Rondrit Wales (deel 1)
Op de kade van Zeebrugge, onder een prachtig blauwe hemel, leg ik de motor van de Aprilia Futura stil. De romp van de Norsun rijst naast ons op als een steile, stalen klip. Ik plaats de zwaar beladen motor op zijn zijstandaard, stap uit het zadel en zet mijn helm af. Een vluchtige blik op mijn polshorloge leert me dat het vier uur in de middag is. Nog even en we kunnen aan boord gaan van het schip dat ons naar Hull zal brengen. Eindelijk, onze vakantie waar we zo lang naar uitgekeken hebben, is begonnen.
Terwijl de minuten traag wegtikken en de loden zonnestralen van de julizon het gevecht verliezen van een fris briesje dat plots over de kade waait, kijk ik om me heen. Voor ons staan twee Engelse motoren. Eentje daarvan is een oude Norton Commando die door zijn eigenaar voorzien is van een zelfgemaakte, houten kofferset die op een eigenbouw bagagerek is vastgemaakt. De andere motor is een tot een streetfighter omgebouwde Suzuki die er duidelijk al heel wat kilometertjes heeft opzitten en beladen is met volgepropte plastiekzakken. Ik prijs mezelf gelukkig met de Futura. De passende kofferset -door Aprilia zelf ontworpen- en de CirCui roltas herbergen wel een heleboel materiaal, maar toch zit alles veilig en netjes weggestopt. Ik geef de regelknop van de achtervering een volle draai naar rechts en verander daardoor de veervoorspanning van de Futura naar een hardere afstelling.
Tijdens de rit naar Zeebrugge voelde de motor namelijk niet echt stabiel aan. Met een dikke 35 kilogram bagage achterop en een standaard afgestelde achtervering ook niet echt een wonder… Mijn vriendin heeft haar Suzuki naast de Futura geparkeerd. Ondanks het feit dat ook die motor ongeveer 20 kilogram materiaal meezeult, voelt de GS500E volgens haar wel heel stabiel aan en hoeft er niets aan de ophanging bijgeregeld te worden. De testritten met bagage die we de voorbije weken hebben gehouden hebben dus voor haar duidelijk wel hun vruchten afgeworpen. Rita lacht me zenuwachtig toe op het ogenblik dat het grondpersoneel van P&O North Sea Ferries ons teken doet dat we binnen enkele minuten de motoren kunnen starten en aan boord gaan. Ik knipoog haar bemoedigend toe maar bid in stilte dat alles goed zal gaan. Ze heeft nog nooit met haar motor een ferry genomen en beschikt zelfs niet over veel rijervaring. Toch gaat alles goed bij het inschepen. Het licht van haar koplamp volgt me aan boord en even later zetten we de motoren vast en zoeken onze kajuit op.
De regenkledij heeft ons doen zweten tijdens het wachten op de kade, dus zijn we maar wat blij dat we die nu kunnen uitdoen en ons iniets luchtigers kunnen kleden. Het trainingspakje dat we daarvoor gereserveerd hebben laat genoeg ventilatie toe en onze motorlaarzen verruilen we voor gemakkelijke sportschoenen. Vanaf de reling zien we de laatste auto's in de buik van het schip verdwijnen. Even later komt het schip los van de kade en stoomt richting volle zee. Voor de zoveelste keer zien we de windmolens op de kademuur uit het gezicht verdwijnen; het is namelijk niet de eerste keer dat we met P&O het Kanaal oversteken. We verlaten het dek en lopen naar het restaurant, ons reeds verlekkerend op de spijzen die ons wachten. De kwaliteit van het gebodene is naar goede gewoonte weer grandioos en de keuze is al even denderend. Met moeite kiezen we ons menu –alles ziet er al even lekker uit- en gaan aan tafel. Na een uurtje gezellig tafelen vinden we dat het genoeg is geweest en gaan een luchtje scheppen om onze spijsvertering te stimuleren en een sigaretje te roken. De wind is hier, op open zee, wat krachtiger gaan waaien maar toch voelt de avond zwoel aan. De vakantiesfeer die ons nu helemaal in haar macht heeft zit daar beslist wel voor iets tussen. We wachten tot de zon in de zee is verdronken en zoeken dan onze slaapstee op. Met op de achtergrond het zachte grommen van de scheepsmotoren probeer ik me te herinneren hoe we op het idee zijn gekomen om naar Wales te trekken. Zou het boek over Wales dat ik vorig jaar gekocht heb ons de eerste stoot in die richting hebben gegeven? Maar wat maakt dat uit, bedenk ik nog net voor ik in slaap val. Ik kon even goed proberen uitdokteren wat er eerst was: de kip of het ei…
Een diskreet klopje op de kajuitdeur maakt ons wakker. "Morning tea" meldt een stem mij vanuit de gang. Ik wrijf mijn ogen uit en ga de buit binnenhalen. Een dienblad met daarop een dampende kan thee overtuigt mijn nog half slapende geest dat we wel degelijk op weg zijn naar Wales. Het ontbijt dat we even later in het restaurant gebruiken is al even Brits. Eieren, bonen, tomaten, ham, toost… te veel om op te noemen en te veel om van alles te proeven. Meer dan voldaan trekken we ons terug in onze kajuit en maken ons klaar om voet aan wal te zetten. Het schip ligt nog maar net goed vast als we al het ruim opzoeken en de motoren klaar maken om te vertrekken. Terug stijgt de spanning eventjes vlak voor we het ruim uitrijden, maar ook nu bleek dat in feite helemaal niet nodig. Rita volgt me als een schaduw en voor we het weten, rijden we langs de linkerkant van de weg het havenkwartier uit. Even houden we nog halt om samen te lachen om onze collectieve zenuwachtigheid en om de wegenkaart duidelijk leesbaar weg te steken; dan gaan we op weg. York wordt ons eerste doel, want we hebben een route uitgestippeld die ons zoveel mogelijk van de verkeersdrukte moet vrijwaren. De drukke wegen die vanaf Hull naar Wales leiden laten we dus links liggen en dat blijkt al snel geen slecht idee: de 1079 is een landelijke weg die er zo goed als verlaten bijligt en ik heb dan ook ruim de tijd om op geregelde tijdstippen de gedragingen van mijn onervaren metgezellin in de achteruitkijkspiegels te observeren. Alhoewel ze nog nooit links heeft gereden blijkt het al snel dat ze daar totaal geen moeite mee heeft. We bereiken York na ongeveer een uurtje rustig rijden en gaan dan op zoek naar de juiste weg die ons naar Harrogate moet brengen. Na wat zoeken op de ringweg rond York komen we de goede weg -de A59- tegen. Het verkeer wordt nu stilaan drukker want het is ondertussen al tien uur gepasseerd en de Engelsen zijn vandaag schijnbaar op stap om van de zomer te genieten.
De ietwat grijze ochtendlucht is duidelijk aan het oplossen en hier en daar zijn er al wat blauwe vlekken aan de hemel verschenen, waardoorheen de zon dapper het landschap belicht. Naarmate de mijlen onder onze wielen verdwijnen, beseffen we dat we heel goed opschieten, zelfs al rijden we nergens sneller dan wettelijk is toegestaan. De Aprilia Futura blijkt een heel goede reisgezel te zijn en ook de Suzuki geeft geen krimp, ondanks zijn gezegende leeftijd. Als in koor brommen de twee twins dat het een lieve lust is en de kleine Suzuki lost geen meter van de imposante kont die de krachtige Futura laat zien. Ondanks de sportieve invalshoek waaruit de Futura werd onworpen, biedt deze toch een comfortabele zithouding en weet dus het sportieve aan het comfortabele te paren. Kort na het middaguur houden we halt in Skipton, een plaatsje dat net aan de onderkant van het Yorkshire Dales National Park ligt. Nog voor we goed en wel van de motoren zijn gestapt, klampt een jonge man ons aan voor een praatje. Al snel wordt het ons duidelijk dat dit de dorpsidioot moet zijn want hij denkt dat we uit Australië komen en heeft blijkbaar nog nooit van België gehoord. Vriendelijk staan we hem te woord en wanneer we uitgerust zijn en terug vertrekken zwaait hij ons uit terwijl we de A59 verder volgen in de richting van Preston. Genietend van het landschap rijden we verder. Golvende heuvels, bekleed met een lappendeken in alle kleuren van groen, zorgen voor mooie vergezichten. Aan al dat moois komt even later een eind, want de M6, één van de drukste snelwegen in het Verenigd Koninkrijk, dient zich aan. We rijden in Preston de M6 op en vervolgen onze weg in zuidelijke richting. Voor een tijdje gaat het goed, maar dan staan we, met nog maar amper een tiental kilometer op de M6 voor de boeg, in een file. Behoedzaam rijden we tussen de rijen auto's door. Het warme weer eist niet alleen van ons zijn tol maar ook van de autobestuurders, die zwetend in hun metalen dozen, moeten toezien hoe we langzaam maar zeker aan hun omsingeling weten te ontsnappen. Hadden ze maar een motor gekocht, we zien het sommigen onder hen zo denken...
