Zuid Noorwegen (deel 6)
Er is iets met die Noorse banen. Ik probeerde het uit te vlooien terwijl ik over de mij nu al bekende weg van Flå naar Gol reed. Constant in vijfde en zesde rijdend, aan een gangetje tussen de negentig en de honderdtwintig kilometer per uur, nauwelijks honderd meter na mekaar recht en dan voor de ontelbaarste keer een lange, met zuivere passerzwaai getrokken bocht aansnijdend. De ER-6f was dan wel voor de gelegenheid vermomd als toermotor, hij was zijn sportieve blijkbaar nog niet vergeten.
Die regelmaat, ja, dat was het! Waar de situatie hen dat had toegelaten hadden de Noorse autoriteiten wegen aangelegd met een heel evenwichtig karakter. Naast de soms onvermijdelijke ups en downs hadden ze met bijna mathematische regelmaat de trajecten uitgetekend. 't Verveelde nooit, je schoot er goed door op en voor verrassingen kwam je ermee zo goed als nooit te staan.
'k Was me net aan het verkneukelen dat ik dit vraagstukje toch wel gekraakt had toen ik buiten Gol de afslag nam naar weg 51. Daar werd mijn hoogmoed terstond afgestraft want van een regelmaat was hier geen spoor meer te bekennen. De klim naar boven was de enige constante in dit traject dat niet alleen steil was maar ook heel afwisselend; 't was er eentje om zowel je bord, je vingers als je kin van af te likken. Prachtige bochten, een vlekkeloos wegdek - op de remsporen na dan - en geen kat die me in de weg reed. 'k Was blijkbaar nog maar een keer met mijn kont in de boter gevallen.
Even later dacht niet alleen datzelfde achterwerk maar ook de rest van mijn lichaam er duidelijk geheel anders over. De volgende vijfentwintig kilometer kregen van mij dan ook ter plekke de prijs van de slechtste baan van heel Noorwegen. Wasborden, diepe spoorvormingen, putten en bulten, uitgevreten asfalt, 't leek wel of hier alle valkuilen en schietgeweren die men kon bedenken verzameld waren geworden. Of zat ik op een testbaan? 'k Had het bijna kunnen geloven. De ER-6f blijkbaar ook, maar foutloos legde hij ook dat parcours af. Je staat echt verbaast tot wat die motor allemaal in staat is.
't Landschap en de betere banen die me daarna werden voorgeschoteld brachten me echter al snel op andere gedachten. Ruig hoogland, knappe vergezichten, ze deden me denken aan hoe het moet geweest zijn om in vroegere tijden door dit land te reizen.
Te voet, te paard, met paard en kar in de zomer en in de winter met de slee achter de paarden. Niet gekleed in hoogtechnologisch textiel en zo maar in zware, wollen en lederen kleren. 'k Mocht er niet aan denken aan die wollen truien, broeken, sokken en wat al meer, 'k kreeg al jeuk van de herinnering eraan alleen al… Er is geen schaap ter wereld dat voor mijn kloffie uit de kleren hoeft te gaan, dat kan je gerust voor mij aannemen.
Alleen met mijn gedachten op de motor sprongen die als naar vanouds van de hak op de tak. De tijd die reizen vroeger in beslag namen moet ook want anders geweest zijn dan nu. De trip die voor die dag had gepland was bijvoorbeeld iets meer dan vierhonderd kilometer lang, wie weet hoeveel tijd er in de tijd voorafgaand aan asfalt en motoren voor nodig was om die afstand te overbruggen. Zeker in een ruw land als Noorwegen.
't Was met die gedachte dat ik uit de bergen viel en me aan de boorden van het Mjøsa meer bevond. Het Mjøsa meer is met een lengte van 117 kilometer en een oppervlakte van 365 vierkante kilometer het grootste van Noorwegen. Het meer was hier heel breed en aan de noordzijde ervan ligt aan de andere oever Lillehammer, dat mijn bestemming was.
Spiekend op het internet was ik te weten gekomen dat het stadje net zoveel inwoners heeft als bij ons Eeklo. Alles behalve een metropool dus maar dat had de inwoners ervan niet weerhouden om hun woonplaats wereldberoemd te maken. In 1994 slaagden ze erin de Olympische winterspelen te mogen organiseren. De sporen daarvan zijn er nog altijd te zien. Het meest opvallende is de Olympische schans die zich als een dubbele keizersnee aftekent in de heuvel waartegen het stadje zich aanschurkt. Dat litteken zag ik van kilometers ver, zelfs toen ik de stad naderde vanaf de andere oever van de rivier.
De plaats waar Lillehammer zich bevind was reeds bewoond in de ijzertijd. Omstreeks 1150 drukte ook op deze plaats de clerus zijn stempel en bouwde er een kerk met als bedoeling de mensen van de omliggende boerderijen een plaats van aanbidding te geven. En dat voor een god die naar men beweert alom aanwezig is. 'k Heb dat nooit aan mekaar kunnen lijmen, zelfs toen ik nog op het college zat was dat voor mij een van de vele onverklaarbare geheimen waarmee ik daar geconfronteerd werd. Van het bestaan van een kaasschaaf had ik toen - samen met zover ik weet de rest van Vlaanderen - ook nog niet gehoord, ondanks het feit dat die blijkbaar in Lillehammer door een zekere Thor Bjørklund reeds in 1925 was uitgevonden.
Lillehammer bleek bij mijn doortocht verder net als zoveel andere provinciale stadjes te zijn; het was er helemaal niet pittoresk en ook allesbehalve druk maar ooit was dat wellicht heel anders. Er zijn zowaar verkeerslichten in het centrum van de stad, een uitzondering in Noorwegen.
De signalisatie is er verder voortreffelijk, ik werd er zonder problemen recht naar het Maihaugen museum geloodst dat zich als het ware boven de stad verheft. De reden waarom ik naar wat het Bokrijk van Noorwegen wordt genoemd was gekomen lag voor de hand, ik kon er gewoon niet aan voorbij in het kader van mijn zoektocht naar de basis van de Gulbranssen's Bjorndal trilogie. Daarin beschrijft de man op werkelijk magistrale wijze het leven op een op een bergrug gelegen herenboerderij.
Hij baseerde zich daarbij op deels werkelijke situaties want in de jaren zeventien- en achttienhonderd was de herenboer in dit deel van Noorwegen inderdaad zowat heer en meester van zowel zijn land als alles wat erop stond of over liep, inclusief de mensen. De andere kant van de medaille was dat hij verantwoordelijk was voor zijn mensen.
Op Maihaugen hoopte ik gebouwen te vinden die met die welke Gulbranssen vernoemt verwant waren. Zware, sterke houten huizen, met dikke muren, lage zolderingen en statige open haarden, met eenvoudige maar stijlvolle meubels uitgerust. Het museum was ervoor vermaard tot in de Vlaanders en zou naar eigen zeggen er zo'n slordige tweehonderd exemplaren ervan moeten van tentoonstellen. De kans dat ik aan het juiste adres was leek me dan ook groot…
Daarbij had ik op de website van het museum ook geleerd dat ze daar een collectie van zomaar eventjes meer dan 1.100 antieke wapens hadden. Waaronder de oudste revolver ter wereld, talloze zwaarden en al even levensechte wapenbijlen. Als geïnteresseerde in niet alleen geschiedenis maar ook in laat ons zeggen ook ijzerwaren een waar godsgeschenk.
Geen wonder dat ik tot deze dag gewacht had om het volledig werkend museum te kunnen bezoeken. Vanaf vandaag was het museum bevolkt met gidsen, mensen die er oude stielen demonstreerden, ik had er de niet onbelangrijke meerprijs van 40 kronen op de basis inkom van 100 kronen wel voor over. Als ik ter plaatse kom is het allemaal meteen al veelbelovend, vanaf de parking kan ik al een beeld schieten van een oude, charmante trein die er ogenschijnlijk vertrekkensklaar bijstaat.
Terwijl ik op de parking van het museum mijn helm en mijn jas opberg in de kofferset (reuzenhandig die dingen!) en me mijn fototas omgord, ben ik er getuige van dat twee volle toerbussen hun vrachtjes dropppen aan de ingang van het museum. Een bont gekleurd gezelschap voorzien van zonnehoedjes, zonnebrillen, cameras, heuptassen, steunkousen en een hele boel "chacochen". 'k Kan de dettol en de spierzalf bijna tot hier ruiken. Ik weet uit ervaring wat dat betekend en haast me om voor die kudde binnen te geraken maar kom net te laat, ze staan al bij het eerste gebouw en nemen dat ook terstond en zonder slag of stoot in. Hier was geen kruid tegen gewassen, hun aantal gaf hen die macht.
Een gids stond in het Frans druk te doen voor de groep die duidelijk niet al te veel belang schiep in diens explicatie. Kakelend als kippen zonder kop, rumoerig als een bende ongemanierde kleuters, giechelend als bakvissen stonden ze voor hem. De weinige mannen probeerden wat beelden te schieten of geïnteresseerd te kijken. 't Kon de gids allemaal duidelijk geen bast schelen zo te zien; nog zo eentje die ervan uit ging dat zijn pre 't leed van zijn werk verzacht.
