Wessex, Engeland in essence (deel 2)

Share

Tekst & beelden: Kris van der Stockt
Een nieuwe lente, een zelfde geluid... In Carols tuin kwetterden de vogeltjes opnieuw uit volle borst en ook de snavel van de vrouwtjes liet zich niet onbetuigd aan onze zelfgedekte ontbijttafel. Een smetteloos hemelsblauw nam alle twijfel weg: dit zou een absolute superdag worden!
Blauw. Een kleur die me altijd vrolijk stemt als ik met vakantie ben. Was groen de kleur van gisteren, dan zou geel dit zijn vandaag. De honinggele huisjes van de Cotswolds, die warme avondgloed op de kathedraal van Wells of het wiegend zomerkoren op Wiltshire's velden, het zijn slechts enkele voorbeelden hoe zachtromantisch deze kleur kan zijn. Met meer dan 260 km ingeladen rijplezier op de gps, nog iets meer dan gisteren zelfs, was het vrij stoutmoedig om al na enkele km op zoek te gaan naar een geschikte parkeerplaats voor onze motorfietsen. Het bekende kathedraalstadje Salisbury heeft dan wel niets te maken met de gelijknamige hills van Peter Gabriel, toch mag je het gerust een topper onder de Engelse steden noemen.
De langste torenspits van Engeland, de oudste kruisgang van Engeland, de oudste nog mechanisch werkende klok van Europa… je zou voor minder even die helm van je hoofd trekken. Een klein uurtje moest volstaan om wat rond en in de kathedraal te wandelen.
Dat kon met gemak, want de groene ruimte rondom, met z'n respectabele woonsten voor zowel clerus als ambachtslui, is een wereld op zich, hermetisch afgesloten van de stad (de poorten gaan 's avonds nog steeds dicht in Cathedral Close). Via de High Street Gate, het belangrijkste en mooiste poortgebouw in de Close, liepen we naar het stadscentrum. Dat Salisbury niet alleen op geestelijk maar ook op economisch vlak een belangrijke rol vervulde, bewijst het merkwaardig middeleeuwse stenen bouwsel, Poultry Cross, één van de overgebleven gemarkeerde ruimtes op het marktplein, waar op marktdagen de handelaars hun waren, in dit geval pluimvee, konden uitstallen.
Een bezoek aan Old Sarum - de oorspronkelijke nederzetting iets ten noorden van de stad die te klein was geworden voor de bouw van de kathedraal en bijgevolg had moeten wijken voor de "moderne" versie - zou ons alleszins een goed beeld hebben gegeven van het dagelijks leven in een prehistorische site. Toch avontuurde ik het niet om opnieuw af te stappen, temeer daar hét monument der prehistorie zich weldra op een schoteltje aanbood. Had ik geweten dat er naast grote broer Stonehenge ook een kleiner maar daarom niet minder sympathiek Woodhenge in de buurt lag, ik zou serieus getwijfeld hebben, eerlijk gezegd.
Je zou het niet zeggen, maar de desolate kalkvlakte van de Salisbury Plains - hills vielen er niet direct te bespeuren in de wijde omtrek! - was heel lang geleden, zeker naar prehistorische normen, een dichtbevolkte streek te noemen. Recent onderzoek wees uit dat de site van Stonehenge uit de tweede helft van het 3e millennium v.C. dateert, wat het populaire verhaal van maretaksnijdende druïden correct naar de epiloog verwijst. Zomerzonnewende of niet (de jongste theorie heeft het zelfs over een drukbezocht genezingsoord met therapeutische behandelingen!), de magische megaliethenkring heeft veel van haar pluimen verloren. De drukke A303 die vanuit Londen naar het zuidwesten loopt, zit daar zeker iets voor iets tussen. En sorry, het geduld van rijtjesschuivende Japanners kon zelfs ik als halve historicus niet opbrengen. Hier zie, gewoon dat fototoestel half door de afrastering en dan als de heidense bliksem hiervandaan. In de ontvolkte Salisbury Plains voelden we ons weer helemaal in ons sas. Ik stelde me dan ook geen vragen waarom vooraan de snelheid stelselmatig werd opgedreven. Nu ja, ik wist wel dat we dwars doorheen een militair oefenterrein reden, maar die piepjonge kereltjes op hun tank hadden ons toch zonder een woord te zeggen doorgelaten? Was me dat even schrikken toen plots een jeep met breedgeschouderde Jerom erin langszij kwam gereden. Toen ik eindelijk doorhad dat we aan de kant moesten, schoten diens ogen natuurlijk al vuur. Jongens, kregen we daar een uitbrander van jewelste… omdat we minstens twee keer de toegelaten snelheid hadden gereden! Mond toe en vooral de domme buitenlander uithangen, enkel op die manier wisten we dit klein maar gevaarlijk heerschap te verschalken. Alhoewel, kilometerslang had ik 'm nog in m'n spiegel gehad, bijna tot in het stadje Devizes. Na dit oorlogszuchtig intermezzo genoten we dubbel en dik van de vredelievende aanblik van het toeristische Kenneth and Avon Canal, dat bij Devizes op spectaculaire wijze gedwongen wordt een hoogteverschil van 72 m te overbruggen via 29 aaneengesloten sluizen.
De sluizentrap van Caen Hill is hiermee de steilste ter wereld. En zoals nogal dikwijls eens het geval is met kanalen, slijt ook deze onbekommerd haar oude dag in peis en vree. En zo naderden we stilletjesaan 'the heart of England', de grootste en meest Engelse onder de gereputeerde 'Areas of Outstanding Natural Beauty'. Als een bij op honing was ik afgekomen op dromerige beelden van ongeschonden dorpjes, fraai weggestoken in een groen en onbedorven landschap. Inderdaad, er is geen plek die beter de essentie van het Engelse platteland weergeeft dan de Cotswolds, een zachtglooiende heuvelrug die zich lang uitstrekt van Bath in het zuidwesten tot pakweg Stratford-upon-Avon in het noordoosten. In tegenstelling tot andere regio's bleef de streek grotendeels gespaard van de Industriële Revolutie en haar kwalijke uitwassen. Meer nog, net door dit agrarisch karakter - dat nog steeds goed bewaard is - zat rijk én arm er eeuwenlang warmpjes in. Koning, krijgsman, burger of boer, elke stand in het middeleeuwse Engeland ging gekleed in of werd gefinancierd door wol van het tot ver over de grenzen bekende Cotswold-schaap. Was er eerst het schaap en dan de Cotswolds, ik durf er niet om wedden, maar 'cot' is alleszins een ander woord voor schaapskooi terwijl met 'wolds' de boomloze heuvels worden bedoeld. Men vermoedt dat de kouwelijke legioensoldaten van Julius Caesar dit ras kortgrazers in 55 v.Chr. naar Brittannia hebben meegebracht en zo zonder het te weten de basis legden voor de Engelse welvaart, waar ook de steden van ons eigenste graafschap Vlaanderen uiteindelijk goed garen bij wisten te spinnen. Zo komt het dat bijna elk minuscuul Cotswolds-dorpje met een buitengewone architecturale rijkdom pronkt. Wij beperkten ons tot enkele koekendozendorpjes aan de uiterste zuidrand van de Cotswolds. Niet meer dan een korte kennismaking, een eerste impressie zeg maar. De eerste indruk is vaak de beste zegt men wel eens en in het geval van Lacock klopte dit als een bus. Bijna het volledige dorp is in handen van de National Trust, die vol toewijding waakt over het rijke erfgoed. Zowel Lacock Abbey, het voormalige nonnenklooster uit de 13e eeuw, als Lacock zelf vergaarden grote rijkdom uit de wol, dat in die tijd voor de helft van het bnp instond. Wolindustrie maar ook de gunstige handelsligging tussen Bath en Londen verzekerden eeuw na eeuw een gestage geldstroom naar het dorp.
Wie geld heeft, laat dat graag zien. Zo ook in Lacock, waar gefortuneerde wolhandelaars zich de duurzaamste onderkomens konden permitteren. Vakwerkhuizen in Tudor-stijl en cottages in blonde Cotswolds-steen sieren zij aan zij de High Street. De abdij, verkocht door Henry VIII, werd aangepast aan de luxe van die tijd en gedeeltelijk verbouwd tot een gerieflijk landhuis, waar William Henry Fox Talbot, uitvinder van het fotografisch negatief, het levenslicht zag in het ronde jaar 1800.
Al dat moois lokt natuurlijk drommen toeristen, zeker als die weten dat authentieke decors bijzonder gegeerd zijn bij cineasten. Er gaat geen maand voorbij of er strijkt hier wel ergens een filmploeg neer. Wij hadden het geluk te arriveren op één van de laatste draaidagen van The Cranford Chronicles, een tv-reeks die zich afspeelt in de 19e eeuw. We profiteerden van een korte break van de crew, waardoor we de aangeklede straatjes voor ons praktisch helemaal alleen hadden. Veel verbeelding was er niet nodig om zich zo terug in de tijd van Charles Dickens te wanen. Lacock Abbey, meer bepaald de schitterende kruisgang ervan, diende dan weer als decor voor enkele scènes uit favoriete box-officeproducties zoals Harry Potter of meer recent 'The Other Boleyn Girl' - met een oogstrelende Scarlett Johansson in een ijzersterke vertolking. Ondanks een zware verslaving sloeg ik het genereuze aanbod af om alsnog een koffietje te drinken. De klok stond hier dan misschien wel stil, maar dat van de gps tikte onverbiddellijk verder… Niet dat ze ons echt leken te verwachten in Castle Combe, een paar dorpen verderop. Een handvol terrasjesliefhebbers genoot er van de overdadige zon en rust. Schattige dorpjes, ik ken er wel wat van, maar dit prentje van een dorp gaf ik ogenblikkelijk een tien op tien. Een score die niet eens overdreven was, want zonder dat ik het wist was Castle Combe decennia terug al verkozen tot mooiste dorp van Engeland. Kleine wevershuisjes met goudblonde gevel en stenen bruggetjes over een riviertje roepen nu eenmaal een vertederend beeld op bij elke toerist. En daar kan de wetenschap dat achter die gevels vaak hard werd gelabeurd niet tegen op…
We lieten de motoren achter aan het Market en Butter Cross, middeleeuwse marktstalletjes zoals we die ook in Salisbury hadden gezien, en kopieerden hiermee zonder het te weten het gedrag van menig ruiter die hier vroeger zijn paard vastbond (de korte stenen paaltjes waar ik met dat fototoestel voor m'n gezicht bijna tegen aanliep, dienden om het op- en afstappen te vergemakkelijken). En hoewel de rechterwijsvinger ongeduldig de ontspanknop van de Lumix beroerde, liep de rest van de bende doodgemoedereerd de eerste de beste pub binnen. Eerst spijs en drank, zo luidde het vrank.
Een homp vlees en halve liter bier later gaf ik m'n ogen alweer flink de kost. Zalig was het om van links naar rechts te zwerven door het ondertussen compleet uitgestorven dorp. Minutenlang nestelden we ons daar op het 18de-eeuwse bruggetje over de kabbelende Bybrook, genietend van een fenomenale uitkijk op het fotogenieke dorpsschoon.
De kalmte die deze plek uitstraalde, kon eigenlijk geen groter anachronisme zijn. Wat moet het hier vroeger een drukte van jewelste zijn geweest! De onderhand welbekende wolnijverheid draaide er immers op volle toeren: tal van - inmiddels verdwenen - watermolens zorgden voor de nodige energie, wevers en ververs deden er naarstig hun ding, het marktrecht zorgde voor een bloeiende handel. Maar hoe innemend en charmant het dorp ook oogt, zonder kloppend hart is de ziel eruit. En daar kan een zoveelste cameraploeg of de motorgekte op een naburig racecircuit helaas weinig aan veranderen. Kloppen deed het hart alleszins in Bradford-on-Avon, een wolstadje op de grens van Wiltshire en op schootsafstand van het bekende Bath. De gevolgen konden we meteen aan den lijve ondervinden. Stremmende verkeersaders, onze vrienden houden er nog steeds niet van! Van de weeromstuit hielden ze dan maar de wacht bij beide motoren, gezeten op een bankje aan de Avon-rivier.
Konden wij eindelijk eens ongestoord verliefd wezen. Hand in hand fladderden we de vermaarde stenen brug over en enkele tellen later vertoefden we in de verstilde wereld van het verleden. Lichaam en geest hadden er vrij spel en in een romantische roes lieten we ons volledig opgaan in dit oude stadskwartier met zijn smalle straatjes.
Na al dit stedeschoon had ik begrepen dat het hoog tijd was om ook even aan onze vrienden te denken, wiens humeur duidelijk in een dip verkeerde. De Mendip Hills en vooral het B-weggetje dat 120 m diep op de bodem van de Cheddar Gorge kronkelde, brachten mens en bovenal machine in vervoering. In die mate zelfs dat ik profiteerde van een lichtjes afgedwongen stop om snel snel enkele bochtjes op en af te vlammen. Een lesje in bescheidenheid overigens, want die gifgroene Kawa had er onmiskenbaar meer kaas van gegeten...
Kaas, dat was er in overvloed te vinden in het kleine Cheddar. Als bakermat van één van de meest verspreide (en helaas nagemaakte) kazen ter wereld vonden enkele van deze oranjegele bolletjes blindelings hun weg naar kofferbak en tanktas. Talloze uithangborden lieten vermoeden dat dit dorpje in de zomer overspoeld moet worden door dagjesmensen.
De Mendip Hills zijn dan ook bijzonder geliefd, in de eerste plaats bij de Engelsen zelf die deze woeste gril van de natuur voor tal van recreatieve en sportieve genoegens weten te gebruiken. Iets wat de Cheddar Man, 9.000 jaar oud en hiermee het oudste volledige skelet van Groot-Brittannië, niet gelijk bezig hield, toen hij hier in één van de vele grotten een gewelddadige dood stierf. Grotten? Ze mogen dan nog de Cheddar beroemd hebben gemaakt, sinds die van Drotten in Noorwegen behoren ze niet onmiddellijk tot onze superfavorieten… En daarbij, wie kroop er nu in 's hemelsnaam onder de grond bij zulk mooi weer? De motor op verdorie en wel onmiddellijk naar Wells, een bijzonder minzaam kathedraalstadje aan de voet van de Mendips.
Soezend in de lome namiddagzon ontving deze ons met open armen. Studenten lagen er in hun vertrouwde houding languit op het uitgestrekte grasveld voor één van de mooiste kathedraalgevels dat ik ooit heb gezien. Eeuwenlang sieren er meer dan driehonderd beelden de volledige breedte van de westelijke gevel. Middeleeuwse kathedraalplastiek dus die zich laat lezen als een open bijbel, wat zondermeer de bedoeling was. Je kan je inbeelden welk een indruk deze toen nog beschilderde beeldenrij moet gemaakt hebben op de kleine, ongeletterde man!
Dat alles en iedereen een plaats kreeg toebedeeld in de middeleeuwse maatschappij, bewijst de Pennyless Porch, één van de portieken binnen de kathedraalomsluiting waar bedelaars hun vaste stek hadden. In het aangrenzende Vicar's Close kregen dan weer de koorknapen hun plaats, ver weg uit het zicht van alle aardse verlokkingen. Het straatje met de identieke huisjes, waarin nu vooral studenten wonen, zou zelfs het best bewaarde straatje uit de 14e eeuw zijn!
De dag liep inmiddels ten einde, daarvoor had ik geen horloge nodig. De tred waarmee de helft van het gezelschap achter me aan schuifelde, vertelde genoeg. Toch kon ik niet om Glastonbury heen. Slechts een vijftal kilometertjes bezuiden Wells, dat moest toch nog lukken? Een terrasje, meer niet, that's a promise!
Germaan of zuiderling, christen of heiden, jong of oud, je moét gewoon eens voet hebben gezet op deze gewijde grond. De plek waar Jozef van Arimatea, oom van Maria - geen zonde als je dat niet wist - zijn staf zou hebben geplant en de Heilige Graal met het bloed van Christus zou hebben begraven. Het mythische Avalon, waar koning Arthur en zijn Guinevere hun laatste rustplaats kregen (slimme merchandising van die monniken van Glastonbury Abbey overigens). Maar evenzeer de plaats waar de zomerzonnewende wordt gevierd en eigentijdse jongeren ritmisch uit de bol gaan, zoals bij ons in Werchter. Uiteraard zorgt dit voor een tijdelijke opstoot van druïden, mystici, hippies en Hara Krishna's in juni, die voorts amper opvallen tussen de schare andersdenkenden, verlichte geesten en alternatieve jongens die Glastonbury sowieso al bevolken of bezoeken.
Laat ik het zo stellen: enkel wie zich onopvallend gedraagt, valt hier op. Wij kozen dan ook stiekem voor een terrasje in de hoek, waar ik leep de taferelen van enkele verklede kwibussen ongezien kon toevertrouwen aan mijn digitale vriend. Een dagje de hippie uithangen en de volgende dag in maatpak op kantoor verschijnen? Dat kan allemaal in Glastonbury! Mei '68 als big business; de commercie heeft inderdaad geen spaander heel gelaten van het non-conformistisch ideaal van weleer… Het was meteen mijn laatste wapenfeit, ook al daagde het pastorale karakter van de Wylye-vallei me verdomd uit op de terugweg naar Odstock. Gelukkig was daar de Yew Tree Inn om de dag in alle gezelligheid mee af te sluiten. Of moet ik zeggen vakantie, want veel had de sergeant van dienst niet meer in de pap te brokken de volgende dag.
Rijden was de boodschap de volgende ochtend. De BMW draaide alvast warm, heu… heet. Slechts een paar minuutjes hadden ze nochtans moeten wachten op de fotograaf; gewoon wat beelden van de omgeving. Want ook al beweert een tevreden vakantieganger vaak het tegendeel, een homo viator keert zelden terug. Tenzij je natuurlijk die niet te evenaren all-informule van dat mega-viersterrenhotel in Turkije absoluut opnieuw wil delen met je noorderburen…
Jammer dat we zo vroeg in de namiddag al de tunnel in moesten. Enkele uurtjes meer en ik had vast en zeker het kleine Winchester, ooit nog de hoofdstad van Wessex en later zelfs van Engeland, opgenomen in de trip. Een waypoint naar het New Forest, dat oud koninklijk jachtdomein van wijlen Willem de Veroveraar, had misschien ook nog net gekund. Moeten we dan toch nog even terug misschien? Gedane zaken nemen geen keer en voor ik het goed en wel besefte, bewezen de motorways voor wie en wat ze bedoeld zijn. In geen tijd brachten de M25 en M20 ons naar Kent. Eindigen doe je liefst in schoonheid en dat bosgroen ommetje van Ashford naar Chilham kon net zo goed de start betekenen van een nieuwe maar daarom niet minder beeldige bestemming. Het stemmige marktpleintje met dito kerk en kasteel, inclusief onafscheidelijke pub, liet ons alvast uitgebreid proeven van Kents troeven.
Wie honger heeft als een paard stapt beter binnen in The White Horse, me dunkt. Al dagen had ik zin in een ploughman's lunch, dé klassieker onder de Engelse snacks. Een broodje gezond? Niks van! Worstjes en spek met eieren, op smaak gebracht door bonen in tomatensaus, dat kreeg ik te vreten, al moesten we hiervoor hélemaal naar de terminal van de Chunnel… Filosofisch liet ik alles en iedereen maar betijen, want had ik niet geleerd in de lessen Latijn dat hetzelfde willen en hetzelfde niet willen pas echte vriendschap is?
In een wip waren we op Franse bodem en ook van Calais ging het snel de schreve over. Onderweg maakten we nog kort de balans op van deze vierdaagse en unaniem konden we ons vinden in die toeristische slogan die me altijd is bijgebleven: "The UK is OK!"