The Peak District (deel 5)
De lucht is licht bewolkt als we aan het ontbijt zitten. De worstjes die we gisteren in de slagerij van Tissington kregen smaken heerlijk bij de verse eieren van de kippen die op onze thuishaven, Field House Cottage in Great Longstone, overal rond scharrelen. Tegen de tijd dat de laatste hapjes van het onbijt naar binnen zijn gewerkt priemt er een zonnestraal door het wolkendek. Voor ons meteen het teken om ons klaar te maken voor de tocht die op het programma staat. Veel kilometers gaan we niet doen, we blijven vandaag dicht in de buurt, maar dat wil niet zeggen dat we geen mooie dingen gaan zien.Al na een kwartiertje rijden in oostelijke richting komen we bij Chatsworth House aan. In tegenstelling tot wat je zou kunnen verwachten passeren we geen ingangspoort maar komen bijna zonder het te merken op de gronden die het beroemde huis omgeven. Ze beslaan zo maar eventjes 140 vierkante kilometer en zijn dus voor een leek alles behalve te overzien, laat staan in een beeld te vatten. Pas als we tot de vallei van de Drewent rivier doordringen zien we het reusachtige huis tegen de achtergrond van een beboste heuvel liggen.
Een steward wijst ons vriendelijk een plaatsje waar we de motoren veilig kunnen parkeren. Dat blijkt -heel toepasselijk- vlak naast de voormalige paarden- en koetsstalling te liggen; een indrukwekkend gebouw dat vroeger plaats bood aan 80 paarden en de daarmee verbonden noodzakelijkheden zoals stalknechten en hooizolders. Nu biedt het onderkomen aan een rits horecazaken waarin de vele bezoekers aan Chatsworth hun gading vinden.
We beginnen ons bezoek aan Chatsworth House via de omliggende tuinen. De zon staat hoog aan de hemel en zorgt ervoor dat het geheel in een bijna meditterane sfeer baadt. De tuinen zelf maken optimaal gebruik van het glooiende terrein en wisselen strak geschoren graspartijen af met beboste stukken.
Diverse waterpartijen en lange lanen nodigen de wandelaars uit en geven het geheel een nog voornamer uitzicht terwijl grote beeldhouwwerken, neergezet op weloverwogen plaatsen, de verfijnde sfeer die er hangt nog verhogen. Formele gedeelten wisselen af met bijna natuurlijk aandoende, maar niettemin door de mens aangelegde, landschappen.
Eén van de hoogtepunten uit de tuinen is de indrukwekkende Cascade, een monumentale gestyleerde waterval die sinds 1700 de bezoekers verbaast. Vandaag dient de Cascade echter niet alleen om het oog te plezieren; tientallen mensen gebruiken ze om pootje te baden teneinde eventjes aan de drukkende warmte die er in de tuin hangt te ontsnappen. En dan spreekt men bij ons thuis nog over de "stijve" Engelsen! Het vlakbij opgestelde retro ijskreemstalletje doet ook al goede zaken. De sfeer is ongedwongen, het Engelse weer laat zich van zijn beste kant zien en de Nikon klikt…
Vanop een hoogte heb ik een goede kijk op zowel het huis als een strakke, rechthoekige waterpartij waarin een krachtige fontijn een pluim van water de hoogte in schiet. Ik bedenkt dat een dergelijke luister en rijkdom niet voor niets tot stand is gekomen; eeuwen lang heeft een gefortuneerde kaste hiervoor op de kap van de gewone man geleefd.
Wat ik zie is niet alleen het gevolg van een slim beleid van de hoge heren maar ook van mensonterende lonen, rug brekende werktijden, slechte levensomstandigheden, slepende ziekten en lage levensverwachtingen van diegenen die in het verleden onder de Engelse adel leefden.
Die gedachte neem ik mee als we het huis gaan bezoeken. De weelde die men er aantreft is bijna niet van deze wereld te noemen; niet alleen het groot aantal vertrekken maakt indruk maar ook het oneindig lijkend aantal kunstwerken, prachtige meubilair, unieke gebruiksvoorwerpen, en wellicht peperdure boeken laat een enorm diepe indruk achter. Zelfs de wapens zijn van ongeëvenaarde kwaliteit.
Dit is een orgie van rijkdom waarin een klein deel van de bevolking zich schaamteloos al eeuwenlang wentelt. Oude Egyptische beelden staan er naast massa's bustes van latere mediterrane oorsprong.
Dat zoveel rijkdom op één plaats kan geconcentreerd zijn is als doordenkende bezoeker maar moeilijk te bevatten, laat staan dat men dit humanitair verantwoord kan noemen. Wie dit vergaard heeft -en momenteel tot het zijne mag rekenen- is wel érg zuinig op zijn empathie geweest.
Wat men ziet is het resultaat is van eeuwen collectioneren, verbouwen en verfraaien. De eerste steen van Chatsworth House werd in 1553 gelegd door Sir William Cavendish en zijn vrouw Bess of Hardwick. Sir William was - onder andere - Treasurer of the Chamber van de Koninklijke huishouding en werd opgevolgd door een nageslacht van hertogen. Vandaag de dag is Peregrine Andrew Morny Cavendish, 12th Duke of Devonshire aan de bak en de banden met het Engelse koningshuis zijn nog steeds heel sterk.
We verliezen alle noties van tijd als we door de vele kamers , gangen en traphallen van het kasteel dwalen. We mogen vrijelijk fotograferen en maken daar ook dankbaar gebruik van. De laatste hal die we aandoen vooraleer in de shop van het kasteel aan te komen slaat wat mij betreft alles: een grote hoeveelheid grote, prachtige beelden gemaakt uit wit marmer doet me de slechte smaak in mijn mond ten gevolge van de display van zoveel sociaal onrecht even vergeten. Het lijkt wel of we in de kunsthal van een klassieke Griekse koning of Romeinse keizer zijn terecht gekomen. De vergelijking komt in mij op maar gelukkig verzacht de kunst de zeden en geniet ik volop van de tentoongestelde beelden.
Maar toch... Het besef dat het verschil tussen rijk en arm -en het daarmee samengaand sociaal onrecht- van alle tijden is wordt hier nog maar eens overduidelijk geïllustreerd, al wil men er zeker van zijn dat de bezoeker aan Chatsworth House zijn plaats niet vergeet in deze wereld.
In de museumshop koop ik een boek over het maken van klassieke wandelstokken en daarna zoeken we de motoren terug op. Bij de brug over de Drewent rivier stoppen we nog eenmaal voor een blik achterom en maken daarvan enkele beelden. Daarna rijden we terug de gewone wereld in al kan ik niet vermijden dat ik me de eerste kilometers regelmatig afvraag hoeveel van de huizen en landerijen die we passeren bij Chatsworth horen.
Het prachtige landschap van de Wey vallei maakt dat ik mijn opstandige gevoelens tegenover al te grote rijkdom langzaam maar zeker voel wegebben en als we na een uurtje rijden in Buxton aankomen is de wrange smaak die ik in Chatsworth proefde verdwenen. We doen haastig onze boodschappen want we hebben daarna een afspraak met mevrouw Sykes van de Peak District Tourist Board, zeg maar de dienst van toerisme van het Peak District. We hebben afgesproken dat zij ons Buxton zal tonen. Omdat we weten dat ze er al jaren woont verwachten we veel over deze stad te weten te komen en al snel blijkt dat we daarin niet teleurgesteld worden.
Janette Sykes, in een vorig leven werkzaam als journaliste, blijkt niet alleen een capabele vertegenwoordigster te zijn van de toeristische dienst van het Peak District maar ook een gedreven gids. Terwijl we op het terras van een charmant oud hotel iets drinken vertelt ze ons in grote lijnen de geschiedenis van de stad Buxton die heden ten dage dik 20.000 inwoners telt.
Blijkt dat Buxton in de Romeinse tijd bekend stond als Aquae Arnemetiae wat vrij vertaalt klinkt als 'de bron van Arnemetia', een godin in de Romeins-Britse religie die destijds in zwang was. In de naam zijn Keltische woorden terug te vinden die naar een bron verwijzen die tussen de rotsen ontspringt waardoor het als waarschijnlijk mag aangenomen worden dat de plaats al voor de Romeinen bekend stond om zijn warmwaterbron. Ook in de latere geschiedenis van Buxton speelt de bron een belangrijke rol. In de 18de eeuw ontwikkelde Buxton zich onder de impuls van de Dukes of Devonshire tot een Spa hetgeen de Victoriaanse toeristen later naar het stadje zou brengen. En die lieten er zowel hun centen als hun sporen na. De statige architectuur van weleer domineert nog steeds de straten en pleinen van Buxton. Topattracties op dat domein zijn het Crescent hotel - gebouwd naar het beroemde voorbeeld in Bath- en de Devonshire Dome.
Het Crescent Hotel was de place to be voor de rijke bezoekers aan Buxton. Op wandelafstand van het Crescent Hotel staat de Devonshire Dome die destijds door John Carr ontwikkeld werd in opdracht van William Cavendish, de 5de hertog van Devonshire , als een verblijfsplaats voor de paarden van diezelfde rijke bezoekers! Met het Crescent Hotel in de stijgers ten gevolge van een diepgaande restauratie richten we onze aandacht op de Dome.
Afgeleverd in 1789 deed het in eerste instantie dienst als een onderkomen voor 110 paarden maar in 1859 werd een deel ervan in gebruik genomen als hospitaal voor de armen. In 1881 verdween het laatste paard in het voordeel van meer ziekenbedden maar in 2001 werd ook deze fase in de geschiedenis van de Dome afgesloten. Sindsdien heeft de universiteit van Derby er een onderkomen gevonden. De koepelvorm van het gebouw is met een diameter van 44,2 meter de grootste, niet gesteunde koepel ter wereld. Het is met ontzag en verbazing dat we het bouwwerk zowel van buitenaf als van binnen bewonderen; het feit dat de koepel binnenin over akoestisch interessante gaven bezit is daarbij de kers op de taart.
Nog met de Dome in onze gedachten volgen we Janette naar een winkelgalerij. Die blijkt eenmaal binnen over een interessante voorgeschiedenis te beschikken. Hier waren namelijk ooit de badvertrekken gesitueerd waarin de beau monde zich kwam baden teneinde hun stress en zorgen te vergeten. Prachtig betegelde wanden en een authentiek stenen badplaats geven een goed idee hoe het er hier vroeger moet hebben uitgezien.
Van het badhuis gaat het naar het operagebouw en de daarnaast gelegen overdekte tuinen van Buxton. Het geheel ligt aan de rand van een prachtig stadspark en straalt een en al élégance en rijkdom uit.
Omdat er in het operagebouw repetities aan gang zijn kunnen we enkel de inkomhal zien maar deze laat meteen een overweldigende indruk na. Mozaïekvloeren, prachtige muur- en plafondschilderingen, mooie glasramen en een feestelijk aandoende verlichting werken hand in hand om de bezoeker in een speciale sfeer te brengen.
Janette weet ons te vertellen dat de overdekte tuinen destijds dienst deden als wandelgelegenheid voor de rijke burgers indien het weer een wandeling in het park onaangenaam maakte. Men gebruikte die wandelingen om er mensen te ontmoeten van hoofdzakelijk gelijke klasse want om de overdekte tuinen te bezoeken diende er natuurlijk entreegeld betaald te worden. De dag van vandaag is het leven in Buxton gelukkig veel democratischer geworden. Oud en jong, arm en rijk maken naast elkaar gebruik van het prachtige groene stadspark dat netjes onderhouden is maar toch de illusie geeft buiten de stad te liggen.
Nu het sluitingsuur van de winkels is gekomen loopt Buxton stilletjesaan leeg. Daardoor komt de sfeer van vroeger weer over de stad te hangen, een rust die in de moderne tijd maar zelden ervaren wordt in een stad met meer dan 20.000 inwoners. Op de terrasjes genieten late bezoekers van een glas en de weldoende zonnestralen en in de tearoom van het Old Hall Hotel, waar ooit Mary Queen of Scots logeerde, nemen we afscheid van Janette. We wensen haar proficiat met haar mooie stad en kunnen aan haar reactie zien dat ze terecht fier is in Buxton te leven.
Omdat het zo'n mooie avond is besluiten we niet recht naar huis te rijden. We hebben tijdens onze voorbereidingen aan ons bezoek aan het Peak District lucht gekregen van een heel mooie weg die vanuit Buxton vertrekt en laden nu die route in onze GPS. De Cat and Fiddle Road loopt van Buxton naar Macclesfield en is gevormd uit delen van de A537, de A54 en de A53. Volgens de beschrijving heeft deze weg heel wat prachtige vergezichten en rijplezier te bieden en is daardoor zeer populair bij motorrijders.