Ik haastte me op uit hun buurt te blijven en zou gedurende de rest van mijn bezoek een kat en muis spel met hen blijven spelen. De 140 noorse kronen die ik had moeten ophoesten om binnen te komen had ik anders even goed in 't riool kunnen gooien wist ik. Met een dergelijke troep om me heen kon ik niet onderzoeken, ontdekken, genieten van wat Maihaugen te bieden had.
En dat bleek op het eerste gezicht heel veel. Maihaugen is dan ook wat men noemt een door de tijd gerijpt, volwassen museum. Het werd gesticht door Anders Sandvig, een jonge tandarts die in 1885 naar Lillehammer kwam met het idee er zijn laatste jaren te slijten. Anders had namelijk een longziekte en had volgens de dokters niet lang meer te leven. 't Pakte allemaal duidelijk anders uit want de man stichtte in Lillehammer niet alleen een museum in zijn vrije tijd, hij wist er ook nog tot 1950 te leven. Of hoe een dubbeltje rollen kan, zou men boven de Moerdijk zeggen… Anders Sandvig oefende zijn beroep van tandarts uit in de streek van het nabijgelegen Gudbrandsdalen. Hij kocht er als hobby niet alleen antiquiteiten maar op de duur ook hele gebouwen die hij in Lillehammer heroprichtte en tentoonstelde. En uitgerekend in Gudbrandsdalen zou Gulbranssen naar verluid veel van zijn inspiratie hebben opgedaan…
Ik lieo van het ene prachtige houten huis naar het andere. Kwam zo onder andere ook in schuren en stallen terecht en zelfs in en prachtig authentiek schoolgebouwtje. 't Viel me niet gemakkelijk om van er representatieve beelden van te maken maar ik nam me de tijd om het geheel zo goed mogelijk ook in mijn geest op te slaan. Hetgeen er te zien was was echter overweldigend veel en daarbij stonden de gebouwen knap ingepland op de hellingen. Vijvers en houtpartijen zorgden voor een realistisch decor en ik werd zowaar meer en meer bedreven in het ontwijken van die zuiders luidruchtige Fransen.
In de beslotenheid van een huizengroep liep ik echter in een hinderlaag. De Fransen hadden bezit genomen van wat een oude boerderij bleek te zijn, kompleet met bijgebouwen, stallingen en al. Ik verbeet mijn ergernis over hun ronduit aanmatigend gedrag en keek binnen in het eerste het beste gebouwtje dat ik tegenkwam. Ik stond perplex want daarbinnen zag ik letterlijk en tot in de kleinste details het interieur wat Anton Piek als illustratie voor de boeken over het geslacht Bjorndal had gemaakt in houtsnede. Toeval? Waarschijnlijk, maar toch nam ik er enkele beelden van, hoe moeilijk dat ook ging tussen de houten tralies door die het interieur tegen de bezoekers moesten beschermen.
Een beetje beduusd stak ik de binnenplaats over naar een ander gebouw. Binnenkijkend genoot ik van een interieur dat zowel van eenvoud als van een onmiskenbare combinatie van gestrengheid en gesofistikeerdheid getuigde. Ik las dat deze vertrekken gedurende een zekere tijd gebruikt waren door een militair, toen de boerderij nog op haar oorspronkelijke plaats stond. Ook net hetzelfde als in de trilogie over Bjorndal merkte ik geïntrigeerd op en dan viel mijn oog op het koperen plaatje waarop het museum bij elk gebouw aangeeft wat de herkomst en de leeftijd is. Bjornstad stond er in sierlijke letters in het koper gegraveerd. Dit was te veel om nog zuiver toeval te kunnen zijn?!
Ik keek rond naar al de gebouwen die deze groep uitmaakten. Ze kwamen mij allemaal zo bekend voor, zelfs het feit dat er twee woonhuizen zijn klopte als een bus met hetgeen Gulbranssen over de Bjorndal hofstee had geschreven. De kudde Fransen week terwijl ik mezelf stond af te vragen of ik helemaal gek was geworden.
In gedachten verzonken stapte ik de leefkamer van het andere leefhuis binnen.
't Was er compleet gemeubeld als oorspronkelijk en aan de lange houten tafel zat een man. Ik sprak hem aan en kwam zo te weten dat hij hier de gids was. Hoe de familie noemde waarvan Anders destijds de boerderij kocht? Bjornstad, en de hoeve, bestaand uit niet minder dan in totaal 28 gebouwen was begin de jaren 1900 hier op de museumgronden terug opgebouwd.
Noem het voorbarig maar ik kon met niet meer aan een speculatie onttrekken. De kans dat Gulbranssen - die erg geïnteresseerd was in het leven op het Noorse platteland - dit museum hhad bezocht was heel rieel. De Bjornstad boerderij stond hier toen al en Oslo was naar Noorse normen zowat vlakbij. En had Gulbranssen niet altijd gezegd dat zijn verhalen gebaseerd waren op wat hij om hem heen zag? Op wat het leven om hem heen hem aanreikte? Als dat waar kon zijn deed ik hier gewoon een ontdekking van formaat?!
Misschien had hij deze opstelling echt wel gebruikt als decor voor zijn verhalen? De gids had echter nog nooit van Gulbranssen en zijn wereldberoemde trilogie gehoord, laat staan dat hij me over de al dan niet toevalligheid der dingen meer inlichtingen kon bezorgen. Bekend worden in je eigen land, 't schijnt dat dat nog moeilijker is dan als artiest als zodanig erkend worden tijdens je leven…
Ik kuierde verder tussen de gebouwen en ontdekte er ook steeds meer, verspreid in het knap aangelegde museumlandschap. Teleurstellend was echter dat schier de helft ervan niet bezocht kon worden. De mogelijkheden daartoe waren niettemin duidelijk aanwezig maar iemand had nagelaten om de deuren van het slot te doen. Van de beloofde demonstraties van stielmannen kwam ook al niets in huis want op de postmeester, de schooljuffrouw en een huisvrouw na was er verder blijkbaar niemand aanwezig.
De postmeester - ooit een echte postmeester trouwens - deed echt zijn best om me mijn grieven te laten vergeten maar zelfs zijn vakkundige en heel interessante uitleg over de werking van de post door de eeuwen heen kon mijn stijgende verontwaardiging niet onderdrukken. Ik had betaald voor een museum met alles erop en eraan en dan wilde ik dat ook zien, zo zit dat. Waarom had ik anders 140 in plaats van 100 krone betaald en was ik pas op de eerste juni gekomen?
Van de vriendelijke postmeester had ik vernomen dat de wapencollectie die ik ook nog wilde zien zich in het hoofdgebouw bevond. Ik bedankte heb hartelijk voor zijn deskundige begeleiding en liep naar de inkombalie. Ik vroeg er naar de zaal waar de wapencollectie zich bevond maar kreeg er tot mijn verbazing te horen dat die niet voor het publiek toegankelijk was. Dat deed bij mij de emmer overlopen; ik vroeg iemand van het management te spreken.
De zondebok van dienst bleek een vriendelijke vrouw te zijn die me niet onvoorbereid te woord stond. Ze had namelijk een heel mooi en waarschijnlijk peperduur boek over de wapencollectie meegebracht. Blijkbaar genoten ook hier journalisten een twijfelachtige reputatie?
Dat zoenoffer, hoe verleiddelijk ook, wilde ik echter niet aanvaarden; 't ging me hier niet om centen of geschenken maar om het feit dat de bezoeker misleid werd als hij afging op de gegevens van de website van het museum. Voor het afwezig zijn van de ambachtslieden had de dame geen uitleg, hoogstens dat het seizoen nog jong was en ze daarvoor afhingen van vrijwilligers. Ze was verbaasd over mijn verontwaardiging over het gesloten zijn van zoveel huizen en kon niets anders dan zeggen dat de wapencollectie dit jaar niet tentoongesteld zou worden.
Ze verontschuldigde zich voor de blijkbaar gebrekkige communicatie op de website van het museum en bood me nogmaals het knappe boek aan. Zowat eens seconde lang stond ik in twijfel maar besloot toen om kordaat maar beleefd te weigenen. Ik wilde hier een punt maken en hoe goed de dame het ook meende, met een boek kon dat niet van tafel worden geveegd. Ik nam beleefd afscheid en liep naar de motor.
'k Had nog dik tweehonderd kilometer motorplezier voor de boeg; die tien procent hindernisbaan nam ik er graag voor lief bij. In de valleien graasden de schapen van het jonge, malse gras met op de achtergrond de beboste bergen. In de verte lag nog sneeuw op de toppen, of waren dat de wolken tegen de blauwe hemel? 't Was bijna niet te zeggen, zover kon je die dag in Noorwegen zien.
Wordt vervolgd...
Met dank voor de samenwerking bij het verwezenlijken van dit project:
Visit Norway
Kawasaki Benelux
Hogevarde
Nuttige links:
DFDS Tor Line: http://www.dfdstorline.com
Vassfaret-bjornepark: http://vassfaret-bjornepark.no/
Oslo: http://www.visitoslo.com/en/?x=1
Vikingskipshuset: http://www.khm.uio.no/museumsbutikk/engelsk/vikingskipshuset.html
Kon-Tiki museum: http://www.kon-tiki.no/e_aapning.php
Fram museum: http://www.fram.museum.no/en/
Brusletto: http://www.brusletto.no/index.php?sprakID=eng&
Maihaugen museum: http://www.maihaugen.no/en/
Art van Riet: www.noemedbilder.com