The Peak District (deel 4)
Het Peak District, gelegen in centraal Engeland, verwent niet alleen liefhebbers van buitensporten en ongerepte natuur maar zal ook cultuur- en geschiedenisfanaten bekoren. En wie van architectuur houdt zit hier eveneens op het juiste adres.Vandaag, 23 juli, gaan wij onder andere een kasteel met omliggend landgoed bezoeken. Mevr. Sykes, PR verantwoordelijke voor de regio, regelde voor ons namelijk een afspraak met Sir Richard FitzHerbert, eigenaar van Tissington Hall en enthousiast ijveraar om het Peak District duidelijker op de toeristische kaart te krijgen. Tissington ligt op een goeie 30 km van ons vakantieverblijf in Great Longstone. We worden daar tegen lunchtijd verwacht dus we hoeven ons niet te haasten. Een snelle blik op de kaart leert ons dat Ashbourne in de buurt ligt en die stad is ook wel een bezoek waard. Onze dagplanning ligt dus al vast voordat we in motorkledij en met de helm op het hoofd goeiedag zwaaien naar onze gastheer, die in zijn tuin gaat werken.
We sturen onze Street Triples in zuidelijke richting over verkeersluwe wegen. Als we de wegwijzer naar Tissington in het oog krijgen en van de hoofdweg afslaan krijgen we –ondanks de netjes geasfalteerde wegen- meteen de indruk dat we enkele eeuwen teruggaan in de tijd.
De eeuwenoude huizen, de brede straten zonder voetpad, het ontbreken van reclameborden en de vele grasperken en statige bomen zorgen voor een decor dat nog maar nauwelijks in de 21ste eeuw te situeren valt. Enkele auto’s die langs de weg geparkeerd staan en enkele iele antennes die vanop de daken verrijzen verraden echter dat we ook deze keer –jammer genoeg- de tijd niet om de tuin hebben geleid.
We parkeren de motoren ietwat plompverloren langs de weg vlakbij een verbouwde schuur die nu blijkbaar als moderne tearoom dienst doet. Terwijl we in de koffers rommelen krijg ik een man in het oog met een witte Panama hoed op die heel energiek door het dorp loopt en blijkbaar bij iedereen bekend is. Dat zou wel eens Sir Richard kunnen zijn, denk ik bij mezelf, maar schuif die gedachte meteen weer aan kant; zowel de kledij als de gelaatstrekken van de man hebben naar mijn oordeel niet bepaald iets nobels.
Met die gedachte laat ik mijn blik over het oude dorp glijden. Uit voorafgaande opzoekingen weet ik dat de leefgemeenschap van Tissington minstens tien eeuwen oud is. Reeds in het beruchte Domesday Book uit 1086 komt het plaatsje namelijk ter sprake als een gift van koning William de Veroveraar aan Henry de Ferrers, een adelijke soldaat die samen met William vanuit Normandië het Kanaal overstak en de Saksen bij Hastings versloeg.
Desondanks heeft Tissington een atypische layout. Het plaatsje wordt als het ware gedomineerd door de duizend jaar oude kerk die vanop een kleine heuvel over het dorp lijkt uit te kijken. Tissington Hall, de plaats waar vanouds de eigenaars van het dorp zetelen, staat quasi gewoon in de rij met de andere bouwwerken die het plaatsje vormgeven.
Onder het motto age before beauty bezoeken we eerst de kerk. Het van oorsprong Normandisch bouwwerk doet aan de buitenkant stoer en stuurs aan en ook het interieur volgt deze lijn, zij het dan wat kleurrijker aangekleed.
Wanneer we er meer in detail rondkijken wordt het ons al snel duidelijk dat deze kerk in feite veeleer de huiskapel van de FitzHerbert familie is dan een dorpskerk. Overal prijkt de naam van het geslacht dat sinds 1465 eigenaar is van zowel het dorp als Tissingon Hall. Meer dan 500 jaar gemeenschappelijke geschiedenis heeft hier overduidelijk zijn sporen nagelaten en over de vermenging van kerk en staat is dan ook hier geen twijfel mogelijk.
