Als God in de Lot
Tekst & foto's: Kris Van der Stockt Mocht God in Frankrijk wonen, dan zou de vallei van de Lot één van zijn uitverkoren plekjes zijn. Het leven is er goed en ook met de motor is het zalig rijden. Al is het soms wel opletten geblazen voor steenslag op de weg. Als je iets doet, moet je het goed doen; dus liet ik me van bron tot monding meenemen op een tocht die me langs vijf departementen van haar stroomgebied voerde. Een exploratie die de Tiger Explorer letterlijk op het lijf was geschreven. A Lot to Explore dus… De Triumph spint als een kat op de lange weg ernaartoe. De dikke alroad heeft dan ook een aardige kluif aan de mix van grote en kleine wegen, waarmee we het monster van de verveling van ons lijf schudden. De vallei van de Lot ligt niet bij de deur, daarom overnachten we in de Morvan, het groene hart van Bourgondië. Zijn de kamers van Les Grillons du Morvan bescheiden en klein, van de eigenaar mag de motor veilig en wel op stal. Dat maakt veel goed!
De bootjes liggen er nog werkloos bij als we de volgende ochtend halt houden aan het Lac des Settons. Toeristen bezoeken graag het oude stuwmeer op de Cure-rivier, want veel meer dan wat boerendorpen en een handvol stadjes kom je in het natuurpark van de Morvan niet tegen. Of het moeten donkere bossen en vette weilanden zijn die je in je spiegels vergezellen. Veel volk krijgen we niet in het vizier, zo gaat het lekker vlot op de strakke bochten naar Château-Chinon. Gladgeschoren bergen in de Cantal Hiermee ligt het tempo vast voor de rest van de dag. In Saint-Flour, en dan zitten we al diep in de Auvergne, ontsnappen we helaas niet aan een korte maar krachtige regenbui.
Twaalf kilometer verder bereiken we op een kletsnatte D40 ons doel. Het restaurant en de gîte in Alleuze mogen er best zijn, het is toch de roofridderburcht op haar rots die de aandacht steelt. Zelfs hoog in het zadel van de potige Brit voelen we ons piepklein in dit woeste deel van de Cantal. Dat is niet anders als we de volgende dag na een kort bezoek aan de bovenstad van Saint-Flour onze tocht verder zetten langs het kloofdal van de Truyère. Deze zijrivier van de Lot heeft zich met veel geduld in het granietplateau tussen de bergen van de Cantal en het plateau van de Aubrac ingesneden. Nog opmerkelijker is dat ze door één van Frankrijks meest merkwaardige bruggen wordt overspannen.
De gietijzeren spoorwegbrug van Garabit was in de jaren tachtig van de 19e eeuw het grootste bouwwerk ter wereld en diende Gustave Eiffel als test voor zijn ander meesterwerk in Parijs. Een tijdlang is de rode reus in het groene landschap van de Truyère zelfs de hoogste brug van de wereld geweest. Die eer is al lang voor de Chinezen, hoewel de brug van Millau over de Tarn nog steeds de hoogste van Europa is!
Graniet gaat wat later over in basalt. Logisch, want de Monts du Cantal zijn niets anders dan de resten van een gigantische vulkaan die in de IJstijd werd glad gepolijst. De gletsjers hebben hun werk grondig gedaan, dat zien we duidelijk in het uitgeschuurd reliëf op weg naar de Plomb du Cantal, de tweede hoogste top van het Centraal Massief. "De natuur is inderdaad overweldigend, maar de winters zijn lang en streng. Ideaal om op lange winteravonden met je passie bezig te zijn." Aan het woord is Charles Cibiel, messenmaker van beroep, die ons in zijn atelier in Cézens een demonstratie van zijn kunnen geeft. Aan de stapel geweien te zien, is er heel wat vraag naar zijn handgemaakte messen. Of rijdt hij te veel met zijn chopper die in zijn tuin staat te pronken?
Via de col de Grifoulle en de vallei van de Brezons haasten we ons terug naar Pierrefort, waar we met de D65 opnieuw de Truyère bereiken. De Pont de Tréboul zet ons in één-twee-drie de rivier over, waarna de Explorer en wijzelf flink op de proef worden gesteld op de slangenweg naar Chaudes-Aigues. In het thermaal stadje gaan we echter niet op zoek naar Europa's heetste warmwaterbronnen, wel naar een tankstation. De zon neigt ter kimme, dat betekent stevig stuurwerk op de D13. In Saint-Urcize staat de gastheer ons op te wachten in de deurgang van wat het mooiste huis van het dorp blijkt te zijn. Een huis met een ziel vraagt om een man met karakter. Zo iemand is Fred, die de 18e-eeuwse notariswoonst heeft omgebouwd tot een luxueuze B&B. Bovendien heeft de man een uitgesproken liefde voor motoren. Al is hij helemaal niet te spreken over de staat van het wegdek. Nou ja, we zijn met vakantie en zitten hoe dan ook in het hart van de Aubrac, een soort niemandsland op de grens van de Cantal, Lozère en Aveyron. Eenzame hoogvlakten in de Lozère Het door wind en zon geteisterde vulkaanplateau tussen de vallei van de Truyère en die van de Lot is niet voor watjes weggelegd. De blonde koeien met hun puntige hoorns kunnen echter tegen een stoot en ook de langeafstandswandelaars laten zich niet afschrikken door de boomloze leegte. Bij nader inzien zijn het bijna allemaal Sint-Jacobspelgrims die net als ons de kou trotseren. De Via Podiensis, één van de vier Franse pelgrimsroutes die vertrekt vanuit Le Puy-en-Velay, loopt inderdaad over de uitgestrekte graslanden van de Aubrac naar de vallei van de Lot, waarna het pad weer omhoog gaat om in de Pyreneeën aan te sluiten op de bekende wandelweg naar Santiago.
Het met rotsblokken bezaaide weidelandschap rond Nasbinals is met zijn mysterieuze meren en verrassende watervallen van een ongeziene schoonheid. Een smalle landweg voert ons tegen de middag moederziel alleen naar de Buron de Born. In deze voormalige herdershut (buron) aan het meer van Born serveert men de beste aligot van de Aubrac. Een half uur later kan ik de borden niet meer tellen waarin de fameuze kaaspuree met lange lepels wordt gedropt. Njammie! Is het leven nog altijd hard in de Aubrac, dat was vroeger niet anders in de Gévaudan, zoals het departement van de Lozère vóór de Franse Revolutie werd genoemd.
Hongersnood en banditisme teisterden de streek en toen er tussen 1764 en 1767 ook nog eens meer dan 100 vrouwen en kinderen door een wolf werden verscheurd, was het hek volledig van de dam. Het ganse land was in de ban van het Beest van de Gévaudan. Vreselijke berichten bereikten het oor van Lodewijk XV die zich genoodzaakt zag om in te grijpen. Koninklijke premiejagers doodden de ene wolf na de andere, maar de aanvallen gingen onverminderd voort. Totdat een boer uit de streek raak schoot. Einde verhaal. Of toch niet, want recent onderzoek wijst uit dat het om een wolfshond ging. Was Jean Chastel die de wolf had gedood misschien een seriemoordenaar die zijn hond had afgericht om weerloze slachtoffers aan te vallen? Het wolvenverhaal krijgt in ieder geval nog een staart in het Parc des Loups in Sainte-Lucie, waar een 130-tal wolven van verschillende soort in semi-vrijheid verblijven.
Met stadjes als Marvejols en Mende zitten we weer in de bewoonde wereld. In het eerste beperken we ons tot een fotoshoot aan de poorten die de stad haar middeleeuws uiterlijk geven. In Mende daarentegen posteren we vóór de gotische kathedraal en zien hoe een bejaard koppel hun autodeur aan flarden parkeert.
De hoofdstad van de Lozère telt nauwelijks 12.000 inwoners, maar is niettemin behoorlijk druk. Niet zonder moeite loods ik de zwaar beladen Triumph naar de middeleeuwse Pont Notre Dame. We laten de Lot niet meer los en volgen haar tot in Le Bleymard. Hiermee bevinden we ons aan de voet van de Mont Lozère, het hoogste punt van de Cevennen.
Na een karig ontbijt in een karig hotel verkennen we dadelijk de buurt. Een bordje wijst enkele wandelaars de weg naar de bronnen van de Lot. De drassige weide waarin de rivier ontspringt, stelt echter weinig voor. Toch starten hier de eerste meters van Frankrijks tweede langste rivier. Bijna 500 km zal ze er uiteindelijk over doen om slalommend de Garonne te vervoegen in de vlakte van de Aquitaine. Een heftig parcours dat de volgende dagen het onze zal zijn. Het Land van de Olt in de Aveyron Van Bagnols-les-Bains gaat het binnendoor naar Balsièges, waar we met de N88 opnieuw gelijke tred houden met de bovenloop van de Lot. Zowel de trotse toren van Chanac als de opgelapte vestingmuren van Le Villard kijken beiden toe hoe de Lot beneden als een nietig stroompje haar weg vervolgt.
In Saint-Laurent-d'Olt neemt het departement van de Aveyron ongemerkt het roer over van de Lozère. Hoewel de vallei van de Lot, of Olt zoals ze hier in het Provençaals wordt genoemd, nagenoeg dezelfde blijft, lees ik toch op het instrumentenbord dat we enkele graden hebben gewonnen. Het klopt dat het Pays d'Olt de scheiding vormt tussen het landklimaat van de Auvergne en de mediterrane invloeden van de Languedoc.
Het kasteel van Galinières bakt ze lekker bruin in de warme namiddagzon. De eigenaars zijn uit het goede hout gesneden, want hun restauratie van de versterkte abdijhoeve mag er zijn. Fransen dragen zorg voor hun patrimonium, nog altijd. Een kopje koffie in Saint-Geniez-d'Olt haalt het van een ongetwijfeld interessant bezoek in het kasteel. Een gemoedelijk terrasje met de zon op het gelaat en de motor in het zicht, pal aan de boorden van de Lot, heerlijker kan een beloning niet zijn op het einde van alweer een pittige dag!
Wordt vervolgd (deel2)
Onderdak www.lesgrillonsdumorvan.com
www.gites-alleuze.com
www.aubrac-chezremise.com
www.hotel-laremise.com
www.chateau-la-falque.fr
www.hotelsaintefoy.com
www.masazemar.com
www.hotellaresidence47.com
www.chateau-des-vallons.com
www.chateaudepoussignol.com
Meer info www.bourgogne-tourisme.com
www.parcdumorvan.org
www.valleedulot.com
www.rendezvousenfrance.com