Perthshire (deel 4)
Balmoral achterlatend draai ik de Versys de weg op in Oostelijke richting. De namiddag is al een eindje gevorderd maar ik wijk niet van mijn oorspronkelijke plan af; ik wil vandaag ook Dunnottar zien, een kasteel waarvan ik een afbeelding vond in een reisgids en sindsdien in de top tien van mijn lijstje met "te bezichtigen" is blijven staan.
Verkeersluw, dat is het minste wat ik kan zeggen van de A93 die me naar de oostkust voert. Het duurt dan ook niet lang voor ik in de buitenwijken van Stonehaven beland, een stad met plusminus 10.000 inwoners welke sinds meer dan 2.000 jaar als een centrum van visvangst te boek staat. Stonehaven staat echter niet alleen om zijn visindustrie bekend; ondermeer Robert William Thomson, self made man en uitvinder van onder andere de luchtband, werd er geboren. Op zijn 23ste –in 1846- patenteerde deze Schot de uitvinding zonder dewelke ons leven als motorrijder er heel anders zou uitzien.
Ik gedenk Robert in mijn gebeden en stuur de Versys naar het zuidelijke deel van Stonehaven dat "de oude haven" wordt genoemd. Het lukt me om de motor tot op de havenmuur te rijden vanwaar ik een mooi uitzicht krijg op zowel de stad als de oude haven. Als ik van de motor stap en mijn helm afzet fluit de wind me om de oren.
Ik proef het zout van de zee op mijn lippen en hoor de golven traag en loodzwaar op de zeewering kapot slaan. Ik neem de camera en schiet mijn beelden. De stad en de jachthaven in beeld brengen lukt zonder problemen maar een representatief beeld maken van de zware, indrukwekkende golven die uit de Noordzee komen aanrollen is andere koek. Zoiets moet je zelf zien, horen, voelen, proeven om er een indruk van te kunnen krijgen.
In de haven liggen plezierboten en vissersvaartuigen broederlijk naast mekaar. Stapels fuiken verraden dat er hier intensief op krabben en kreeften wordt gevist. Het materiaal ziet er recent uit en goed onderhouden; een teken dat het hier goed gaat met het oogsten van de vruchten van de zee. Kan ook bijna niet anders want de Schotten zijn verzot op vis en schaaldieren. Ik voel een kleine honger opkomen bij de gedachte aan een lekker kreeftje maar stel me tevreden met een appel uit de koffers van de Versys. "Pain before pleasure, the old Scots way", denk ik bij mezelf en beloof mijn maag vanavond een degelijk maal. Nu is er echter werk aan de winkel; Dunnottar wacht…
Een klein weggetje voert me zuidelijk van Stonehaven. Netjes aangeduid is de richting waarin Dunnottar moet te vinden zijn en zo sta ik amper enkele minuten nadat ik uit de oude haven ben vertrokken op een kleine parking. Er staan –behalve de Versys- welgeteld één wagen en twee motorfietsen op de parkeerplaats als ik het pad oploop dat naar de site moet leiden, dus veronderstel ik dat het er beslist niet druk zal zijn. Perfect voor mij; om goede beelden te maken en de sfeer van een site op te snuiven kan ik een pak luidruchtige toeristen missen als kiespijn.
Dunnottar is vanaf de weg niet te zien; pas nadat ik enkele tientallen meters het pad ben opgelopen doemen de omtrekken van gebouwen op uit het hoge gras en de wilde bloemen voor me. 't Is natuurlijk gezichtsbedrog want Dunnottar staat op een 49 meter hoge rots die door een kloof van het vasteland wordt gescheiden. Eens de prachtig bloeiende bremstruiken voorbij toont het kasteel zich aan mij in al zijn grootsheid; 't lijkt wel weggelopen uit één of andere film over de duistere middeleeuwen…
De site is sinds vroegste tijden altijd al een versterking geweest, en het is niet moeilijk om te raden waarom. Omstreeks het jaar 500 kwam de kerk er ook langs; Sint Ninian, die de Picten poogde te bekeren, bouwde er een eerste kerk. Tegen de tijd dat de Schotten het jaar 1200 schreven was Dunnottar al lang een zo goed als onneembare versterking geworden.
Zo goed als, want in 1297 slaagde William Wallace erin de Engelse bezetting van het kasteel tot binnen de muren van de kerk terug te dringen om die vervolgens in brand te steken. Het ganse garnizoen kwam om en dat heeft Wallace moeten bekopen. Toen hij later in handen viel van Edward I liet die hem eerst half ophangen, daarna castreren, vervolgens onthoofden en uiteindelijk vierendelen. Ja, in die tijd ging Vrouwe Justitie nog heel doortastend te werk…
Ik wandel van de steile trappen naar beneden en sta in het niemandsland tussen het vasteland en de rots waarop Dunnottar is opgetrokken. Van hieruit ziet de versterking er nog indrukwekkender uit dan vanop de kust; wie hier aankwam, zowel als vriend als vijand, moet zich wel heel kwetsbaar hebben gevoeld. En dat was ook de bedoeling; psychologische oorlogvoering is van alle tijden…
Op enkele mensen na en de krijsende meeuwen die ingewikkelde patronen trekken in de lucht heb ik de site voor mij alleen. Mooi, maar al snel merk ik dat ik te laat ben om binnen de muren van Dunnottar te komen; 't bezoekuur is voorbij en de laatste bezoekers stappen in de richting van de parking.
Ik loop naar de trap toe die naar de ingang van het kasteel leidt; kijk omhoog langs de rotswanden die de muren dragen, hoor de golven breken op het nabije strand en tegen de voet van deze opmerkelijke site. Als ik de rots waarop Dunnottar staat van dichtbij bekijk lijkt het wel of die van ruw beton is gemaakt.
Zwerfkeien in allerlei formaten worden samengehouden door iets wat gemakkelijk kan vergeleken worden met mortelspecie. Maar erosie eist ook hier zijn tol. Hier en daar zijn keien uit hun zitting gevallen en geven daarmee aan dat ook deze verbazingwekkende constructie van de natuur niet de eeuwigheid zal halen. Tot stof zult gij wederkeren, hoor ik mezelf denken, en ik mijmer even weg over het nut waarom ik op deze aardkloot mijn voetstappen achterlaat ...
Als ik terug naar het vasteland klim voel ik duidelijk dat de wind in kracht is toegenomen. Boven aan de trap gekomen draai ik me om en zie een slapend Dunnottar; een oude, vermoeide vesting die zich koestert in de rust die eindelijk, na eeuwen van gestrest leven, over haar is gekomen.
Als ik over de klippen loop om de vesting vanuit alle hoeken te fotograferen struikel ik over enkele stenen constructies die half verborgen zitten onder het gras. Misschien zijn dit nog de resten van de batterij van kanonnen waarmee Generaal Overton in 1652 Dunnotar 8 maand beschoot. Dunnottar was toen de laatste verschansing van de Schotten nadat die in 1651 door Cromwell werden verslagen.
In welke staat het leger van Cromwell Dunnottar heeft achtergelaten is niet te achterhalen maar vanaf de klippen kan ik goed zien dat de verwoesting zeker niet volledig kan zijn geweest. Het verweerde gezicht van het bouwwerk verraadt nog de haar grandeur van toen, maar ook wondtekens die nooit meer zullen verdwijnen.
Heel wat van de verdedigingsconstructies zijn echter nog altijd duidelijk te onderscheiden en dat is opmerkelijk want het kasteel kende een opmerkelijk einde van de tijd dat het bewoond werd. In 1715 werd Dunnotar namelijk samen met de andere bezittingen van Hertog Marichal verbeurd verklaard. Meneer de Hertog had immers de "verkeerde kant" gekozen bij de zoveelste opstand van de Schotten tegen de Engelse kroon en moest dat duur bekopen.
Dunnottar werd verkocht aan de York Building Company die het stripte van al zijn bruikbare materialen; een roemloos einde voor een burcht die eeuwenlang trots de tijd had doorstaan en slechts twee keer niet in staat was geweest om zijn bewoners te beschermen. Nog minder sporen zullen de bloemen waarschijnlijk nalaten die her en der in deze woeste omgeving groeien, denk ik bij mezelf, dus maak ik er een beeld van voor ook zij verval gaan vertonen...
Ik voel vermoeidheid in mijn benen als ik naar de motor terugloop. Met zware motorlaarzen aan de toerist uithangen is niet echt een goed idee. De Versys staat moederziel alleen op mij te wachten, er is geen kat in de omtrek te bespeuren, laat staan een levende menselijke ziel. Als ik de motor start bromt die met een diepe stem samen met de wind een monotone melodie. Even later vertelt de stem uit mijn Garmin me dat ik linksaf moet bij de volgende kruising; 't doet vreemd aan om het geluid van een menselijke stem te horen, net op het moment dat je –misschien wel net als Dunnottar- denkt alleen te zijn op deze wereld.
Ik rijd in zuidelijke richting langs de kust. De baan is breed, gaat op en neer en heeft snelle, wijde bochten. Ze doet me denken aan de wegen langs de Franse noordkust; net als daar kan je hier af en toe de zee zien en bestaat het terrein uit heuvels die afwisselend begroeid zijn met gras of in cultuur gebracht.
Ik laat me geheel leiden door de GPS en een zware aanval van melancholie en merk daardoor wellicht pas laat dat het navigatiesysteem me nu in westelijke richting dirigeert; dat zie ik aan een lichte gloed die aangeeft waar de zon achter de heuvels is gezonken. Dat ontbrak er nog maar aan; een zachte avond, gehuld in het tere licht van een zon die in de lente slapen gaat…
Als ik totaal onverwacht op een heuveltop sta kijk ik uit over een lappendeken van velden dat zich uitstrekt zo ver het oog reikt. De kleuren zijn zo zacht en vaal geworden in de avondschemering, 't lijkt wel een schilderij op zich. Ik sta op Hill of Garvock, lees ik op een bord als ik afstap om van het schouwspel te genieten dat avond heet, stilte noemt en rust brengt in mijn bovenkamer…
Wordt vervolgd...
Interessante links:
Scottish Tourist Board: http://www.visitscotland.com/
The Dunkeld and Birnam Tourist Association: http://www.dunkeldandbirnam.co.uk/
Keepers apartment: http://www.perthshireselfcatering.co.uk/keepers-apartment.html
B&B Elwood Villa: http://www.roomfinderscotland.co.uk/mapsearch.php?townid=282
P&O ferrys: http://www.poferries.be/tourist/index.html