Dat Tissington letterlijk baadt in zijn geschiedenis is te merken op het kerkhof dat de kerk omgeeft. Eeuwenoude grafstenen vertellen in telegramstijl de geschiedenis van degenen die hier leefden en stierven. Dat de levensverwachtingen destijds niet hoog waren is duidelijk, de grafteksten verraden veel kindersterfte, iets wat destijds algemeen was zowel op het Continent als in het oude Engeland.
De klok leert ons dat we weldra onze opwachting dienen te maken bij Sir Richard FitzHerbert, dus slenteren we in de richting van Tissington Hall. Het statige gebouw is vanaf de straat goed te zien en nog voor we de ingangspoort bereiken zien we dat de omliggende tuinen heel voornaam zijn; een pracht van bloemen buigt zich over de oude, grijze natuurstenen van de omheining.
We lopen door de poort over het brede, kraaknette pad dat het gemillimeterde gazon doorsnijdt in de richting van het huis. Boven de ingang prijkt het wapenschild van de FitzHerbert familie; het bloedrode schild met drie gouden leeuwen staat in schril contrast met de grijstinten van het stak gelijnde bouwwerk in zuivere Jacobean bouwstijl.
Het huidige huis van de FitzHerbert familie werd in 1609 gebouwd op de plaats waar voorheen een oude vesting stond omgeven door een slotgracht. Gebruikelijk in die tijd want de evoluties in oorlogsvoering hadden het gebruik van middelleeuwse kastelen als veilige haven voorbijgestreefd. Ook verlangde men toen naar meer comfort hetgeen blijkt van zodra we een voet binnen zetten in Tissington Hall. Een fraaie inkomhal met een monumentale open haard en langs de muren eiken panelen heet de bezoekers meteen hartelijk welkom.
Sir Richard FitzHerbert blijkt opgehouden te zijn, maar we worden door de twee vrouwelijke gidsen die Tissington Hall rijk is hartelijk ontvangen en terstond rondgeleid door de prachtige vertrekken. Alles ziet er piekfijn onderhouden uit en elke kamer herbergt een schat aan pachtige meubels en kunstvoorwerpen. Toch straalt het geheel een bijna tastbare huiselijkheid uit; men krijgt nooit het gevoel in een museum rond te lopen, men voelt zich veeleer een voyeur die achter de schermen van een adellijk huis een blik mag werpen.
Een indruk die versterkt wordt door sommige uitlatingen van de gidsen die de fratsen van Sir Richard FitzHerbert duidelijk niet altijd weten te apprecieren; met een ietwat verveeld gebaar haalt een van de gidsen ter demonstratie een rat uit een kast. Gelukkig een nepding maar wat Sir Richard in petto heeft om de dames en de bezoekers te verrassen weet je maar nooit, klinkt het op een kritische toon.
In de volgende kamer worden we niet alleen getracteerd op een schitterend interieur maar ook op een tragedie. De kleren en het haar van een jonge vrouw die voor de haard stond zouden vlam gevat hebben waarna ze in een oogwenk in een levende toorst veranderde en een week daarna aan haar verwondingen overleed. Men zegt dat men haar geweeklaag soms nog kan horen als men ’s avonds alleen is in deze kamer.
Als we in de prachtige bibliotheek komen hangt er een luchtiger sfeer en net op het moment dat de gidsen met hun uitleg beginnen gaat er onverwachts een deur open. De man met de Panama hoed die ik bij onze aankomst opmerkte stapt de kamer in en meteen is aan de houding van de gidsen te zien dat ik het aanvankelijk toch bij het rechte eind had; ze stellen de breed glimlachtende man aan ons voor als Sir Richard FitzHerbert, eigenaar van Tissington Hall en de omliggende estate.
Sir Richard bedankt de dames voor hun diensten op een vriendelijke manier, maar toch weet een goed observerende toeschouwer meteen hoe de verhoudingen liggen. Deze man weet wat hij wil en zal zo te zien wat hij begeert ook krijgen.
Nu we het grootste deel van het interieur van Tissingtin Hall gezien hebben neemt hij ons met een natuurlijke zin voor leiderschap op sleeptouw door de tuinen van het prachtige oude huis. Nergens is overdaad te bespeuren maar alles is opvallend strak en netjes onderhouden. Het geheel straalt een efficiente schoonheid uit waarin menige liefhebber van mooie dingen zich zal vinden.
Ook het verhaal van Sir Richard spreekt -zacht uitgedrukt- tot de verbeelding. Hij wist wel dat hij de titel zou erven maar het was lang niet zeker dat het landgoed eveneens zijn erfdeel zou zijn. Van wijnverkoper in Londen naar landeigenaar in de heuvels van het Peak District; ’t moet een hele aanpassing zijn maar zo te zien heeft Sir Richard het allemaal prima overleefd.
Terwijl we rondgeleid worden schetst Sir Richard op onze vraag zowel het wel als het wee van een erfgenaam van een oude, adellijke familie. Hij laat verstaan dat het besturen van een dergelijk landgoed in deze moderne tijden alles behalve rozengeur en maneschijn is op financieel vlak; ook hij heeft af te rekenen met de belastingen en het onderhoud van al die gebouwen – het Tissington landgoed telt ongeveer 50 huizen en boerderijen- kost handenvol geld.
Uit beleefdheid informeren we maar niet wat al dat vastgoed elke maand weer aan huur moet opleveren, maar dat het niet zo’n vetpot is blijkt uit het feit dat Sir Richard maar enkele mensen vast in dienst heeft om zowel zijn huishouden als het onderhoud van het landgoed te beredderen.
Dat de Tissington estate als een parel in de kroon van het al overweldigend mooie Peak District zit blijkt al snel als Sir Richard ons het landgoed toont tijdens een korte rit vanuit zijn 4 x 4. Niet alleen het golvende landschap is prachtig maar ook de oude slagerij van het dorp, de tot de verbeelding sprekende snoepwinkel en de gezellige vakantiewoningen die Sir Richard verhuurd maken dat we deze korte tocht nooit zullen vergeten.
Honderduit pratend is Sir Richard zo galant ons terug bij de motoren af te zetten. Hij regelt nog vlug wat eten voor ons in de tearoom en terwijl we dat op het terras naar binnen werken stelt hij ons voor aan een van zijn kennissen. De dame in kwestie heeft een breedgerande zomerhoed op en een jurkje aan dat duidelijk niet uit de rekken van een grootwarenhuis komt.
Haar tiener zoon – just home from university- heeft een outfit die je ook niet voor een weekloon koopt. Het gesprek gaat al snel over onze hoofden heen over gezamelijke bekenden en daarbij komt het ene na het andere voorname geslacht aan bod; zelfs ontmoetingen met leden van de koninklijke familie komen geheel terloops ter sprake. Sir Richard zei ons al dat hij een groepje vrienden had die allemaal met een oud huis zaten opgescheept. Of hoe rijkdom ook zijn “minder” aangename kantjes heeft…
Blij met de wetenschap dat ook een Sir van grote afkomst maar een gewoon mens blijkt te zijn zoeken we de motoren op en begeven ons terug in het gewoel van de 21ste eeuw. We rijden over de A515 in zuidelijke richting en komen al na een tiental minutjes in Ashbourne aan.
Ashbourne ligt net buiten het Peak District Nationaal Park. Het is een van Derbyshire’s mooie oude marktsteden met historische gebouwen, middeleeuwse straten, kwaliteitsvolle winkels en tientallen pubs waaronder ‘The Green Man’, waar de toenmalige prinses Victoria ooit logeerde.
Ashbourne, gelegen op de heuvelachtige oevers van de Henmore Brook rivier, noemt zich the Gateway to the peak District, maar is desondanks een ietwat slaperig stadje. Het kan niettemin bogen op grote namen waarmee het stadje onlosmakelijk verbonden is. Zo werd Catherine Booth, de ‘moeder’ van het Leger des Heils, hier geboren in 1929. Ook de naam Nestlé zal een belletje doen rinkelen. Sinds 1910 had Nestlé hier een fabriek waar de Carnation gecondenseerde melk geproduceerd werd. Zogenaamde ‘melktreinen’ konden daarvoor via een eigen spoorlijn tot op het bedrijfsterrein komen en makkelijk goederen distribueren tot in Londen.
Op die vroegere stationssite aan de noordrand van de stad, toegankelijk via een Victoriaanse tunnel, start een populair fiets- en wandelpad: het Tissington Trail.
Ashford is ook de thuishaven van een jaarlijkse tweedaagse voetbalmatch, the Shrovetide Football game, die reeds koninklijke erkenning kreeg van twee Prinsen van Wales. Deze match is op zijn minst speciaal te noemen als je weet dat er gespeeld wordt gedurende twee periodes van acht uur en dat de stad het speelveld is, met de goals drie mijl uit elkaar; en dat er duizenden spelers zijn. De ene helft van het dorp ( de Up’ards) neemt het namelijk op tegen de andere helft (de Down’ards).
Van de daarbijhorende drukte is echter niets te merken als we door de straatjes van Ashford wandelen. Oude huizen in overvloed en ook enkele mooie winkels trekken onze aandacht. In één straat vinden we verscheidene antiekzaken en één ervan heeft grote vitrines waarin zowaar oude motoren te koop staan. BSA’s, Triumphs… allemaal in perfecte staat en zo te zien klaar voor actie.
Het weer is goed en de namiddag nog niet erg ver gevorderd. We nemen er de tijd voor om via kleine wegen terug naar Great Longstone te rijden. Onderweg maken we zelfs een ommetje langs Hartington en parkeren er de motoren naast een kleine vijver die in het centrum van het dorp de hemel ligt te weerspiegelen.
Dat het plaatsje ooit bekend stond als leverancier van kalksteen, ijzererts en lood is niet meer te zien. Van de kaasindustrie van weleer wel; nog voor de motoren stilstaan zien we een winkel waar artisanaal gemaakte kaas wordt aangeboden.
De brede straten, de prachtig onderhouden oude huizen, de gastvrij ogende pub, de vele treurwilgen en de gemillimeterde gazons zorgen samen met het feit dat er maar weinig beweging is van mensen en verkeer voor een opmerkelijk rustgevend straatbeeld.
Wie hier zijn dagen slijt moet het al heel bont maken om een verhoogde bloeddruk op te lopen, denk ik bij mezelf. Als ik merk dat er een pracht van een huis te koop aangeboden wordt slaat mijn verbeelding geheel op hol. De werkelijkheid is echter dat huizen in de Peak District enorm duur zijn; geen wonder als je ziet hoe mooi de omgeving is…
Als we aankomen in Great Longstone valt de avond over de heuvels. We rijden langs ons verblijf de hellingen op, op zoek naar mooie plaatjes. Een plaatselijke regenbui heeft alles fris gewassen en de verdampende regendruppels zorgen ervoor dat er een fluwelen waas over het landschap hangt dat zich voor onze voeten uitstrekt.
De zon gaat onder in een vuurzee die zich achter het laag hangende wolkendek tracht te verschuilen. Weer een dag voorbij, denk ik bij mezelf, maar dan eentje die zo aangenaam was dat we hem niet licht zullen vergeten!
Wordt vervolgd…
Nuttige links:
Peak District: http://www.visitpeakdistrict.com
Visit Brittain: http://www.visitbritain.com/en/EN/
P&O ferries: tel: 070/70 77 71 http://www.poferries.be/
Field House Cottage: http://www.field-house-cottage.co.uk
Tissington Hall: http://www.tissingtonhall.co.uk/