Wessex, Engeland in essence (deel 1)
Tekst & beelden: Kris van der Stockt
"Mmm, een relaas van een korte vakantie op Britse bodem?", herhaalde men op de motornetredactie mompelend m'n vraag. Best begrijpelijk, want wie wat doorklikt op deze website vindt gewis voor uren leesplezier aan gemotoriseerde uitstapjes naar Engeland, Wales of Schotland. Dorp, stad of streek, het maakt niet uit, je vindt er zeker je ding. "Het pond noteert nog steeds aan een bodemkoers, echt zonde om in 2009 niet eens het Kanaal over te steken voor enkele dagen", drong ik koppig verder aan. Je moest al rabiaat anglofoob zijn om zulk palingglad argument zo maar naast je neer te leggen…
Smalle country roads omzoomd met hagen die het zicht belemmeren, dat onnatuurlijk gevoel opeens weer links te rijden, de vaak wisselende weersvoorspellingen, ik was het haast allemaal vergeten in de opwinding der voorbereidselen. De gps gidste ons echter blindelings door het golvend groen, de BMW vóór mij reed gelukkig ook aan de linkerkant en, last but not least, een zachtere lentebries heeft mijn vrouws edel reukorgaan niet meer gestreeld sindsdien…
Maximum vier dagen hadden we kunnen lospeuteren (geen nood, onze meisjes én poezen waren in goede handen!). Dat moest volstaan om de neus iets verder te steken dan de inmiddels platgelopen Tuin van Engeland - traditionele brug naar het vasteland, wat wil je - of zelfs het historische '1066 country', waar na de Normandiërs van Willems invasieleger enkel nog toeristen stranden. Verder in tijd en plaats wilden we, naar het legendarische Wessex, het mythische land van koning Arthur en van Alfred de Grote, het eerste van een reeks Angelsaksische koninkrijkjes die fermenteerden op de puinhoop na het wegtrekken der Romeinse legioenen. Na menig muisklik hadden we als uitvalsbasis gekozen voor Hillside, een ruime maar bovenal betaalbare B&B op luttele afstand van Salisbury. Carol, onze gastvrouw, verwachtte ons pas tegen de avond en had een tafeltje voor vier gereserveerd in de naburige Yew Tree Inn. Bovendien hadden we in Calais een vroegere trein kunnen nemen, zodat we die eerste 250 km rustig konden afwerken.
Van bij de eerste yard in Folkestone liep alles ronduit lekker. Een opstoot van lentekriebels kietelde fluks het gashendel los, my goodness, ik leek wel dat dartelend lammetje van even verder dat zijn entree op de wei met de gekste capriolen vierde.
Hold it! Biddenden, dat rijd je toch niet ongestraft voorbij? Een waar kleinood, nauwelijks een straat groot. Een Normandisch kerkje, wat Vlaamse wevershuisjes getuigend van een rijk wolverleden, meer niet. Het archetype van een Angelsaksisch plattelandsdorp dat elke toerist kan verblijen. Rondsnuisteren in één van de laatmiddeleeuwse vakwerkcottages langs de High Street bijvoorbeeld. Of wat denk je van een spirituele wandeling tussen met lentegroen overwoekerde grafzerken naast de eerbiedwaardige All Saints Church? Geen beter plek dan een pub of inn om de Engelse ziel te omarmen, dacht ik luidop… en dorstig. Het zonneterras van de Red Lion schonk naast koffie ook een zitje met eersterangszicht op dat gratis schouwspel dat we leven heten.
Goed zo. Kon ik ineens m'n reisgenoten trakteren op het boeiend verhaal van de Biddenden Maids. Bij het binnenrijden van het dorpje hadden ie natuurlijk niet gelet op het nochtans reuzengrote bord met beeltenis van de twee zussen. In 1100 – of is het 1500, want in het schijnsel der kaarslicht vergisten middeleeuwse kopiisten zich nogal eens – verbond het lot onlosmakelijk Mary en Eliza Chulkhurst tot de dood hen scheidde. Scheiden is misschien niet meteen het juiste woord, want de Siamese tweeling bereikte de gezegende leeftijd van 34 jaar. Een unicum voor een tijd waarin magie en aderlating zowat de belangrijkste inhoud van een dokterstas vormde. "Samen uit, samen thuis", sprak de ene helft bij de dood van de andere en prompt gaf ze ook de geest. Althans, zo gaat de overlevering. Deze gaat zelfs verder en verklaart waarom op paasmaandag koekjes met een print van beide dames vlotjes van de hand gaan. In ruil voor de schenking van een lap grond had de illustere tweeling de Kerk bij testament gelast brood en kaas aan de armen uit te delen. Een gebruik dat eeuwen gestand hield en waar men van heinde en ver op afkwam.
Geen harde Biddenden-biscuits maar boterzachte koeken dat we genoegzaam in onze koffie zouden doppen, daar op terras in Goudhurst. Niet dat we opeens genoeg hadden van een countryside met rollende weidegronden en loofgroene bospartijen. Onze West-Vlaamse vrienden bevonden zich op bekend terrein, waar hun R1200GS zich messcherp doorheen sneed als betrof het een smakelijke plumpudding. Vergis je niet, die speciale band van Kent met Vlaanderen dateert al van een tijdje. Bloeiende wolindustrie (Engelse schapenwol voor fijne Vlaamse lakens) en Flanders Technology avant-la-lettre (onze vermaarde weefkunst en hopteelt) bepalen nog steeds het zicht van tal van dorpen.
Zo ook in Goudhurst, waar de skyline niet alleen wordt gedomineerd door een traditionele kerktoren, maar ook door een aantal laatmiddeleeuwse weverswoningen en tot buitenverblijf omgebouwde eesthuizen (die rare snuiters met hun schuinstaande windkappen waarin de hop lag te drogen).
Knikkebollend dommelden we ei zo na in onder een weelderig bloesemende paardekastanje. Een niet te versmaden stilteplekje annex eendenvijver aan de andere kant van het dorp. M'n Leica-lens kon er ongestoord haar ding doen - de rest lag toch te slapen - en in enkele shots bevroor ze de drukke begankenis in en rond de hoofdstraat. Afternoon tea en namiddagdutjes zijn dan wel "very British indeed", maar de tijdbom die ze onder het strakke reisprogramma zouden leggen, kon ik missen als kiespijn.
Wie het geluk heeft om onder een zomers lentezonnetje Kent te doorkruisen, is het aan zichzelf - in mijn geval aan mijn vriendin - verplicht om minstens één tuin te bezoeken.
Die van Scotney Castle lag lineair op onze weg en beloofde, in tegenstelling tot sommige van zijn grote broers van de National Trust, ook wat minder druk te zijn. We hoefden inderdaad niet eens aan te schuiven.
"My home is my castle and Eden is my garden", het hadden de woorden kunnen zijn van 'Iron Lady' Margaret Thatcher die hier in de jaren tachtig een kamertje betrok. Blikvanger is de 14de-eeuwse kasteelruïne met slotgracht die bewust werd geïntegreerd in het 19de-eeuws tuinontwerp.
Eigenlijk krijg je twee kastelen voor je geld, want er is nog een hogergelegen privé-kasteel dat uitkijkt over het ganse tuincomplex. Een veelvoud aan paadjes slingert er zich langs Japanse esdoorns, Gentse azalea's, rododendrons en ander welriekend bloeisel. Waar je ook maar wandelt, altijd heb je zicht op één van de meest romantische kasteelruïnes dat ik ooit heb gezien, zich vreedzaam spiegelend in het vijverwater.
Voortdurend wil je dan ook dat fototoestel bovenhalen. En natuurlijk rook ik even aan het kortgesnoeide gras en glipte ik ongezien tussen heesters en struiken… voor een nóg beter perspectief of invalshoek.
Iets te lang allicht, maar net op tijd. Bleek dat ik ternauwernood was ontsnapt aan een heuse klopjacht met honden, trompetgeschal en een ontketende Diana op kop. Beteuterd vervoegde ik dan maar de rangen, keurig in de pas en op de voorbehouden paadjes, waar vrouwlief, inmiddels gekalmeerd, me in de gaten kon houden. Mensen toch, het leven van een amateurfotograaf loopt niet over rozenpaadjes, zoveel is jullie nu wel duidelijk!
Een korte inspectie van ons buitenverblijf - hoe noem je anders die ruime chalet in de tuin van onze landlady? - en eindelijk konden we aan tafel, een paar stappen verderop, in de Yew Tree Inn. Een heilige taxusboom als naam voor een herberg, het was eens iets anders dan populaire uithangborden zoals King's Head of Queen's Head (koninklijke hoofden bolden hier geregeld van het schavot...). We likten er onze vingers aan een (h)eerlijke maaltijd.
No nonsense op het bord, in vorstelijke hoeveelheden en royaal overgoten met een goed glas. Voeg hierbij een bijzonder knus interieur, onschuldige praatjes (geen zware kost!) én twinkelende pretoogjes van je disgenote en je hebt zo het recept voor een hoogstaand dessert. Samen met een boekje in bed, het kán best romantisch zijn. Wie geduld heeft, wordt rijkelijk beloond en had ik niet een ganse dag veeleer een slaapzak dan een duo meegezeuld? Misschien had ik die extra bladzijde toch beter overgeslagen of was het de gezonde boerenbuiten die haar (of veeleer mij) de das omdeed? Ach, ik kreeg het niet over mijn hart om haar dat schoonheidsslaapje te ontzeggen.
Bijgevolg verschenen we vief en monter aan het ontbijt in onze blokhut, dat we gerust in de tuin hadden kunnen nemen. De cereals waren snel binnengelepeld, de afwas deden we later wel, kom, het pastorale Dorset wachtte op ons. Ver was het niet naar het heuvelstadje Shaftesbury. Foutloos leidde de gps ons naar boven, tot aan de voet van de steile Gold Hill. In tegenstelling tot de 13-jarige knaap uit de populaire commercial lieten wij onze fiets staan en sjokten te voet naar boven.
We genoten er van een weergaloos zicht op de uitgestrekte Blackmore Vale. Een uitzicht dat je in een oogwenk een overzicht biedt van de rurale karakteristieken van het gehele graafschap. Toch was dat niet de enige reden waarom we hier stonden te hijgen. Het hobbelige in een flauwe bocht aflopend straatje, met aan de ene kant de resten van een Saksische vrouwenabdij en aan de andere kant de onderhand bekende cottages, is zondermeer een beeld dat op je netvlies kleeft. Reclamejongens wisten dat al in de jaren zeventig, toen ze het in opdracht van de firma Hovis als decor gebruikten voor een tv-spot… over brood!
Niemand minder dan Ridley Scott, ja die van Gladiator, blikte de beroemde scène in, waarin een jongetje z'n met brood beladen fiets moeizaam naar boven duwde. Nog niet zo lang geleden werd het filmpje tot beste Britse reclamespot gekozen.
Was het dat klokje in de gps dat constant de aankomsttijd herberekent of gewoon de superieure terreinkwaliteit van de Beierse hoogpootmug? Feit is dat ik telkens weer een dot gas mocht bij geven, wilde ik niet als achterblijvertje bestempeld worden. Zo had ik tenminste geen tijd om me druk te maken over een zoveelste gemiste fotokans. Of was het precies dat legendarische fotogeduld waaraan ze probeerden te ontkomen?
Een track van trage wegen voerde ons door een ongekunsteld landschap dat Thomas Hardy - vergelijk hem maar met onze Stijn Streuvels - zo graag beschreef in zijn romans. Geboren en getogen in Dorset wist deze literair architect dankbaar gebruik te maken van de natuurlijke bouwstenen van zijn geboortestreek als setting voor een reeks verhalen, waarbij het ruwe naturalisme van zijn stijl uiteraard vloekte met het oppervlakkig façadesteentje van de Victoriaanse upperclass. De meeslepende dramatiek van zijn werken doet het dan ook uitstekend op het witte doek, zoals bijvoorbeeld 'Tess of the d'Urbervilles' dat door een even controversiële Polanski in 1979 werd verfilmd met de frêle Nastassja Kinski in een glansrol. Wie verzot is op Britse kostuumdrama's, hét handelsmerk van de BBC, kon recent nog het tragische liefdesleven van de arme Tess volgen op onze nationale zender.
Half in gedachten verzonken, volgde ik gewillig het spoor van de BMW. Toch was het uitkijken geblazen, daar op die smalle landwegels. Nu pas vatte ik ten volle hoe de grote Lawrence of Arabia in de nadagen van zijn woestijnavontuur hier in de omgeving met z'n motorfiets kon verongelukken.
Een ander groot figuur - letterlijk dan - en minstens even onfortuinlijk is de Cerne Abbas Giant, de Deense krijger die, zo gaat de legende, door de Engelsen in zijn slaap werd verrast op de kalkheuvel even ten noorden van het gelijknamige dorpje.
Om te bewijzen dat ze een vijand van formaat hadden gedood, omlijnden de dorpelingen dan maar plaats delict. Deense reus, Romeinse Hercules, heidens cultfiguur of gewoon een plaatselijke grap, het zal me worst wezen. De 55 m hoge kalksjabloon met een knots van mannelijke trots blijft een indrukwekkende verschijning. Naar het schijnt zou een nachtje onder de blote hemel én op de juiste plek een probaat conceptiemiddel zijn en oude vrijsters of verlepte besjes op z'n minst weer wat hoop geven. Onze vrouwen hadden alvast zin… in een warme chocola!
Tearooms genoeg in Cerne Abbas, dat het duidelijk moet hebben van de toeristen. Het bouwkundig erfgoed wijst trouwens op flink wat welvaart in het verleden.
Die economische voorspoed had alles te maken met de aanwezigheid van een Benedictijnerabdij (abbas is Latijn voor abt) en een bron (helder water voor brouwersactiviteiten). Monniken en bier, welk deksel kan er beter op een potje passen? Toch vraag ik me af wat de devote kloosterlingen dachten over de Rude Man op de heuvel. Sommige historici zien juist hierin het bewijs dat de kalkfiguur pas in de 17e eeuw kan ingetekend zijn, toen de Anglicaanse Henry VIII de abdij al lang verbeurd had verklaard. Wanneer in de 19e eeuw de stoomlocomotief - en de hiermee gepaard gaande industrialiseringsgolf – rats voorbij ging aan Cerne Abbas, zakte het dorp definitief weg in een honderdjarige slaap. Het hoofd vol mooie plaatjes, maar met een lege maag, bolden we verder richting kust.
Eten deden we in Abbotsbury, met stijl, in de tuin van 'The Swann'. Een toepasselijke naam, want de 600-jarige Swannery, een zwanenfokkerij gesticht door monniken van de plaatselijke abdij, is de belangrijkste trekpleister van het dorp. Honderden knobbelzwanen leven er ongestoord in een beschermd reservaat, in de luwte van Chesil Beach, een kilometerslange smalle kiezelstrook dat het eilandje Portland verbindt met het vasteland (schitterend voorbeeld van een tombolo!). Een wandeling langs het strand kon er jammer genoeg niet af, hoe graag ik eens de kiezelanekdote had nagetrokken. Zoals in een aantal andere Zuid-Engelse kustplaatsjes ging namelijk ook op dit strand smokkelwaar gretig van hand tot hand. Nachtelijke transacties die in het grootste geheim verliepen en waar oriëntatie het verschil maakte tussen pakken of gepakt worden. Elke smokkelaar kende echter ieder kiezelsteentje onder zijn voet en wist met pure gps-precisie perfect waar hij zijn moest. Het geheim schuilt immers in de grootte van de steentjes, want hoe meer naar het oosten, hoe groter deze worden!
Kiezeltjes rapen zat er evenwel niet in, evenmin als schelpjes, een veertigtal km oostwaarts in Lulworth. Nochtans zouden de fossielen er voor het grijpen liggen. Door branding blootgelegde krijtlagen vertellen er een bijna 200 miljoen jaar oude geschiedenis van ammonieten, belemnieten en zelfs grote zeereptielen. Deze Jurassic Coast is een paradijs voor fossielenjagers en behoort met zijn geologische curiosa tot één van de mooiste kustlandschappen ter wereld.
Niet alleen in de prehistorie moet het hier een komen en gaan geweest zijn. De 135 km lange kust trekt jaarlijks een miljoen bezoekers en het paradijselijke Lulworth Cove maakte ons direct duidelijk waarom. Deze schelpvormige baai zou je inderdaad eerder op een tropisch droomeiland verwachten. Ik moet toegeven, op dergelijke momenten had ik dolgraag dat motorpantser afgeworpen om een stukje af te wandelen van het 1000 km tellende South West Coast Path bijvoorbeeld, dat langeafstandspad dat de kusten van Dorset, Devon en Cornwall verbindt. Kiezen is nu eenmaal verliezen en wie met de motor reizen wil, moet zich daarbij neerleggen. Met de gemiddelde snelheid van een brontosaurus geraakten we tot bij Stairhole, een Lulworth Cove in wording. Enorme plooiingen in het kalkgesteente springen er als een tattoo in het oog en maken de inwendige spanningskrachten der aarde opeens heel visueel. Met drie tegen één werd het wel zéér nabije Durdle Door, de bekende rotsbrug met haar voeten in zee, democratisch weggestemd ten voordele van wat ongedwongen straatslijpen in het dorpscentrum beneden.
Een met bloed doordrenkte burchtruïne met aan de voet ervan een onschuldig dorpje, zelfs m'n kinderen zingen in koor dat dit in geen enkele vakantie mag ontbreken. Corfe Castle is dan ook van een dramatische schoonheid en absoluut niet te missen bij een bezoek aan Dorset. The Grehound Inn, waar we natuurlijk een koffie slurpten, zou bovendien Engeland's meest gefotografeerde pub zijn.
Het bolwerk, of wat er nog van rest na de gedeeltelijke ontmanteling door Cromwell's troepen, is voor altijd verbonden met het triestige lot van Eduard de Martelaar, de Engelse kind-koning die hier in 978 op zestienjarige leeftijd door zijn stiefmoeder in de val werd gelokt en lafhartig doodgestoken. Nu ja, de jongen hield er tenminste - sneller dan onze Damiaan - een heiligverklaring aan over.
Het dorpje zelf lijkt nog steeds in de rouw, beaccentueerd door het grijs van de lokale Purbeck-steen waarmee het gros van de huisjes werd gebouwd.
Dan was Wareham, een weinig kilometers noordwaarts, stukken vrolijker. Dit oud havenstadje aan de Frome, waar pleziervaartuigjes de plaats hebben ingenomen van rivierschuiten die hier vroeger hun pottenbakkerslading kwijt konden, heeft alles in huis om de haastige toerist halt toe te roepen: kleurige met riet bedekte cottages rond een kerkje, tot horeca omgevormde pandjes aan een kleine kade, ja zelfs een wandelpad op een unieke aarden omwalling die nog dateert uit de tijd van de grote Alfred die er de woeste Vikings mee wilde imponeren.
Voor één keer zat ik niet eens ongeduldig te schuiven op mijn terrasstoel. Ook onze vrienden leken even bevrijd van hun dwingend gps-klokje. Het was heerlijk toeven op terras met zicht op de Granary, de oude graanschuur. Potten pakken, wat kletsen en vooral het fish & chips etend dagjesvolk gadeslaan. Eenvoudige lieden zonder veel kapsones met duidelijke rechttoe-rechtaanmentaliteit, ik zie ze graag, de Engelsen. Een beetje zoals hun "pint of bitter" dat ze tappen: geen centimeterhoge schuimfrivoliteit of geraffineerde smaakdiversiteit, maar wel eerlijk tot de rand gevuld en gebrouwd met de meest natuurlijke ingrediënten. Cheers!
We hadden daar nog wel een tijdje in het zonnetje kunnen blijven zitten, maar het liep inmiddels al tegen zevenen en ik wou absoluut nog even stoppen in Milton Abbas. Op het eerste zicht één van de zovele typische dorpjes van de West-Country. Toch merk je meteen dat dit geen doodgewoon dorp is, ook al prijkt het straatje met de witte cottages en onafscheidelijke strooien hoed in elke gids.
Een geheel andere kant van de Britse identiteit weerspiegelt zich in dit plaatje. Een gekuiste, bijna steriele indruk gaf me het gevoel mijlenver verwijderd te zijn van het volkse straatbeeld dat we ondertussen zo gewend waren. Wat was hier aan de hand? Op het eind van de 18e eeuw had ene Lord Milton een volledig nieuw dorp laten bouwen, ter compensatie van het oude Milton dat maar had moeten wijken voor een beter parkzicht vanuit diens landhuis. Dit landhuis is nu een school en heel wat studenten en rijke gasten logeren in het nieuwe Milton Abbas. Of hoe sociale woningen van weleer tot statussymbool zijn geworden!
"Alles ligt er zo verlaten bij omdat iedereen aan tafel zit misschien", fluisterde iemand voorzichtig achter me. Ik had haar boodschap begrepen en, ja, een man als ik heeft soms wel een onvervalst order nodig... Met een volle blaas weliswaar maalde ik in één ruk het laatste stuk af. Dan nog was het ruim 21 u vooraleer we goed en wel in Odstock arriveerden. We verfristen ons als een mus in een plas (zoals mijn jongste dochter dus), rolden wat van die deostick in de okselholte en vonden, gelukkig voor mij, een afspanning waar ze nog wat warms op het fornuis hadden staan. Het beetje alcohol in de cider van de vrouwen miste godzijdank zijn uitwerking niet en de gezonde blos op hun wangen verzekerde me dat ik weer gerust voluit kon gaan, met woorden maar vooral met mes en vork, want dat bordgroot Angus beef toonde zich waarlijk van z'n beste kant. Naar goede gewoonte werden de laatste gaatjes dichtgestopt met wat zoets. Ieder pondje gaat dan wel door het mondje, maar behalve de rekening leek niemand daar last van te hebben.
Wordt vervolgd…