Wanneer we eindelijk de M56 bereiken die ons in westelijke richting naar het noorden van Wales zal brengen, slaken we een zucht van verlichting als blijkt dat er op die weg heel wat minder verkeer is dan op de M6. Vlotjes rijdend malen we de mijlen af, rijden Chester langs aan de noordzijde en volgen daarna de A55 naar Colwyn Bay. Sterk wisselende hemels begeleiden ons daarbij, maar we houden het ondanks soms wel heel dreigende wolkendekken droog. Als we aan onze rechterzijde de zee in het oog krijgen beseffen we pas dat we vanaf nu een hele tijd op het grondgebied van Wales zullen vertoeven en dat maakt ons blij, want dit is tenslotte de streek die we wat beter willen leren kennen. Vervelen doen we ons helemaal niet terwijl we naar onze eerste bestemming -het havenstadje Conwy- rijden. Het golvende landschap dat aan onze linkerkant komt aangerold, stort zich aan onze rechterzijde in de zee, er is hier dus wel degelijk sprake van een abrupte overgang tussen land en zee. Wanneer Conwy tenslotte in zicht komt, draaien we het gas dicht. De aanblik die dit stadje ons biedt is werkelijk prachtig. Het grote middeleeuwse kasteel van Conwy is het eerste wat we te zien krijgen en we rijden rakelings langs dit imposante bouwwerk wanneer we de stadskern bereiken. Ietwat vermoeid houden we op de eerste de beste parkeerplaats halt en halen onze paperassen boven. Er staan slechts 350 kilometer op onze dagteller maar toch vinden we dat het meer dan genoeg is geweest. Op reis, met volgepakte motoren secundaire wegen nemen en ondertussen van het landschap genieten kan soms echt wel vermoeiend zijn...
Vanavond slapen we in het Sychnant Pass House in de Pensychnant Nature Reserve en het lijkt ons niet meer dan logisch dat we eerst ons logement opzoeken voor we verder op ontdekking gaan. Sychnant Pass House blijkt geen onbekend logement in deze streek te zijn, want de eerste persoon die we aanspreken wijst ons meteen de juiste weg. Een goed teken, want wat goed is, is meestal ook bekend. Door de smalle straatjes rijdend valt het me op dat Conwy helemaal geen grote stad is, maar zelfs bijna onder een zakdoek te vatten is. Amper enkele honderden meters rijden we tussen de huizen door, vooraleer we een weg vinden die ons regelrecht de heuvels inleidt die de stad aan één zijde begrenzen. Na enkele kilometers -juist op het moment dat we dachten dat we de verkeerde weg hadden genomen- zien we aan onze rechterzijde een groot hek met daarop de naam Sychnant Pass House in sierlijke letters geschreven. We draaien de oprijlaan op en na enkele tientallen meters staan we voor een mooi oud huis dat omgeven wordt door een al even goed verzorgde tuin. "We zijn er" knikken we elkander toe en stallen de motoren. We laten onze bagage op onze motoren achter en stappen naar de ingang van het huis. Er is geen levende ziel te bespeuren, en ook als we in de ontvangsthal staan, blijft alles muisstil. We bedienen een bel die onze aanwezigheid moet aankondigen en enkele seconden later duikt er een man voor ons op. Ons voorstellen hoeft blijkbaar niet want meteen al begroet de man ons als "de journalisten uit België". Hij wijst ons onze kamer en biedt ons aan om later samen met hem en zijn vrouw de koffie te gebruiken in het salon. Eenmaal de bagage op de kamer staat en we ons hebben opgefrist, gaan we naar het salon en vallen ondertussen van de ene verbazing in de andere.
Het gehele interieur van het huis -onze slaapkamer inbegrepen- is smaakvol ingericht in een knusse, Victoriaanse sfeer. We voelen ons hier meteen thuis en dat doet Graham Carrington en zijn vrouw Bre Sykes plezier want ze leggen ons uit, onder het nuttigen van een perfect geserveerde koffie, dat het hun opzet is om de bezoekers van Sychnant Pass House een zo huiselijk mogelijke sfeer te bieden. We kunnen niet anders dan te beamen dat ze daar perfect in slagen. Daarna maken we een wandeling in de prachtig aangelegde, doch natuurlijk aandoende tuin tot het tijd wordt om aan tafel te gaan. We doen de voortreffelijke keuken van Sychnant Pass House alle eer aan en trekken ons daarna op onze kamer terug. De rust die het interieur uitstraalt en de landelijke ligging van ons logement zorgen ervoor dat er van lezen niet veel in huis komt. Al snel vallen onze ogen dicht en genieten we van een diepe, verkwikkende nachtrust. Na een stevig en superverzorgd ontbijt, rijden we naar Conwy om het stadje te verkennen. Conwy is gelegen aan de rand van de zee en aan de monding van de gelijknamige rivier die in het hartje van de Snowdon zijn oorsprong vind. Het stadje is ontstaan toen Edward de Eerste er in 1287 het kasteel bouwde om de opstanden tegen zijn bewind te onderdrukken en er de Engelse emigranten een relatief veilig onderkomen te bieden. Het kasteel is samen met de stadswallen opmerkelijk goed bewaard gebleven en gezamenlijk domineren ze nog altijd de site. Van op de muren van deze imposante waterburcht krijgen we een uitstekend uitzicht op het stadje en de omgeving. Het heuvellandschap stort zich ook hier vol overgave in de zilte kustwateren van Conwy Bay en het is dan ook geen wonder dat een waar leger van zeemeeuwen nu de plaats heeft ingenomen van de schildwachten die vroeger deze muren bevolkten.
Eentje ervan blijkt van geen wijken te willen weten en wil blijkbaar kost wat kost samen met de omgeving op de foto. Minutenlang poseert onze geverderde vriend geduldig en fier voor onze lens terwijl we de beelden maken. Als dank voor zijn bereidwilligheid geven we hem daarna een stukje brood uit onze knapzak. Hij vecht even met zijn kompanen die hem te snel af proberen te zijn, maar wint tenslotte het pleit met glans. We dopen hem Edward en laten hem dan maar met rust, hij heeft tenslotte meer recht op een plaatsje op deze wallen dan wij, die zo maar eventjes zonder uitnodiging en ongevraagd de boel hier komen verkennen.
Over de stadswallen lopend, gaan we bijna de gehele stad rond en proberen ons voor te stellen hoe het leven hier vroeger moet zijn geweest. Iets wat helemaal niet veel van onze verbeeldingskracht vergt, want sommige straten hebben hun ronduit middeleeuws karakter weten te bewaren. In het midden van het stadje prijkt een kerkje dat er uitziet alsof het gebukt gaat onder de jaren, het lijkt wel langzaam maar zeker weg te willen zinken in het grasperk waardoor het is omgeven, om zo eindelijk de eeuwigheid te kunnen bereiken. Langs de kade staan we plots oog in oog met het kleinste huisje van Engeland. De rood geverfde gevel maakt dat je het ondanks de minieme afmetingen zeker niet kunt missen. Of er ooit effectief iemand heeft gewoond, lijkt ons zeer twijfelachtig, maar de toeristen hebben er blijkbaar wel een stuiver voor over om er eens binnen te gaan. Tegen de middag houden we Conwy-city voor gezien en gaan in Sychnant Pass House plannen maken en alles pakken voor de volgende etappe van onze tocht. Dat we daarbij keuzes zullen moeten maken staat vast, want er is in Wales heel veel te zien dat beslist de moeite waard is.