Dat de Cat and Fiddle Road zijn reputatie waard is blijkt al snel. Reeds enkele kilometers buiten Buxton rijden we door een hellend heidelandschap en de weg klimt via tal van bochten naar boven waar zich de Cat and Fiddle Inn bevindt, het café waarnaar de weg is genoemd. We stoppen bij de Cat maar vinden die uitgerekend vandaag gesloten. Dan maar beelden genomen van de landschappen die we vanaf onze 520 meter hoge positie overkijken.
De stilte die er hangt wordt slechts sporadisch verstoord door voorbijkomend verkeer. We kunnen het geronk van een voorbijkomende motor opmerkelijk lang volgen terwijl hij de afdaling in de richting van Buxton neemt.
Terug in het zadel hou ik met één oog de snelheidsmeter in de gaten. Nodigt deze weg uit om even de paardjes de vrije teugel te laten, de politie controleert heel regelmatig met ongemarkeerde wagens en motoren de snelheid die op deze weg gereden wordt. De reden daarvoor is een lange reeks van zware ongevallen waardoor ook de maximum snelheid op het traject is beperkt tot 50 mijl per uur. Heel wat speciaal voor motorrijders neergezette waarschuwingsborden maken dat we ons ook –zij het met tegenzin- aan die snelheid houden.
Net voor Macclesfield keren we de motoren om en sturen de Triumphs over dezelfde weg terug naar Buxton. Ondanks het feit dat we het traject nog maar net afgelegd hebben verveelt het absoluut niet, de vergezichten die we voorgeschoteld krijgen – en die we nu vanuit een totaal andere hoek zien- staan daar borg voor. We stoppen ook regelmatig om beelden te maken waardoor de avond steeds maar meer op onze hielen zit.
In Buxton aangekomen nemen we de A6 in de richting van Bakewell maar halverwege slaan we linksaf naar de B6049. De weg loopt door een prachtig gevarieerd groen landschap en in Miller's Dale kruisen we het dal van de Wey rivier. Het plaatsje, dat nu in het groen ligt verscholen, was in de vorige eeuwen het toneel van de industriële revolutie. Er werd met de hulp van waterkracht en de inziet van de lokale bevolking een textielnijverheid opgezet. Dat de voorzieningen destijds voor de werkkrachten niet bepaald rooskleurig waren is een feit. Met name de kinderarbeid -het betrof bovendien voornamelijk wezen- was in Miller's Dale alles behalve sociaal te noemen en roept bij mij beelden uit Oliver Twist op. Waarschijnlijk heeft dan ook niemand spijt gehad toen hier het doek viel over de industriële activiteit aan de oevers van de Wey.
Kort daarna bereiken we Tideswell en daar stappen we af om de benen te strekken en het stadje te verkennen. Dat blijkt al snel een lange geschiedenis te hebben want oorspronkelijk van Saxische oorsprong was het reeds in de Middeleeuwen een marktstadje dat voornamelijk bekend stond voor het ontginnen van lood.
Vandaag de dag – en zeker op een zomeravond- is Tideswell een slaperig stadje dat zijn leeftijd en daarmee gepaard gaande charme maar al te graag etaleert. Oude huizen, dito horecagelegenheden en een kast van een kerk die terecht de bijnaam "de kathedraal van de Peak" draagt zijn er een lust voor het oog. De bijna 2000 inwoners zijn zich wellicht maar amper bewust van het feit dat ze in zo'n bekoorlijk stadje leven.
Toch is het moderne leven niet aan Tideswell voorbij gegaan. Zoals overal heeft een bankmaatschappij een prachtig huis als kantoor ingericht en worden oude, statige huizen er tot moderne paleizen gerenoveerd. Met eerbied voor het oude zijn zelfs de kleinste huisjes er knus en gezellig ingericht en het terras van het George Hotel is ronduit verlokkend. Hier zou ik kunnen wonen en oud worden, zoveel is zeker…
Vanaf Tideswell is het maar een korte rit naar Great Longstone en terwijl de zon achter de heuvels zinkt, komen we in ons logement aan. Morgen moeten we terug naar huis maar we nemen ons voor om ook die laatste dag ten volle te benutten. Wordt vervolgd… Nuttige links: Peak District: http://www.visitpeakdistrict.com
Visit Brittain: http://www.visitbritain.com/en/EN/
P&O ferries: tel: 070/70 77 71 http://www.poferries.be/
Field House Cottage: http://www.field-house-cottage.co.uk
Tissington Hall: http://www.tissingtonhall.co.uk/
Chatsworth House: http://www.chatsworth.org/