Rondrit Wales (deel 5)

Share

Met de zon hoog in een hemelsblauwe lucht rijden we over de perfect onderhouden wegen. Het asfaltlint slingert zich traag en lui door de groene velden en volgt de lichte deiningen van de aardkorst. Het verkeer is blijkbaar een andere weg ingeslagen want van enige drukte is er op deze wegen geen sprake. De motor ronkt monotoon tussen onze knieën en aan het prachtige landschap dat we doorkruisen lijkt geen einde te komen. Tot in de verte, omfloerst door een blauwe waas, een massieve heuvelrij in zicht komt. Dit moeten de Brecon Beacons zijn, het doel van onze reis.

Genietend van het vooruitzicht op een zacht bed en een stevige maaltijd zoeken we onze weg verder over de kronkelende wegen. De bewegwijzering is duidelijk genoeg en zonder omwegen bereiken we Brecon, het hart van deze mooie streek. Na een paar keer gestopt te zijn om de juiste weg te vragen, rijden we Station Road in en krijgen even later The Usk Inn in de gaten, ons basiskamp van waaruit we de omgeving van Brecon zullen verkennen. De parking van het hotel ligt er zo goed als verlaten bij op dit uur van de middag en we ondervinden dan ook geen enkel probleem om onze motoren te stallen. In de lobby wordt ons al meteen duidelijk dat dit geen nederige afspanning is. Uit de keuken komen welriekende geuren en de zolen van onze laarzen verdwijnen in een dik tapijt als we de trap opgaan om onze kamer te betrekken. We kunnen ons geluk even niet op als we merken dat we door het venster van onze kamer een perfect uitzicht hebben op de parkeerplaats en onze motoren. Dit klein maar o zo belangrijk detail stelt elke motorreiziger gerust, ook al slaapt hij zo vast dat je hem met geen kanonschot kunt wekken. Het is nog te vroeg in de middag om al aan tafel te gaan dus trekken we er, na ons te hebben verfrist, te voet op uit om de onmiddellijke omgeving van het hotel te verkennen. De Usk Inn ligt even buiten het centrum van Brecon; we duiken dus vanaf het terras van het hotel meteen een rustige landweg in. Er is bijna geen kat op straat en dus lopen we lekker ontspannen en geven we onze ogen de kost. In de goed onderhouden voortuintjes van de huizen die we op onze weg passeren, prijkt een pracht aan kleuren. De bloemen tieren hier welig en steken sterk af tegen hun overwegend groene omgeving. Nog geen honderd meter hebben we gelopen als er in de verte een muur van groen opduikt, die dwars over de weg lijkt te liggen. Bij nader inzien blijkt het echter helemaal geen muur te zijn, maar wel de oever van een oud kanaaltje dat zich rustig en waardig door het landschap een weg baant, met een air alsof het hier altijd al heeft gelegen. We volgen het kanaaltje en even later begint het ons te dagen: dit is het Brecon Canal, één van de vele kunstmatige waterwegen waarvan vroeger de ganse economie gebruik maakte om goederen zo gemakkelijk en snel als toen mogelijk van punt a naar punt b te brengen. Onze frank -pardon, euro- is nog maar net gevallen of we horen achter ons het monotone, diepe gegrom van een traag lopende benzinemotor. Het geluid zwelt aan en even later komt een ranke, lange schuit met een slakkengangetje uit de bocht van het kanaal te voorschijn. De kleine omvang van deze "narrow boats" verbaast ons toch wel eventjes nu we ze in levenden lijve kunnen zien. Deze kleine, ranke schuitjes waren de voorlopers van onze moderne vrachtwagens en doorkruisten op deze smalle kanalen -de vroegere autostrades- het landschap. Genietend van het natuurschoon en de vallende avond slenteren we verder langs het kanaal. Na vele bochten gerond te hebben, krijgen we de schuit die ons daarnet voorbij tufte weer in het oog. Ze ligt te wachten om versast te worden in een sluisje dat zo mogelijk nog ouder is dan het scheepje zelf, maar niettemin in een perfecte en werkende staat blijkt te verkeren. We halen de camera boven en schieten enkele beelden om dit idyllisch schouwspel later ook met jullie te kunnen delen. Schouder aan schouder draaien de schipper van de boot en de sluiswachter aan de zware tandraderen die de sluisdeuren doen bewegen. Het vet dat het systeem smeert ligt vingerdik op de kloeke tandwielen die het geheel in beweging brengen. Het donkere water heft de boot traag naar een hoger niveau. Pas dan kan de volgende sluisdeur open en kan de schuit op weg naar het volgende sas, dat ongetwijfeld enkele kilometers verder haar opwachting maakt. Wanneer we het vaartuigje traag uit ons gezichtveld zien verdwijnen, kunnen we niet anders dan ons de bedenking maken dat het tempo van het leven vroeger veel langzamer was dan nu. Stress zal er ook wel zijn geweest, dat zeker, maar aan die snelheid kon je wel nog even de tijd nemen om na te denken en van je omgeving te genieten. Alhoewel… het gras is altijd groener aan de overkant. Zeker als je in Wales woont, de plaats waar de goden hun groene tinten hebben uitgeprobeerd op alles wat maar in het groen kon gestoken worden.
De reputatie van de keuken van The Usk Inn was ons al enkele keren ter ore gekomen op onze zwerftocht door Wales; we koesterden dus hoge verwachtingen. Gelokt door het vooruitzicht van een culinair festijn, richtten we onze schreden terug naar het hotel. Na een gezonde wandeling merkten we meteen dat we niet alleen waren met ons idee; de eerst verlaten parkeerplaats stond nu zo goed als vol met wagens, de gelagzaal was voor meer dan de helft gevuld met eters en we haastten ons om snel ook een tafeltje te bemachtigen, voor het te laat was. Enkele gangen en ongeveer een uur of wat later, beaamden we dat de keuken van de Usk Inn er inderdaad mocht zijn en dat er op de bediening zeker niets viel aan te merken. De spijskaart had een rijke waaier aan mogelijkheden geboden, de opgediende spijzen waren uiterst verzorgd op de borden geschikt geweest, de smaak van alles navenant en voor het dessert hadden we nog maar nauwelijks een plaatsje weten vrij te houden. 't Leven kan toch mooi zijn. Eerst een ontspannende rit met de motor maken, daarna een gezonde wandeling in een schitterend kader en aansluitend daarop een lekker brokje eten… de rest moeten jullie maar zelf invullen; ook een verslaggever houdt graag nog iets van zijn privé-leven over, ook al schrijft hij reisverhalen.
Het uur van het ontbijt diende zich aan. De verzadigende maaltijd van de vorige avond was blijkbaar nog niet helemaal uit ons gestel verdwenen want voor de eerste keer tijdens deze reis zagen we af van een typisch Brits ontbijt en kozen resoluut voor het meer sobere continentale. Koffie met croissants gaat er nog net in en we laten het ons ook deze keer smaken. Reizen doe je om te leren… en om ontspannen van het ontbijt te kunnen genieten zonder dat de klok je op het matje roept. Onze plannen voor die dag lieten trouwens geen overdadig gevulde maag toe want we wilden de heuvels van het Brecon Beacon National Park verkennen; hetgeen zeker enige lenigheid van ons gestel zou vergen. Tenslotte kan je niet al het moois vanuit het zadel van je motorfiets zien; er is meer naast de weg te ontdekken dan er op, ook in dit deel van onze aardkloot. Ontdaan van alle bagage, op de onvermijdelijke tanktas met fotomateriaal na, sturen de motoren gemakkelijk op de kleine eenbaanswegen die we moeten nemen om hoogte te winnen. De Aprilia Futura klimt op zijn sterke koppel naar boven, zonder haast en zonder moeite wandelt hij samen met ons de steile, smalle wegen op. Zo zie je maar dat een polyvalente motor zo zijn voordelen heeft als je er meer mee wil doen dan elke zondag drie rondjes rond de kerk rijden. Ook de Suzuki GS 500 houdt zich sterk en verwerkt de heuvels zonder ook maar één klap te missen. Afgaande op een stafkaart van de omgeving volgen we een kleine stroom naar zijn bron. Net voor de bomen dunner worden, stoppen we en parkeren de motoren op een kleine parking. Hier ergens in de buurt moeten er mooie watervallen zijn en die willen we wel eens van dichtbij gaan bekijken. De twee motoren aan elkaar vastmaken kost ons niet veel tijd en nog geen 20 tellen later volgen we via een smal wandelpad, dat steil omhoog loopt, een kleine waterloop die over de rotsen naar beneden komt tuimelen. De grond onder onze voeten voelt afwisselend kurkdroog en zompig aan hetgeen bewijst dat deze kleine waterloop op andere momenten kan aanzwellen tot een razende furie die met een stevige vaart naar beneden dondert. Net als we denken dat we verloren zijn gelopen, of dat ook de watervallen met vakantie zijn, horen we in de verte een niet te miskennen geruis. Moeilijk was dat signaal niet op te vangen want met uitzondering van het gezoem van de muggen en het gefladder van wat vogels in de struiken, zijn we de enige levende zielen die hier de rust van de natuur komen verstoren. Wanneer er plots net voor onze voeten een schaap verschrikt opspringt en met een rotvaart in de dichte bossen die ons omgeven verdwijnt, beseffen we dat we het nog maar eens bij het verkeerde eind hadden. In de natuur ben je nooit alleen. Verdomd, was dat even schrikken zeg! De rust die bij de elkaar opvolgende watervalletjes heerst brengt ons hartritme terug naar normale waarden. We schieten het geheugen van onze digitale camera vol, rusten dan even uit en genieten vervolgens van het uitzicht. Kristalhelder water stort zich ononderbroken voor onze ogen naar beneden, vertoeft dan even in een rustige zone en dartelt dan opgewekt verder naar beneden. Deze plaats heeft zowel iets jeugdigs als iets stokouds over zich. De eeuwenoude rotsen, het jonge groen, het heldere water, de wuivende jonge bomen in de zomerbries… 't word hoog tijd dat we weer wat verder rijden want mijn geest is zo al verward genoeg!
Wanneer we terug bij de motoren komen blijkt dat die tijdens onze afwezigheid het gezelschap hebben gekregen van enkele kunstenaars. Drie typisch Engelse figuren –goed dat de mensen van Wales ons nu niet kunnen horen- zitten in alle stilte te schetsen en te schilderen dat het een lieve lust is. Deze rustige omgeving is inderdaad zo schilderachtig als maar kan zijn en beslist de moeite waard om op papier of doek vereeuwigd te worden. Als we ons opmaken om de motoren te starten, bedenk ik dat geen van die drie bejaarde artiesten wellicht beseft dat ze zelf een schilderijtje waard zijn. Ze lijken zo weggelopen uit de jaren '40, met hun breed omrande hoeden en hun fleurige, oerklassieke bloemetjesjurken. Net nu komt een regiment soldaten uit de tweede wereldoorlog de hoek om marcheren, hun leider draagt een grote snor, de punten van dit deel van zijn beharing staan fier naar boven gekruld… maar nu genoeg geluld. Er is natuurlijk helemaal geen regiment soldaten in velden of wegen te bespeuren, de motoren die we bestijgen zijn modern, hebben monovering achteraan en starten met een eenvoudige druk op de startknop. Toch lijkt het of de tijd hier af en toe stilstaat en de klok bij wijlen tegen de wijzerzin in gaat draaien. 't Zal wel aan de gezonde lucht liggen dat deze bedenkingen door mijn hoofd spoken. De bak in eerste en gas geven, we moeten verder de heuvels op om van hun schoonheid te genieten.
Voor we de boomgrens bereiken wacht ons echter nog een andere attractie: het stuwmeer dat hier ongeveer honderd jaar geleden werd aangelegd, toont aan dat de Engelsen reeds in die tijd gebruik maakten van natuurvriendelijke energie. De bakstenen muur die het water in bedwang houdt, ziet er nog altijd heel stevig uit maar de kleine toren waarin het bedieningsysteem van de stuwdam oorspronkelijk was ondergebracht, heeft blijkbaar meer van zijn jeugd aan de tand des tijd moeten prijsgeven. Door de kleine, bestofte ramen zien we nog net een reusachtig wiel dat vroeger de kleppen in de stuwdam moet bewogen hebben. Terug komt de camera uit zijn veilige tanktas boven en de nieuwe geheugenkaart registreert wat voor de lens komt. Met moderne technologie de oude vastleggen, we doen niets liever, ook al voelt het soms wat vreemd aan. De metsers die deze dam gebouwd hebben, zouden verstomd zijn geweest bij het aanschouwen van de mogelijkheden van ons toverkastje. Maar iedereen leeft in zijn eigen tijd, enkel de bergen zijn er voor altijd; en zelfs dat ben je nog niet altijd zeker… Niettemin voelen we aan dat we genoeg getreuzeld hebben, willen we de toppen van Brecon Beacons nog in het middaglicht kunnen fotograferen. Op de zo goed als verlaten wegen komen we goed vooruit en na een tijdje laten we de laatste bomen achter ons. De weg wordt smaller, maar blijft verder van een uitstekende kwaliteit. Misschien moeten we maar snel wat Britten importeren om onze wegen aan te leggen, zo komt alles misschien ooit toch nog wel in orde met ons vaderlands wegennetwerk. Toch vraagt de toestand van de weg terug onze aandacht: door de vele kleine, zacht glimmende cadeautjes die de schapen hier voor ons hebben achtergelaten, blijft het uitkijken, willen we niet in de fout gaan. Plots kondigt een stevige bries aan dat we ons doel nabij zijn. We rijden nog even verder en dat staan we plots op het hoogste punt dat je in deze streek met een motor kunt bereiken.
De toppen van de heuvels zijn door de erosie afgesleten tot ronde vormen. Ondanks de hoogte waarop we ons bevinden, kunnen we niet ver zien want de ene heuveltop strijdt met de andere om onze aandacht en beneemt ons volledig het zicht op wat daarachter ligt. Opnieuw doet de camera zijn werk, maar het blijkt al snel dat het zo goed als onmogelijk is om de grandeur van deze streek in ons wonder van techniek te vangen. We kunnen de stilte horen als we de beelden maken, enkel het geluid van het klikken van de camera komt uit boven het licht ruisende geluid van de frisse bries die constant over de heuveltoppen strijkt. Nu nog liefkozend, maar weldra wellicht wat brutaler want in de verte kleurt de hemel grijs en pakken de wolken zich samen. Typisch weertje voor een bergstreek; het ene moment sta je nog in je hemdsmouwen en het volgende ogenblik duik je in een warme regenvest om je tegen de krachten van de elementen te beschermen. Gelukkig hebben we daar als motorrijders geen last van. Onze beschermende kledij hebben we natuurlijk altijd bij de hand en aan een hoed moeten we ook niet denken want met een degelijke helm op je kop mag de natuur al ferm spoken voor je er echt last van krijgt. We nemen echter het zekere voor het onzekere en laten ons op een gezapig drafje naar beneden bollen. Beter blode Jan dan dode Jan is ons motto; een bliksemschicht zal het niet moeilijk hebben om je te vinden in een zo goed als kaal berglandschap. Naarmate we verder dalen, voelen we de temperatuur weer stijgen, maar toch is het mooiste van deze dag er af. In het eerste dorpje dat we doorkruisen, zoeken we een pub op en doen er ons tegoed aan een drankje met een knabbeltje erbij. Aan de toog hangt er een opgewekt gezelschap van mannen, die duidelijk hun jeugd al ver achter zich gelaten hebben. Waarschijnlijk zijn ze hier al lang binnen want hun ogen staan troebel en hun stemmen klinken luid en gevuld met meer dan een simpel kopje thee. Eén van hen kan het niet laten en vraagt ons of we buitenlanders zijn. Wanneer we bevestigend antwoorden vertelt hij ons in een verschrikkelijk Engels dat de waard ook geen Welshmen is, maar een Fransoos. Gniffelend wisselen de mannen guitige blikken uit maar wanneer ik mij tot de man achter de bar richt en hem in het Frans aanspreek, blijkt die plots niets meer te verstaan. Potdoof was hij enkele ogenblikken daarvoor echter beslist niet. Het verzamelde gezelschap begrijpt plots de ware toedracht van mijn reactie en ze gieren het uit, betalen ons een rondje en laten ons verder met rust. Goed geprobeerd jongens, denk ik bij mezelf, en geniet stilletjes van de sfeer die er in het duidelijk stokoude etablissement hangt. Enige tijd later zoeken we onze weg terug naar Brecon. Onderweg krijgen we nog een frisse, stevige bui in onze nek en even wordt het zelfs bitter koud op de motoren, maar de wetenschap dat de gezellige warmte van The Usk Inn ons wacht geeft ons vleugels. Het duurt die avond niet lang voor we onder de wol kruipen. Morgen is het feest namelijk voorbij en moeten we terug naar het noorden, waar de P&O ferrie op ons wacht. Jammer dat we maar zo weinig tijd hadden om van deze streek te proeven. Met de gedachte dat ik hier ooit wel eens weer terechtkom troost ik mezelf en slaap in.
Het Brecon Beacons National Park is een streek waarin de bewoners sinds mensenheugnis in harmonie leven met de hun omringende natuur. Het park zelf beslaat een oppervlakte van ongeveer 519 vierkante mijl en de helft daarvan bevindt zich op meer dan 330 meter boven de zeespiegel. Pen Y Fan is de hoogste berg van de streek en reikt met zijn piek tot 886 meter boven de golven van de zee. Het centrum van het park wordt gevormd door het massief van Brecon Beacons; het wordt in het zuiden geflankeerd door Merthyr Tydfil. In het oosten vind je de Black Mountains, ook een prachtige bergstreek waar je als natuurliefhebber en motorrijder zeker zult van genieten. In de Brecon Beacons en de omgeving kan je van tal van outdoor activiteiten genieten. Paardrijden, wandelen, trekken, bergbeklimmen… er zijn echt te veel mogelijkheden om ze hier allemaal op te kunnen noemen. Op onderstaande websites vind je echter een pak informatie. Veel plezier ermee en misschien komen we mekaar ooit nog wel eens tegen op een bochtig wegje ergens plompverloren in deze prachtige streek. Interessante links: Anglesey: http://www.anglesey.gov.uk , http://www.anglesey-history.co.uk Anglesey Circuit: http://www.anglesey-race-circuit.co.uk Sychnant Pass House : www.sychnant-pass-house.co.uk British Tourist Authority: www.visitbritain.com Conwy: www.conwy.com The Royal Oak Hotel : www.shore2shore.com/royaloak.htm Betws-y-coed: www.betws-y-coed.co.uk Porthmadoch: http://www.porthmadog.co.uk/ Yr Hen Fecws: http://www.porthmadog.co.uk/henfecws/ Usk Inn : www.uskinn.co.uk Wales : www.visitwales.com Brecon Beacons National Park: www.breconbeacons.org , www.brecon-beacons.com Met dank aan: Wales Tourist Board
P&O North Sea Ferries: