Rondrit Wales (deel 4)

Share

Ik zet de motor af en klim uit het zadel. Ik trek snel mijn handschoenen uit en zet mijn helm af. Routineuze handelingen die ik al duizenden keren zonder nadenken heb uitgevoerd, maar die ik deze keer maar al te bewust pleeg. Wanneer ik mijn vest openrits blijkt mijn T-shirt doorweekt te zijn van het zweet. De zomer is tot in het noordwesten van Wales doorgedrongen en zorgt er voor een verrassende, ietwat zuidelijk aandoende sfeer. Een licht briesje, dat zachtjes over de heuvels streelt, brengt gelukkig enige verkoeling.

Met de landkaart van Anglesey in de hand zoek ik beschutting in het bushokje dat naast de stoffige, verlaten landweg op reizigers staat te wachten. Ik proef het zout van de nabije zee op mijn lippen en realiseer me pas nu dat ik al een tijdje niets meer gedronken heb. In de schaduw van het dak van het bushokje spreid ik de landkaart uit op de houten bank en laat mijn wijsvinger langs de weg lopen waarvan ik denk dat we hem gevolgd hebben. Inderdaad, voor het eerst in lange tijd voel ik dat ik misschien wel verloren ben gereden. Maar niet getreurd... het is vakantie voor iets, de zon schijnt, de hemel is diepblauw en ik heb nog net één blikje frisdrank in mijn tanktas zitten. Terwijl ik dat blikje te voorschijn haal, geef ik teken aan mijn reisgezellin dat ze best ook maar van haar motor kan klimmen om de schaduw op te zoeken. Om beurten nemen we een slokje van de lauwe drank. De Cola smaakt naar oud ijzer, maar lest toch een beetje onze dorst. Net op het moment dat we besluiten dat we echt niet meer weten waar we zijn, komt er een oude man als uit het niets opgedoken. We vragen hem de weg en zonder twijfelen wijst hij ons die aan. Volgens hem zijn we maar nauwelijks twee mijl van onze bestemming verwijderd. Vol goede moed gaan we terug op weg. Dromend van een goede douche, een fris drankje en een mooie zonsondergang.
Nauwelijks tweehonderd meter verder voel ik nattigheid. De holle weg waarop we ons bevinden is slechts breed genoeg om één auto en een konijn door te laten en heeft volgens de verkeersborden een hellingshoek van meer dan 35%. Terwijl ik de zwaar beladen Aprilia Futura voorzichtig naar beneden loods, probeer ik in de achteruitkijkspiegels de vorderingen van mijn gezellin in de gaten te houden. Ze volgt goed en voorzichtig, maar ik weet dat ze momenteel duizend angsten uitstaat. Eigen schuld, dikke bult denk ik bij mezelf, ze had maar meer moeten oefenen met de motor voor we aan deze trip begonnen. Plots dienen er zich enkele bijkomende hindernissen aan. De baan is vanaf hier besmeurd met paardendrek en maakt het afremmen voor de haarspeldbochten tot een penibele bezigheid. Net op het moment dat ik bij mezelf de bedenking maak dat er nu enkel nog een auto nodig is die zich als tegenligger een weg naar boven probeert te banen om de beproeving compleet te maken, duikt er midden in een bocht effectief een grote terreinwagen op. De wet van Murphy op zijn best, als er iets mis kan gaan, dan gaat het ook mis. Ook bij mij staat nu het zweet op het gezicht. Achteruit kunnen we niet, dus rijden we zo goed als we kunnen de berm in en zien de wagen rakelings langs onze benen voorbijrijden. Zo, dat hebben we gehad, denk ik even later als we terug een vlakke weg bereiken die de oprit blijkt te zijn van Tyn Pistyll Guest House, ons logement.
Ik stop en kijk waar we de motoren veilig kunnen parkeren. Achter mij hoor ik plotseling een verdacht en hevig gekraak, gevolgd door gedempt vloeken. Wanneer ik me omkeer in het zadel zie ik enkel nog de onderkant van de Suzuki GS500 die op zijn kant in de struiken ligt en waarboven één motorlaars die me hevig bewegend teken geeft dat mijn hulp nu wel heel dringend is gewenst. Ik stal de Futura en loop naar de struiken toe. Als uit het niets duiken vriendelijke, behulpzame handen op en samen bevrijden we Rita van het gewicht van de motor. Zowel zij als de motor hebben geen schade opgelopen bij deze onverwachte valpartij. Er dringt echter plots een walgelijke stank onze neusgaten binnen en iedereen gaat op zoek naar de oorzaak van die plotse luchtvervuiling. De roestkleurige cocker spaniël, die dartel rond onze benen loopt te snuffelen, doet alsof hij met de gehele zaak niets te maken heeft, maar blijkt iets later toch indirect toch de schuldige te zijn. De rechterkant van Rita's motorpak zit onder een laag crèmekleurige hondenpoep. We barsten allemaal in lachen uit en nemen het beestje niets kwalijk. Tenslotte had hij zijn gevoeg netjes tussen de struiken gedaan en hadden we daar –normaal gezien- helemaal niets te zoeken. Nadat we op deze toch wel hoogst originele manier onze entree hebben gemaakt, stellen we ons op een meer gebruikelijke wijze aan ons gastgezin voor. Carolyn en David Chilton tronen ons vervolgens mee naar hun woonst en tonen ons het verblijf van waaruit we de volgende dagen zullen opereren.
De villa is heel modern en idyllisch gelegen halverwege de steile, dichtbeboste heuvelwand die het land van het strand scheidt. Het uitzicht dat we vanuit onze kamer op Red Wharf Bay hebben, is overweldigend. Op de voorgrond welig tierend groen, daarachter een goudkleurig strand dat overgaat in een diepblauwe zee. Waren we echt wel in Wales? Was dit echt het land dat volgens veel mensen dagelijks gebukt gaat onder regenbuien, mistvlagen en venijnig waaiende zeewinden? Nog maar eens werd er ons bewezen dat je zelf de wereld moet ontdekken en je je daarbij niet mag laten leiden door uitlatingen van derden… Na een verkwikkende douche zijn we nog juist op tijd terug op het terras om de zon felle kleuren te zien trekken in de avondlucht. Wanneer ik mijn verbazing uitspreek over het prachtige weer vertrouwt Carolyn, onze gastvrouw, ons toe dat het er 's winters wel een anders aan toe gaat. Dan dekt de dichte mist soms deze wereld toe met een zwaar deken en dat kan er dagenlang voor zorgen dat je er alleen bent met je gedachten.
De worstjes sissen samen met de eieren en bacon in de pan. Ik nip van mijn gloeiend hete ochtendthee en sla de handelingen van David gade. Handig ziet hij er op toe dat het voedsel in de braadpan de juiste kleuren krijgt, terwijl hij op een luchtige toon informeert naar wat onze plannen zijn voor vandaag. Ik antwoord hem dat we Beaumaris, het grootste stadje op Anglesey willen bezoeken en voeg er meteen fijntjes aan toe dat ik me afvraag of er geen gemakkelijker wegen bestaan om ons doel te bereiken dan die steile weg die we gisteren hadden genomen. David kijkt ons met pretlichtjes in de ogen aan en meldt ons doodleuk dat dit de enige weg is die we kunnen nemen. Een andere bestaat er nu eenmaal niet. Op een vaderlijke toon vertelt hij er echter bij dat alles went. Ik zie de twijfel in de ogen van mijn reisgezellin en knik haar bemoedigend toe. Zonder bepakking op de motoren zullen die veel gemakkelijker sturen vertrouw ik haar toe en hoop intussen dat die bewering niet enkel op een ijdele hoop gebaseerd zou blijken te zijn.
Nog geen half uur later parkeren we de beide motoren onder de wallen van het grote middeleeuwse kasteel dat Beaumaris rijk is. De tocht hierheen was vlekkeloos verlopen en de steile weg van gisteren was inderdaad geen ernstig obstakel meer gebleken. David had gelijk gekregen, inderdaad, alles went. Beaumaris blijkt een pittoresk stadje te zijn, dat gedomineerd wordt door het Beaumaris Castle dat in de 13de eeuw door de Engelsen werd opgetrokken om de Manai Strait te controleren, de smalle waterstrook die van Anglesey een eiland maakte. Maakte, want inmiddels is het eiland heel gemakkelijk via een brug bereikbaar en is dus is principe geen eiland meer. Vanaf de kantelen van dit statige kasteel krijgen we een prachtig uitzicht op niet alleen de Manai Strait voorgeschoteld, maar ook op de bergen van Snowdonia. Tenminste, dat was de bedoeling, maar de wolken die om de toppen van Snowdonia hangen doen hun werk ook nu weer met overtuiging. Het is echt niet verwonderlijk dat Snowdonia zijn naam dankt aan de reizigers die vanaf Anglesey dachten dat de bergen met sneeuw bedekt waren omdat de wolken hun dat deden geloven. Na een bezoek aan de indrukwekkende waterburcht slenteren we door de smalle straatjes van Beaumaris. Het stadje heeft iets Frans over zich en dat is ook niet zo heel vreemd als je weet dat er in de vorige eeuwen veel Fransen hun toevlucht zochten. De wolken beginnen echter te wenen, nog voor we alles gezien hebben, en we vatten de terugtocht naar Red Wharf Bay aan onder een druilerige motregen. Die houdt echter niet lang stand want als we de heuvels van het binnenland achter ons hebben gelaten, schijnt de zon mooier dan ooit tevoren over het prachtige strand van de baai. Ik diep mijn geheim wapen op uit de bagage, stop een verse batterij in de camera en even later wandelen we naar het strand. Op het goudgele strand gekomen, vouw ik mijn geheime wapen open en lanceer het in het lichtruim. De kleine, veelkleurige vlieger klimt fier op de wind en staat strak afgetekend tegen de diepblauwe lucht. Na een dik half uurtje touwtrekken met de wind is het kind in mij weer tevreden en wandelen we verder langs het zo goed als verlaten, enorm brede strand. Slechts enkele vissers, die vanaf de waterlijn hun geluk beproeven, houden ons gezelschap. Op geregelde tijdstippen halen ze hun lijnen in en niet weinige keren zie ik dat hun geduld beloond wordt met een mooie vangst. Onze Belgische kust vergelijken met dit paradijs is onmogelijk. Wat in Belgenland voor strand moet doorgaan, is in feite een met zand en toeristen bedekt vuilnisbelt, terwijl hier de ongerepte natuur nog steeds de bovenhand haalt op de mens. Na een goed uurtje wandelen, waarbij heel wat hoefsporen in het zand ons verraden dat die paardendrek op de weg geen toeval was, staan we plotseling oog in oog met een schitterend bouwwerk. Op het strand, bijna op de rand van de branding staat er een getrouwe kopie van Stonehenge statig en mysterieus op ons te wachten. Nergens is er ook maar een levende ziel in de omtrek te bekennen en ook in het zand zijn geen voetsporen te zien; maar toch staat het bouwwerk er, zij het in een miniatuuruitgave van amper 20 centimeter hoog. De druïden die vroeger Anglesey pleegden te bevolken zaten hier misschien wel voor iets tussen dacht ik bij mezelf terwijl ik het primitieve bouwsel in mij opnam, maar natuurlijk kan ik die stelling niet bewijzen. Ik kan het enkele ogenblikken later niet laten, ga met de camera in mijn handen op mijn buik bij het bouwsel liggen, en maak een beeld waarmee ik jullie, onze lezers, later voor de duur van enkele momenten bij de neus wil nemen.
De gezonde zeelucht, de ontspannende omgeving en de zorgeloze tijden missen hun uitwerking niet. We genieten van de rust en de geluiden die de eeuwig op het strand brekende golven maken. We rapen schelpen en bespreken wat we later met deze kostbare sierraden van de natuur zullen beginnen. Een gevoel van melancholie bekruipt mij niettemin langzaam en bijna ongemerkt als ik mijn levensgezellin vanuit een ooghoek in de gaten hou. Zou deze reis het begin vormen van een serie van vele reizen die ons de wereld vanuit het zadel van de motoren zou laten ontdekken? Of werd dit de eerste en meteen ook laatste keer dat we samen een dergelijk avontuur zouden beleven? Wrevelig probeer ik die sombere gedachten te verjagen, maar dat lukt mij niet echt. Gelukkig wist ik niet wat de nabije toekomst voor ons in petto had, anders zou die dag beslist niet zo mooi aan zijn einde zijn gekomen. De inktzwarte duisternis die ons enkele uren later kwam bedekken zou geen belofte in zich hebben gedragen en het zachte ruisen van de wind in het onzichtbaar geworden gebladerte zou onheilspellend zwaar op mij gewogen hebben.
Fris en monter schieten we de volgende morgen uit onze startblokken. We hebben het plan opgevat om het eiland te verkennen en daarbij na te gaan of de reisgidsen die we gisteren hebben doorgenomen ons niets hebben voorgelogen. Na enkele kilometers gereden te hebben, slaan we de weg in naar het noorden en gaan zo op zoek naar de pittoreske kleine haventjes waarvan in de reisgids melding werd gemaakt. We genieten van de stilte op de wegen en geven onze ogen ondertussen zo goed als mogelijk de kost. Golvende, braakliggende heuvels wisselen af met machtig groene weidelandschappen. Hier en daar is een stukje bos overgebleven van het woud dat naar verluid vroeger zo goed als volledig het eiland bedekte. De beide motoren hebben er net als hun berijders duidelijk zin in en ronken betrouwbaar tussen onze knieën. Zowel de Futura als de GS missen geen klap en lopen mooi in het gareel. Iets anders hadden we ook niet verwacht en we belonen ze voor hun moeite met een kiekje voor een imposante inrijpoort van een verder voor ons onzichtbaar landhuis. De zonovergoten weilanden van Anglesey trekken ons echter terug naar andere oorden en zo komt het dat we met onze rug tegen de muren van een eeuwenoud kerkhof gezeten onze picknick bovenhalen en het ons goed laten smaken. Voor ons strekt het virtueel ongerepte landschap zich uit en in mijn gedachten zie ik de eeuwen aan ons voorbijschuiven. Eeuwen vol veranderingen voor zij die het eiland bevolkten, maar toch ternauwernood hun stempel konden drukken op het landschap dat ons nu omgeeft.
Dat Anglesey woelige tijden heeft gekend is niet verwonderlijk. Het eiland dient al sinds mensenheugnis als stapsteen tussen Ierland en Wales en wordt bovendien al sinds het stenen tijdperk bewoond. Getuige daarvan zijn de voorhistorische graven die her en der op het eiland ontdekt zijn en ook de resten van minder lang geleden verdwenen beschavingen, steken hier en daar in dit landschap de kop op. Samen met de desolaatheid van het toneel zorgen die overblijfselen voor een oud en aangenaam geheel dat mij aan het denken zet. Druïden, Romeinen, Vikings en middeleeuwse figuren passeren in mijn halfslaap in een willekeurige volgorde de revue. Het daverende lawaai van een grote grasmachine die start, brengt me echter bruusk en meedogenloos naar de werkelijkheid terug. Ook het gras dat tussen de eeuwenoude grafstenen groeit, moet blijkbaar af en toe gemaaid worden. Vindt een mens dan echt nergens meer onvoorwaardelijke rust in deze wereld?
De oude havendorpjes waarin volgens de geschiedschrijvers vroeger een drukte van jewelste heerste, liggen er nu wat desolaat bij. De zee heeft zich ver teruggetrokken als we eindelijk zo'n antieke havenplaats in het vizier krijgen. Eens te meer blijkt dat vroeger de wereld op een kleinere schaal moet gedraaid hebben, want in de vaargeul waar vroeger de statige houten schepen werden geladen en gelost, past nu nog maar nauwelijks een modern binnenschip. Enkele plezierbootjes liggen er met hun kiel in de modder en vastgemaakt aan lange meertouwen te wachten tot ze door het vloedwater terug drijvende worden gemaakt. Een cyclus die al eeuwig zijn gang gaat en waarschijnlijk nog veel langer door zal gaan. Het tijdloze karakter van het kleine haventje blijkt echter niet uit de gebouwen waaruit het bijbehorende stadje bestaat. In de verlaten straten, tussen de moderne huizen, is maar weinig activiteit te bespeuren dus trekken we maar terug in zuidelijke richting het binnenland van Anglesey in.
We vermijden nauwgezet de grote weg die van Porthaethy naar Holyhead loopt en het eiland op die manier in tweeën deelt. Via allerlei kleine, soms erg kronkelige wegen, banen we ons een weg door deze slaperige, vredige wereld die zich al eeuwen Anglesey noemt. Van een bezoekje aan de plaatselijke racetrack, die bijna het gehele jaar door heel wat motorrijders en autofananten aantrekt, komt niets in huis als we zien dat de dag zich al opmaakt om voor de avond plaats te maken. Net voor de hemel zijn blauwe kleur verliest aan het avondgrijs verheft zich voor onze ogen een prachtig Keltisch kruis boven op een heuveltop. Voor de laatste keer houden we de teugels in en schieten enkele beelden. Wanneer we teruglopen naar de motoren, besef ik dat ons blitsbezoek aan Anglesey ten einde loopt en dat we morgen in alle vroegte afscheid zullen moeten nemen van dit eiland en zijn bewoners. Blij stemt deze gedachte mij niet, maar ik besef meer dan ooit dat de wereld alsmaar verder draait en ook wij niets anders kunnen dan aanvaarden wat de toekomst brengt.
Interessante links: Anglesey: http://www.anglesey.gov.uk , http://www.anglesey-history.co.uk Anglesey Circuit: http://www.anglesey-race-circuit.co.uk Sychnant Pass House : www.sychnant-pass-house.co.uk British Tourist Authority: www.visitbritain.com Conwy: www.conwy.com The Royal Oak Hotel : www.shore2shore.com/royaloak.htm Betws-y-coed: www.betws-y-coed.co.uk Porthmadoch: http://www.porthmadog.co.uk/ Yr Hen Fecws: http://www.porthmadog.co.uk/henfecws/ Met dank aan: Wales Tourist Board
P&O North Sea Ferries: