag en daar parkeerde ik de Tiger al onder de citroenenstruik van het hotelletje!
Een wapenschild in de strakgelijnde stenen gevel verklapte meteen de herkomst en leeftijd van het gebouw. Pedro wist er me trouwens alles over te vertellen, al leek de brave man vooral geïnteresseerd in de slanke schoonheid op hoge poten voor z'n deur. Het duurde dan ook een tijdje vooraleer ik de man beleefd van me wist af te schudden. Ook vanbinnen was het paleis bijzonder knap gerestaureerd en door het renaissancevenster van mijn kamer genoot ik van een interessante kijk op de kleine leefgemeenschap rond de kerktoren.
Zoals te verwachten klopte het gewone leven hier zichtbaar enkele hartslagen minder. Geen dorpeling die het waagde om een babbeltje over te slaan met dat oude vrouwtje. Zwarte zwijnen knorden inmiddels luidop van voldoening in het groen en dikke poezen lagen te soezen op genoeglijk warme dakpannen.
Ik vroeg me af hoelang dit buccolisch beeld de eco-woede van Europa nog zou kunnen trotseren. Een leger van windturbines stond al kaarsrecht in het gelid om elke morzel Spaanse horizon te veroveren, stel je even de ravage voor van een stel blinkende zonnepanelen in dit dorp, ik wou het écht niet geweten hebben.
The eye of the tiger
Van stilzitten kreeg ik sowieso de kramp en helemaal onverwacht haalde de zon opnieuw de bovenhand. Zes uur heen en weer langs een indrukwekkende canyon van de Cares, met stip de bekendste Picos-wandeling, of een gespierde motorrit langs dezelfde rivier, mijn keuze was snel gemaakt. Een allroad als de Tiger ontzeg je toch niet het asfaltlint dat hem op het lijf is geschreven?
De AS114, kronkelend tussen de flanken van het Cuera-massief en de Picos, viel als een godsgeschenk uit de hemel. Geduldig wachtend op een waardig tegenstander, hoefde ik enkel nog de strik los te maken. Instinctief voelde ik aan dat het uur van de waarheid was aangebroken. Nog geen vijf minuten later kondigde bekend gegrom de vijand aan. Bevrijd van overtollige ballast, fysiek en geestelijk, wierp ik zonder nadenken alle beproefde troeven van de driecilinder in de achtervolging. Pas in de bebouwde kom van Arenas de Cabrales liet ik voorzichtigheidshalve het gashendel los. Als opgejaagd wild maakten de twee knapen op hun sportbike zich uit de voeten...
Triumph'erend ging het via dezelfde weg - op een drafje nu - terug. Eens de adrenaline op een aanvaardbaar niveau kreeg ik plots weer aandacht voor natuur en cultuur. Uit een vorig leven wist ik nog dat hier en daar wel een romaans bruggetje schuil ging tussen het oevergroen en met de éénbogige Puente de Vidre, ter hoogte van Trescares, had ik meteen prijs. Een gecamoufleerde hengelaar even verderop schrok zich een bult zo groot als het hoefijzerbruggetje! Ook de Cares zelf had nog niks van haar smaragdgroene glans verloren en wemelde zo te zien nog steeds van de zalm.
Terug in Abándames ging ik vruchteloos op zoek naar iets wat min of meer geleek op een restaurant of bar. Gelukkig schonk men koffie in dat ene winkeltje op het einde van de straat. Een reep witte chocola en een potje yoghurt als avondmaal, meer niet, en nog voelde ik me de koning te rijk, zeker toen ik het oudje van het dorp eindelijk aan de praat kreeg. Een laatste avondwandeling in het donker en teder legde de stilte van de nacht haar beschermende hand over het dorp. Nog even dat raam open en dan met een boekje in bed, meer heeft een mens niet nodig om zich gelukkig te prijzen…
Nat, natter, natst
Ook de volgende ochtend ging het landschap weerom gehuld in een asgrauwe regenmantel. Echt veel haast had ik dus niet en bovendien was het zondag in Spanje. Señor Pedro van zijn kant had duidelijk ochtendstond in de mond. Als een rat in de val - ik kon geen kanten op aan de ontbijttafel - onderging ik gewillig het vragenuurtje. Zo liep het al gauw tegen tienen, tijd dus om alle moed bijeen te schrapen, zeker toen zijn Baskische Amaya haar fijn streepje wenkbrauw had gefronst toen ik informeerde naar het weer.
De laatste volle dag in Spanje volgde min of meer de Cantabrische kust. Vertrouwd terrein schept steeds een zeker welbehagen en dat was maar goed ook. Hoeveel woorden de eskimo's gebruiken voor sneeuw weet ik niet, maar vast staat dat ik hierna nooit ofte nimmer het hemelgrijs nog als een ordinair grijs betitelen zal. Antracietgrijs, muisgrijs, grauwgrijs, noem maar op, van elke schakering van dit zwart met wit mocht ik de passende lading hemelvocht aan den lijve ondervinden. Urenlang op de motor in de miezer, geloof me vrij, na verloop van tijd heb je enkel nog "misère". Zeker wie zoals ik nog een aantal "incontournables" te bezoeken had.
Om te beginnen het oude havenstadje San Vicente de la Barquera, dat met de besneeuwde Picos de Europa op de achtergrond vrijwel elke España Verde-folder siert. De beste fotoview op deze dramatische kustlijn heb je inderdaad vanop het strand… als het meteorologisch even wil meezitten! Nog steeds teleurgesteld arriveerde ik een kwartier later al in Comillas, dat ik nog kende van casa El Capricho, één van Gaudí's kleurrijke architectuurgrillen dat me de liefde voor het Catalaanse modernisme had bijgebracht.
Zeiknat afstappen deed ik pas in Santillana del Mar, een uit de kluiten gewassen boerendorp dat in het toeristenseizoen evenwel wordt platgelopen. De meesten komen immers al lang niet meer voor de beroemde doch voor het grote publiek gesloten grot van Altamira. Wie geen geduld heeft om enkele jaren op een bezoekerslijst te wachten, kan wel terecht in een kopie van de grot ernaast, net zoals in Lascaux (Dordogne). Ook de cueva de Altamira werd ontdekt per toeval op het eind van de 19e eeuw. Haar roodbruine met houtskool afgelijnde bizons behoren tot de mooiste rotstekeningen die de prehistorische mens ons heeft nagelaten.
Er zat dus niets anders op dan te schuilen voor de regen onder een zonneluifel van een terras net buiten het dorp. Koffie met cake, hun fameuze bizcocho, ging er met gemak in, ja, twee zelfs. Enigszins opgewarmd trok ik hierna plichtsgetrouw op souvenirjacht. M'n lieve dochters thuis hadden nog een paar blinkende oorhangertjes te goed… Ondanks het slechte weer had je ook nu nergens de paar straatjes voor je alleen.
Eenzelfde drukte moet het hier geweest zijn in de middeleeuwen, toen de plaats furore maakte als bedevaartsoord. Bijzonder gegeerd waren de relieken van Santa Juliana, de christelijke martelares die haar naam gaf aan het dorp. Rijke pelgrims uit Castilië kwamen hiervoor in grote getale afgezakt naar de colegiata, Cantabrië's belangrijkste romaanse kerk. Op en top romaans zoals een pelgrimskerk maar kan zijn, compleet met kloostergang en al.
Nobele herenhuizen met halfronde balkons of houten zonneterrassen herinnerden dan weer aan de bloeiperiode onder het markizaat vanaf de 15e eeuw. Op die manier ben je dus wel even bezig, zeker als je je wandeling doorheen de tijd afsluit met een bezoek aan het kleine maar bloedstollende museo Solar. Geen creatiever wezen dan de mens, wiens vindingrijkheid qua martelpraktijken nooit meer werd geëvenaard na de Inquisitie, zou je denken. Een absolute aanrader, neem het van me aan, behalve voor zachtaardig ingestelde zielen…
Weer of geen weer, er diende hoe dan ook nog een flink eind gereden te worden. Met de A8 koos ik zowaar voor een snel stukje autopista. Dikke regendruppels sloegen zich te pletter tegen mijn lijf en langzaam maar zeker voelde ik nattigheid in het kruis. De enige die zich niet van slag liet brengen door dit pokkenweer was de Triumph. Baanvast trokken ook nu de Pilot Roads hun spoor, welk in dit geval recht naar de oude stadskern van Castro-Urdiales leidde.
Als laatste plaats van betekenis, net vóór de grens met Baskenland, liet ik me verleiden tot een korte fotostop. En of dat ik was gecharmeerd door het stadsgezicht met dat haventje, compleet met kerk en burcht annex vuurtoren op de achtergrond! Het stadje kende niet alleen een rijk verleden, maar was bovendien een geliefde bestemming voor de gegoede Baskische burgerij. Ook nu nog ontvluchten velen de stadsdrukte van het naburige Bilbao en vinden ze rust in dit oude zeemansoord.
Van ijzer tot titanium
"Museumpje meepikken", zo stond in kurkdroge letters naast de naam Bilbao. Het lichaam is vaak zwakker dan de geest en prompt werd ik tot de orde geroepen door een monsterfile die me alle krachten vergde. Gelukkig maar, want een metropool als deze, het kloppend hart van Euskadi, kon onmogelijk zijn Baskische ziel prijsgeven in enkele uren. Van een grauwe havenstad met rokerige hoogoventorens ontpopte zij zich immers tot bruisende hoofdstad van Bizkaya en cultureel centrum van gans Baskenland. Ijzer en staal domineren niet langer meer een skyline, waar titanium en glas het zonlicht kwistig weerkaatsen. Vernieuwende urbanisatieprojecten van moderne architecten als Norman Foster, Santiago Calatrava en FrankGehry hebben het aanzicht van de stad grondig veranderd. Gedurfde creaties die een nieuw tijdperk inluiden, gesymboliseerd door het befaamde Guggenheim Museum dat als een futuristisch schip vol moderne kunst aan de Nervion-oever ligt gemeerd.
De skyline die ik in vizier kreeg op de (snel?)weg, bleef niettemin grijs en grauw. Weg van de snelweg kleurde alles weer wat groener en met een stadje als Gernika-Lumo kon ik het best vinden. Ook al werd het plaatsje weggebombardeerd door Hitlers Condor-legioen en is de heilige eik, waar eeuwenlang trouw werd gezworen aan de Baskische vrijheden, al lang dood. Wie de ziel van Baskenland wil ontmoeten, kan niet voorbij aan haar historische hoofdstad, dat is een feit.
Stond de lucht in brand op 26 april 1937, zo ook op 24 mei 2009. Nauwelijk had ik m'n Olympus bovengehaald of daar verlichtten knetterende oerbliksems het hemelzwerk, vrijwel onmiddellijk gevolgd door… bijbelse stortregens. Van wegduiken onder een kruinloze maar heilige stronk kon geen sprake zijn en ook het bladerdak in het park ernaast bood geen soelaas. Eerlijk gezegd had ik het nu wel helemaal gehad met Baskenland. Gewoon een dak boven m'n hoofd, dat was het enige waarvoor ik nog wilde gaan…
Baskische gastvrijheid
Dat ik onderweg naar de Baskische kust het unieke biosfeerreservaat van Urdaibai geen blik waardig zou achten, geen haar op m'n hoofd dat dit had durven denken bij de reisvoorbereiding. Nood breekt niet alleen wet, maar ook de man! En zie, daar loste opnieuw een kanjer van een donderwolk haar munitie. Overdonderd door zoveel nattigheid kwam ik, op de kleine weg naar Ibarrangelu, hulpeloos aangespoeld in de achtertuin van een tot agriturismo omgebouwde boerenwoning.
Tot mijn verbazing mocht ik hier niet alleen ongestoord uitdruipen, maar genoot er tevens van Arantxa's gulle gastvrijheid. Na de koffie gaf haar broer me zowaar een privé-rondleiding door hun casa rural. Stuk voor stuk hadden ze de bijzonder rustieke gastenkamers met veel liefde en tijd gerenoveerd. Dat kostenbesparing trouwens best authentiek kan wezen, dat bewezen gerecycleerde spoorwegbielzen ten overvloed. Niet zonder enige trots wisten beiden me bij het afscheid te vertellen dat hun casa Txopebenta de allereerste agriturismo in Baskenland was geweest. Ik weet het zeker, had ik geen kamer in Hotel Gametxo geboekt, dan had ik hier de nacht moeten doorbrengen, daar kun je donder op zeggen!
Puur medelijden of louter toeval - ik gok op het eerste - maar met kamer 301 dat het bevallige snoetje aan de receptie me had toegewezen, kreeg ik met voorsprong het mooiste balkonzicht van de hele reis cadeau. Dat mocht wel, want met dit hondenweer zat ik zo goed als opgesloten - ik was al blij dat ik überhaupt dit afgelegen hotel nog gevonden had!
Wat niet wil zeggen dat ik het opnieuw met een appelsien of een potje yoghurt mocht stellen als diner. Wel integendeel, een goeie ouderwetse roomservice liet me een overheerlijke lasagne con carne inclusief een flesje Viña Gametxo op bed bezorgen. Het duurde wel even vooraleer die fles haar bodem liet zien, dus had ik alle tijd om dat arme lijf even te verwennen met een schuimend whirlpoolbad. Loon verzoet de arbeid, dacht ik bij mezelf, en ik nam nog een slok vooraleer ik zalig kopje onderging…
Tormenta of tempete: lood om oud ijzer?
Dag 10 kondigde zich aan als dag 9, dat is het minste wat ik kon zeggen toen ik de volgende ochtend het raam opengooide. Verdraaid jammer, maar het hoofdstukje Baskenland liet zich, met de beste wil van de wereld, niet schrijven, punt andere lijn. Niet dat ik niet geprobeerd heb, want de kustweg langs dit stukje Costa Vasca behoort tot het mooiste wat het País Vasco te bieden heeft. Een foto van het bloedmooie strand van Laga en dat was het zowat. Regen, onweer, bliksem… en daar gingen we weer!
Op slag verloor ik alle interesse, zelfs in anders nochtans bekoorlijke vissersdorpjes als Ea en Ondarroa. Iets voorbij Deba hield ik het finaal voor bekeken en in de A8 vond ik alleszins een meer betrouwbare partner om me veilig doorheen dit ontij te loodsen. Koppig ging ik nog één keer van de snelweg voor een bliksembezoek aan het ietwat overroepen grensstadje Hondarribia… waar een zoveelste hoosbui de straten bijna blank zette.
Dat het weer zich niet stoort aan grensgedoe mocht ik meteen ondervinden, meer dan me lief was. Wat ik de volgende uren op mijn dak en voor de wielen kreeg geschoven, dat had ik tot dan toe onmogelijk geacht. Hemel en aarde leek wel één wit gordijn dat was neergelaten. Van rijden was al lang geen sprake meer. Overleven heet zoiets, drijvend op een ondergelopen snelweg, gesandwicht tussen massa's water verplaatsende tientonners. Gelukkig liet de Tiger, onwrikbaar als een rots in de branding, zich niet van de wijs brengen door dit noodweer. Dikke bloemkoolwolken, uiteen geranseld door een strakke wind, brachten na Bordeaux weer wat hoop. Vol vertrouwen in m'n beest deed ik er uiteindelijk nog eens 250 km bij. Dat Etap-hotelletje nabij Futuroscope, beschikte dat niet over een afsluitbare parking?
De laatste 700 km zouden zich niet zonder slag of stoot gewonnen geven, dat was zo klaar als pompwater toen ik na enkele droge km alweer dat verdomde regenpak mocht aantrekken. Nochtans wilde ik van de terugreis nog een aangename motordag maken en had ik de gps opdracht gegeven om een ommetje naar de Loire-streek uit te zetten. Onvervalste onweersbuien wrongen de inderhaast geplande kastelentocht dus de jonge nek om en tot overmaat van ramp gaf de Nüvi de geest. Een gecorrodeerd kabeltje, niets om zich zorgen over te maken, als wou het ding koste wat kost het thuisfront bewijzen hoe hard het wel had geregend…
Veel meer dan een - overigens veel te dure - koffie bestellen om de klamme handjes aan te verwarmen, zat er niet in in Loches. Het regende nog steeds oude wijven - echt geen zicht! - zodat ook kleppers als Chenonceaux en Amboise eraan waren voor de moeite. Langzaam reed ik de lange brug over de Loire op. Nog snel gooide ik een blik achterom. Het brede silhouet van het kasteel van Amboise keek me meewarig aan…
Donkere wolken maakten plaats voor iets meer motorvriendelijke exemplaren. Hoewel de wind flink om zich heen schopte, gaf de Triumph ook nu weer geen krimp. De beresterke allroad had zich de laatste dagen van zijn sterkste kant laten zien, dat was wel het minste wat je kon zeggen. Een allemansvriend die precies doet wat je vraagt. Een ideale reisgezel vooral die nooit zeurt en zelden tegenspreekt. Enkel praten deed ie (nog) niet, ofschoon ik flink mijn best had gedaan op saaie verbindingsritten.
Vlaamse kuitenbijters in Frankrijk
Ik was dan ook zo blij als een kind om nog eens Vlamingen tegen het lijf te lopen. De wereld, mijn dorp, dat bleek verrassend genoeg te kloppen, daar op de dorpel van het kasteel van Châteaudun. Het kwieke koppel op hun hybride fiets was niet alleen dapper op weg naar Santiago, maar woonde verdorie op amper een paar straten van mezelf. Een toevalstreffen dat natuurlijk werd beklonken met een vriendschapsdronk op terras.
Keken de sympathieke kuitenbijters al reikhalzend uit naar een hotelletje, zelf had ik nog wel enkele loodjes in 't verschiet. Doorrijden was dan ook de boodschap. Het landschap werd nochtans met de minuut zonniger en aangenamer, zodat ik toch besloot om even uit te blazen aan de ingang van het jachtslot van Anet, op de grens met het bekoorlijk groene pays d'Eure. Deze grote long ten westen van Parijs weet me telkens weer te verbazen, als ik voor de zoveelste keer nog maar 's haastig door het grote Frankrijk trek. Als kortbijbestemming verdient deze streek echt wel meer de aandacht, dacht ik bij mezelf.
Symbolisch genoeg passeerde ik even later het tempelierskruis van Neaufles-Saint-Martin, eenzame getuige van dat ander heroïsch motoravontuur enkele jaren terug. Een boost van energie maakte dat ik in geen tijd de aansluiting met de A1 had overbrugd. Nog 130 km en Lille was van mij, jawel! Iets na middernacht hing ik eindelijk, moe maar met een gelukzalige glimlach, aan de huiselijke deurbel. Bijna vijfduizend kilometer op de teller en meer dan 80 uur op de motor, zo luidden de eerste statistieken. Honderden foto's en evenveel emoties had ik netjes opgeslagen. De pelgrimage naar het einde van de wereld was hiermee definitief ten einde. Was ik een goeie vriend kwijt? Hoogst waarschijnlijk. Had ik er een nieuwe bij? Zeker weten!
Einde
Met dank aan:
Spaanse Dienst voor Toerisme, Koningsstraat 97, 1000 Brussel www.spain.info
Triumph: www.triumphmotorcycles.be
Point2: www.softsolutions.be
Olympus Belgium www.nl.olympus.be
Nuttige links:
www.greenspain.org
www.hotelelperegrino.com
www.palaciodecanedo.es
www.casadoache.com
www.hotelgametxo.com