De verscheidenheid die Noord Wales zijn bezoekers biedt is opmerkelijk. Je bent er nooit ver verwijderd van de meest uiteenlopende kustlandschappen, maar voor je het weet beland je in het binnenland, dat zo mogelijk nog meer te bieden heeft. Het Snowdonia National Park vormt daarbij de hoofdbrok, die wereldwijd gewaardeerd wordt om zijn natuurlijke schoonheid. Maar ook de meer dan 750 mijl lange kustlijn van Wales is bijna in haar geheel een pareltje. We besluiten om het lieflijke Conwy en de prachtige baai te verlaten en onze aandacht op het Snowdonia National Park te richten. Dat park is niet minder dan 2.177 vierkante kilometer groot en is heel dun bevolkt. In heel Wales leven namelijk nog geen 3.000.000 mensen, terwijl het land een oppervlakte beslaat die even groot is als tweederde van ons Belgenland. Om deze bergachtige streek te bereiken, hoeven we niet ver te rijden, Wales is helemaal niet zo groot als het op de landkaarten wel lijkt. Na een hartelijk afscheid te hebben genomen van Bre en Graham gaan we terug op pad. We rijden eerst een tijdje langs de kust over de A55 en de A487 en komen zo via Bangor in Caernarfon terecht. De wegen zijn prachtig onderhouden en bieden een mooi zicht op de kustlijn van het eiland Anglesey dat het uiterste noorden van Wales vormt. Het stadje Caernarfon heeft ook al haar bekendheid te danken aan een kasteel dat Edward de Eerste liet bouwen. Na zijn overwinning op Prins Llywelyn de Laatste van Wales in 1283, besloot hij dat dit nieuwe kasteel de lokale bevolking duidelijk moest maken dat ze van verdere opstanden maar beter konden afzien. De sierlijke, doch eveneens strenge uitstraling van die burcht, moet in die woelige tijden afdoende zijn geweest om de oorlogsdreiging af te wenden, want het bouwwerk staat nog steeds in al zijn glorie over de Menai Strait uit te staren, de zeearm die het eiland Angelsey van de rest van Wales scheidt. Een hele prestatie voor een militair gebouw, dat tenslotte toch uit de dertiende eeuw dateert. Dat deze site al veel eerder van militair belang was, getuigen de opgravingen die in de omgeving van de stad een Romeins fort blootlegden, dat in 78 na Christus, Segontium werd genoemd. Maar ook in de jongste geschiedenis speelt Caernarfon een niet onbelangrijke rol. In 1969 werd Charles, de troonopvolger van de huidige koningin van Engeland, er tot Prins van Wales gekroond. Een traditie die nog uit de middeleeuwen stamt. Die eilandbewoners toch, ze weten als geen ander hoe ze hun historie levend moeten houden...
Vanaf Caernarfon slaan we de weg in naar Llanberis, die ons vervolgens naar Capel Curig en Betws-Y-Coed zal voeren. De A4086 is eerst een heel ruime tweevaksbaan die bijna voortdurend klimt en daarna steeds smaller wordt. Het uitzicht dat we vanuit het zadel van de motoren voorgeschoteld krijgen, is soms echt adembenemend. Beelden maken van de mooiste plekjes is jammer genoeg niet altijd mogelijk, want de parkings die uitzicht bieden op al dat natuurschoon zijn keer op keer eivol met toeristen die ook een fotootje willen maken. Verder is de weg te smal om zomaar eventjes middenin een steile klim halt te houden om wat opnames te maken. Toch kunnen we er het verkeer maar moeilijk druk noemen. Meer dan eens zijn we zo goed als alleen op de goed onderhouden en bochtige wegen die ons door een heel gevarieerd, maar steeds wel sterk heuvelachtig landschap voeren. De stevige remkracht van de Futura komt me hier goed van pas, want de motor is zwaar beladen; maar de verleiding om ondanks de extra kilo's toch wat bochtjes te pikken en eens flink aan het gas te draaien, is steeds even verleidelijk. Dichte bossen wisselen af met weidelandschappen en hier en daar ligt er een prachtig meertje op ons te wachten. Eens we Capel Curig voorbij zijn en ons op de A5 bevinden, beginnen de beboste heuvels de overhand te krijgen op het meer open terrein. Het is al heel laat in de namiddag als we tenslotte in Betws-Y-Coed aankomen en er op zoek kunnen naar ons volgende bivak. Nou ja, bivak: met een naam als "The Roal Oak" zal dit hotel zeker wel meer te bieden hebben dan een goed bed en een proper toilet...
Interessante links:
Sychnant Pass House : www.sychnant-pass-house.co.uk
British Tourist Authority: www.visitbritain.com
Conwy: www.conwy.com
Met dank aan: Wales Tourist Board
P&O North Sea Ferries: