The Lake District (deel 4)

Share

Hoe mooi de natuur ook is in het Lake District, er is daar net als overal meer onder de zon. Op enkele kilometers van de zuidpunt van Lake Windemere vind je er bijvoorbeeld Holker Hall, het landgoed waar onder andere het Lakeland Motor Museum is gevestigd. Voor motorrijders die voeling hebben met het verleden van de motorfiets een belevenis die ze niet mogen missen.

Holker Hall ligt een eind van de hoofdwegen die het Lake District doorkruisen. Om het te vinden ga je de kleine baantjes op, rijd je door rustige groene velden en prachtige bossen en dwaal je op die manier steeds verder af van wat de realiteit van het hedendaags bestaan kan worden genoemd. Eenmaal ter plaatse weet je waarom je onderweg stilaan de binding met het hedendaagse voelde afnemen. Het ontstaan van Holker Hall en de omliggende landerijen is namelijk zo oud dat het tijdstip waarop dat gebeurde verloren is gegaan in de mist van de tijd. Een indicatie wie misschien wel de oudste bewoners waren kan gevonden worden in de naam Holker zelf. Holker is immers een Noors woord dat vertaald kan worden als "oprijzend uit het moerasland". Van dat moeras is op het eerste gezicht geen spoor meer te bekennen als je voor Holker Hall staat en de omgeving verkent, en dat is niet verwonderlijk. Onbruikbaar land omvormen tot vruchtbaar landbouwland of weelderige tuinen; het was vroeger de favoriete bezigheid van de adel en de clerus en het is echt niet moeilijk om te raden waarom ze zich in die bedrevenheid bekwaamden. Goed land brengt (nog meer) rijkdom, zo is het altijd al geweest… Van een bouwwerk op de plaats waar het huidige Holker Hall staat wordt voor de eerste keer bericht in geschriften die dateren uit het begin van de zestiende eeuw. Het huidige gebouw is opgetrokken uit roze graniet in een neo Elizabethaanse stijl. In tegenstelling tot veel andere kastelen straalt het een vriendelijke, gastvrije sfeer uit naar zijn bezoekers en staat het in perfecte harmonie tot de tuinen, velden en bossen waarmee het omgeven is. Het geheel is eigendom van Lord Cavendish die het erfde van zijn voorvaders. In de stamboom van het geslacht Cavendish vind je heel wat graven, hertogen en wetenschappers terug; oude adel die ontegensprekelijk de hand heeft gehad in de geschiedenis van het Verenigd Koninkrijk.
In de voormalige stallen van Holker Hall is het Lakeland Motor Museum ondergebracht. Meteen als je voorbij de inkomhal bent nemen de geuren, de kleuren en de vormen uit zowel de geschiedenis van de automobiel als de motorfiets en de fiets bezit van je zintuigen. Je weet heus niet waar eerst te kijken, het museum is echt volgepropt. Heel dicht tegen mekaar gezet staan prachtige motoren, automobielen en fietsen op je gretige, verbaasde blikken te wachten. Daartussen en aan de muren prijken ontelbare accessoires, affiches en andere aanverwante zaken die op zich alleen al de moeite van het ontdekken waard zijn. Door middel van "praatpalen" krijg je als bezoeker tekst en uitleg over wat er allemaal uitgestald is. En dat is héél veel; te veel zelfs om nog maar een poging te wagen om het allemaal op te sommen. Bekijk de beelden die we er schoten en bedenk daarbij dat dit nog maar de top van de ijsberg is van wat we er allemaal aantroffen.
Kuierend langs deze pareltjes van vindingrijkheid, techniek en design kom je onvermijdelijk tot het besef dat de geschiedenis van zowel de motorfiets, de automobiel als de fiets zo divers en fascinerend is dat je er jezelf voor jaren in kunt verliezen. Jaren is zelfs te zwak uitgedrukt; je kan een mensenleven spenderen aan het bestuderen en catalogeren van wat er allemaal ooit op twee, drie en vier wielen heeft rondgereden en je zal nog maar een fractie ervan onder ogen gekregen hebben. Het mooie aan het Lakeland Motor Museum is dat de voertuigen die er staan beslist geen exclusieve ode aan de Britse motor-, fiets- en auto-industrie vormen; de collectie bevat merken van over heel de wereld en is zo divers dat het onmogelijk is om alle voertuigen volledig in je op te nemen.
Een indruk van hoe een werkplaats er vroeger uitzag waar men aan auto's, motoren en fietsen werkte krijg je er ook. Op schier onnavolgbare wijze hebben de inrichters van het museum een werkplaats uit die lang vervlogen tijden gecreëerd die zo natuurgetrouw oogt dat je elk moment verwacht dat er een klant langs komt die zijn voertuig er een beurt wil laten geven. En dat gebeurde in de werkplaatsen van weleer heel regelmatig. Hoe mooi de toegepaste technieken ook waren, het gebruikte materiaal en de –in vergelijking met nu- rudimentaire fabricatietechnieken zorgden ervoor dat er veelvuldig onderhoud nodig was om de zaak rijdende te houden. Op tijd en stond moesten de krachtbronnen zelfs gedeeltelijk of volledig gereviseerd worden om betrouwbaar te blijven. Inderdaad, als moderne motorrijders weten we niet hoe gelukkig we zijn met de technische perfectie en betrouwbaarheid van onze motoren.
Als je de replica van de werkplaats achter jou laat sta je op een kleine binnenkoer. Onder afdaken staan auto's en motoren die wegens plaatsgebrek niet in de gesloten afdeling van het museum konden worden ondergebracht. Eén afdak geeft echter bescherming aan enkele héél opmerkelijke voertuigen die door hun omvang simpelweg niet in de gesloten afdeling van het museum binnen konden. Die zijn niet alleen alledrie blauw gekleurd maar hebben ook opmerkelijke vormen en dragen dezelfde naam. Het zijn replica's van de befaamde Bluebirds waarmee de al even bekende Campbell's diverse wereldrecords vestigden.
Sir Malcolm Campbell werd geboren op 11 maart 1885 in Chislehurst, een plaatsje in Kent. Malcolm was een racende journalist die successen oogstte. In 1927 en '28 won hij bijvoorbeeld de Grand Prix de Boulogne aan het stuur van een Bugatti T39A. Snelheid fascineerde de man blijkbaar enorm wat hij legde zich toe op het vestigen van absolute snelheidsrecords; wapenfeiten die in die tijd de interesse genoten van de gehele wereld. Ook in deze discipline was Malcolm succesvol. Hij veroverde tussen 1924 en 1935 maar liefst negen keer het World Speed Land Record. Dat de gemiddelde snelheden die daarbij neergezet werden enorm waren, getuigd het feit dat Sir Malcolm Campbell op de 7de maart van het jaar 1935 in Daytona een snelheid van 276,816 mijl per uur liet registreren, wat neerkomt op een slordige 444 kilometer per uur. Stel je voor: de man reed daarbij in één seconde een afstand van 123 meter… en dat in 1935! Ondanks al die waaghalzerij stierf Sir Malcolm Campbell in 1948 in zijn bed ten gevolge van een slepende ziekte. Een unicum want in die tijd vonden de recordjagers bijna allemaal de dood aan het stuur van hun supersnelle vehikels.
In 1921 had Malcolm echter een zoon gekregen. Donald Campbell kreeg de zin voor avontuur en snelheid met de paplepel naar binnen en trad in de voetsporen van zijn illustere vader. En hoe! Hij vestigde nieuwe snelheidsrecords zowel op het land als op het water. Vanaf 1956 deed hij pogingen om het snelheidsrecord te land op zijn naam te krijgen. Het duurde tot 1964 eer hij het in handen kreeg door met een snelheid van 403,10 mijl per uur over de droge bedding van Lake Eyre in Australië te razen. In hetzelfde jaar stelde Donald ook het record te water scherper; hij haalde op Lake Dumbleyung, eveneens gelegen in Australië, een snelheid van 276,33 mijl per uur. Hij werd daardoor de enige man die in hetzelfde jaar zowel het snelheidsrecord op het land als te water in zijn bezit had.
Donalds queeste naar snelheidsrecords liep echter in 1967 verkeerd af. Bij een poging om het record te water boven de gemiddelde snelheid van 480 kilometer per uur te brengen maakte hij een cruciale fout. In plaats van na zijn eerste doorkomst te tanken en te wachten tot het wateroppervlak van Lake Coniston –juist, in het Lake District- terug vlak was, draaide hij de boot en waagde een tweede poging. Die werd hem fataal. Op de morgen van de 4de januari steeg de boot te hoog uit het water en spatte daarna uit elkaar. Donald verdween met zijn Bluebird K7 onder het wateroppervlak en zou pas in maart 2001 samen met zijn bolide terug boven water komen tijdens een bergingsactie. Zijn lichaam rust nu op het kerkhof van Coniston, het stadje dat het meer zijn naam leent.
De hele historie van de Campbells kan je in het museum bekijken middels een videoreportage die gebruik maakt van originele opnames uit die tijd. Die reportage is zo meeslepend dat je niets anders kunt dan onder de indruk komen van wat vader en zoon Campbell gepresteerd én gewaagd hebben in hun leven. Nakaarten over hetgeen je gezien hebt in het museum kan je perfect in het nabijgelegen cafétaria dat niet alleen verzorgde natjes en droogjes op zijn menu heeft staan maar ook gezellig en stijlvol is ingericht.
Een bezoek aan het inwendige van Holker Hall hebben we wegens tijdsgebrek moeten uitstellen tot een volgende gelegenheid. Wat we wel deden was even een wandelingetje maken door de schitterende tuinen en velden waarop het statige gebouw over uit kijkt. Die zijn zo uitgestrekt dat er geen einde aan lijkt te komen. Herten en schapen grazen er op een door hen gemillimeterd gazon en in de netjes onderhouden tuinen ontdek je niet alleen prachtige bloemen en planten maar ook heel wat fonteinen en beeldhouwwerken. Gezeten op een bankje in door hoge hagen ommuurde tuin vraag je je af waarom een mens in hemelsnaam zijn leven wil riskeren om toch maar de snelste man op aarde te zijn terwijl de wereld om je heen zo mooi is en zoveel te bieden heeft... Geld, macht en aanzien; zijn die dingen dan zoveel waard?
Nuttige Links: