West Schotland (deel 2)
In de vorige aflevering van dit reisverhaal vertelden we hoe we in de Schotse Highlands waren terechtgekomen. Omdat dat land beslist meer te bieden heeft dan een rustige stek om er op verhaal te komen van de rattenrace die het moderne leven van ons eist, gingen we er natuurlijk op pad om het in al zijn schoonheid te ontdekken. Dagtochten naar het onbekende… steeds perfect om de geest te verruimen met gloednieuwe, diepe indrukken!
Wakker worden in het hartje van de Schotse hooglanden is een belevenis op zich. Zeker als je verblijf zo rustig gelegen is als toen het onze. Het was de verpletterende stilte die ons vol raakte op het moment dat we uit onze diepe slaap ontwaakten. Even vroegen we ons af of we wel degelijk nog tot de levenden behoorden want het was zo stil buiten dat we even meenden dat we tijdens onze slaap van de aardbol waren gevallen. Door een spleetje tussen de gordijnen zagen we echter de vage contouren van zo goed als kale, groene bergen die er in een lichte mist gehuld, heel vredig uitzagen. Langzaam drong het tot ons door waar we waren. Omdat we nog geen proviand hadden ingeslagen bestond het ontbijt dat we even later tot ons namen uit niet meer dan een gloeiend hete kop van de thee die we in de keukenkast van onze huurcaravan hadden gevonden. Omdat een mens zonder eten maar half kan functioneren besloten we om zo snel mogelijk Kinlochleven, het dichtstbijzijnde dorpje, met een bezoek te vereren om er ons van de nodige voorraden te voorzien.
Kinlochleven mag dan wel slechts een vage stip zijn op de landkaart, je vindt er bijna alles wat een moderne mens maar nodig denkt te hebben. Op een hoerenkast en een computerwinkel na heeft de plaatselijke middenstand alles in huis om je van dienst te zijn. Zelfs een heuse mini supermarkt, die tegen heel schappelijke prijzen zowat alles verkoopt wat je hongerige maag wel kan lusten. We vergaten bijna dat we enkel de 55 liter grote Givi topkoffer van de Capo Nord konden vullen, zo enthousiast gingen we aan de slag om ons van de nodige levensmiddelen te voorzien. Toen we alles in de topkoffer geperst hadden besloten we om maar meteen de rest van het dorp te verkennen. De Aprilia lieten we stevig vastgemaakt aan een verlichtingspaal achter. Een ietwat overbodige veiligheidsmaatregel zou later blijken, want het merendeel van de inwoners van Kinlochleven heeft nog nooit zijn voordeur op slot gedaan, laat staan gedacht dat er wel eens iemand met zijn auto of motor aan de haal zou kunnen gaan.
Kuierend door de zo goed als verlaten straten viel de netheid van het straatbeeld ons al snel op. Zwerfvuil was er niet te bespeuren en de huizen stonden er allemaal heel netjes verzorgd bij. Op de achtergrond baadden de oude bergen in het gulle zonlicht van een schitterende zomerochtend. De nevels waren rond hun toppen verdwenen en net als zij, genoten ook wij van de rust en de opkomende zon die de omgeving stilaan begon te verwarmen.
Bij een brug gekomen keken we uit op de bergrivier die zich met veel overtuiging in het loch stortte. De wijdheid van het loch stond in diep contrast met de beboste heuvels van waaruit de rivier zich naar de zee spoedde. Het geronk van een auto deed ons de ogen afwenden van de natuur om ons heen. Opvallend toch hoe hier het geluid van een verbrandingsmotor de stilte weet te verscheuren en de aandacht weet te trekken. Bij ons in Vlaanderen was ons dat feit nog nooit opgevallen…
Wat ons ook opviel was dat onze magen verdachte geluiden begonnen te maken, dus wandelden we naar de Capo Nord en reden op zijn rug terug naar onze caravan waar we een heerlijk, voedzaam maal bereidden en tot ons namen. De rest van de namiddag besteedden we aan het bestuderen van de reisgidsen en de landkaart van de omgeving die we ons die ochtend aangeschaft hadden. Langzaam maar zeker -tenslotte waren we met vakantie- begonnen de routes voor verschillende dagtochten vorm te krijgen.
De eerste zouden we de volgende dag al rijden want de beschrijvingen in de reisgids hadden ons heel nieuwsgierig gemaakt. Toen de avond viel, koelde het buiten duidelijk voelbaar af. Met een warme pull om gingen we een avondwandeling maken aan de boorden van het loch. Piepkleine, maar daarom niet minder agressieve, vliegende insecten maakten ons daarbij het leven zuur zodra we maar een vierkante centimeter bloot vlees van onder onze kledij lieten steken. De rook van een sigaret verjaagde hen echter meteen. Zo zie je maar: ook sigaretten roken heeft zo af en toe zijn voordelen…
De volgende morgen sisten het spek en de eieren in de pan, werd de Capo Nord beladen met wat "onmisbare" spullen en trokken we op pad. Onze eerste uitstap werd in de streekinformatie met de naam "Road to the Ilses" bedacht en beloofde er eentje te worden die ons nog lang zou heugen. Via de A82 wilden we eerst Fort William bereiken om vandaar de A830 te nemen die ons uiteindelijk in Mallaig, een kleine vissersplaats tegenover het eiland Sky, moest brengen.
Op de A82 was het verkeer -naar West-Schotse maatstaven- behoorlijk druk. In de praktijk betekende dat dat we heel goed opschoten en slecht een erg matige verkeersdrukte dienden te trotseren. Daar keken we van op want de reisgids had Fort William beschreven als één van de belangrijkste stadjes van de Highlands. Vele toeristen zouden dat stadje als uitvalbasis gebruiken, iets wat vroeger ook de Engelsen hadden gedaan bij hun herhaalde pogingen om de koppige Schotse Clans onder de knoet te krijgen.
Omdat we al genoeg toeristen in Vlaanderen hadden gezien besloten we ons bezoek aan Fort William tot onze terugreis uit te stellen en draaiden de neus van de Capo Nord in westelijke richting en stuurden hem zo de A830 op. De verkeersdrukte nam meteen gevoelig af en naarmate we vorderden werden de voertuigen om ons heen steeds schaarser.
De kwaliteit van het wegdek bleef echter constant fantastisch hoog. Wie een kuil of een diepe barst vindt in het Schotse asfalt heeft geluk gehad, zo zeldzaam zijn onregelmatigheden daar in het wegdek. Ideale motorwegen dus, ware het niet dat hier en daar wat heel fijne steenslag de pret wat tracht te drukken. Maar wie maalt daarom. Wij op dat moment in alle geval niet, want de zon scheen mild, de Aprilia bromde monotoon en gehoorzaam tussen onze knieën en het zicht dat het landschap ons bood was ronduit schitterend.
Dichte bossen wisselden stuivertje met naakte, zachtglooiende heidelandschappen, gevolgd door ruig ogende, steile heuvels. Bij het Glenfinnan monument hielden we voor de eerste keer halt. Hier had Bonnie Prins Charles, de laatste belangrijke Schotse vrijheidsstrijder, volgens de overlevering zijn standaard opgericht toen hij een ultieme poging waagde om de troon van Schotland voor zich op te eisen. Een poging die uiteindelijk uitmondde in een nederlaag van de Schotten want ze werden op het slagveld van Culloden, nabij Inverness, in 1746 door de Engelse troepen verslagen en brutaal in de pan gehakt.
Een monument dat op de oever van het prachtige Loch Shiel is opgericht, vormt nu de fiere getuigenis van die laatste veldslag. Om een mooi beeld te kunnen schieten van de omgeving beklommen we, gewapend met onze camera, de steile heuvel die zich achter het visitorcenter boven het loch verheft. Het vergezicht dat we toen in beeld brachten laat ons nu nog even wegdromen naar de woelige, maar toch zo romantische tijden. Turend over de watermassa, omgeven door woeste bergen… Dit is vakantie nemen én de batterijen opladen in de meest juiste zin van het woord!
Toen we Glenfinnan monument verlieten, trokken er enkele wolken voor de zon. Plots was het heel wat frisser geworden en was er een stevige bries opgestoken, maar lekker knus verpakt in onze motorkledij trokken we ons daar geen snars van aan. Wie wat anders wil zien dan zijn eigen tenen moet daar tenslotte wat voor over hebben. De weg kronkelde zich zo goed als verlaten verder naar het westen.
Na verloop van tijd vielen er ook enkele regendruppels op ons vizier maar de regen zette gelukkig niet echt door. Het landschap bleef ons echter verbazen door de sterke afwisseling die het ons bood. Op sommige momenten voelden we ons helemaal alleen op de wereld en moest het asfalt er niet gelegen hebben, dan hadden we zeker gedacht dat we achter één van de volgende bochten op een troep stoere clanleden zouden stoten.
In plaats daarvan kwamen we slechts enkele auto's tegen en zagen hier en daar de spoorlijn lopen van de West Highland Line, een pittoreske stoomtreinlijn die Fort William met Mallaig verbind en die als één van de mooiste treintrajecten van het Verenigd Koningrijk mag worden gerekend. Naarmate de kilometers onder de wielen van de Capo Nord verdwenen, versmalde de weg om ons vervolgens plotseling uit te spuwen aan de ruw getande kustlijn die het eiland Skye van het vasteland scheid. Talloze kleine eilandjes schenen vlak onder de kust te dobberen en worden enkel bewoond door vogels van allerlei pluimage. Het heldere water tussen de eilandjes zag er op dat moment nog heel vredig uit…
Ook aan de White Sands of Morar probeerde het water ons te overtuigen van zijn onschuld. Kristalhelder bood het ons een blik onder zijn oppervlak waar het leven duidelijk aan volle gang was. Het sneeuwwitte strand mocht er dan wel verlaten bijliggen, tussen de grote keien wemelde het van zeedieren die in de weer waren om hun eigen wereld in stand te houden. Iets verder doen de bewoners van Mallaig dat ook, zij het op een minder milieuvriendelijke manier.
De haven is wel geen wereldhaven, maar toch kan de grote ferry die het eiland Skye met het vasteland verbind er gemakkelijk binnenlopen. Iets wat ook de pleziervaart er blijkbaar graag doet, want de aanwezigheid van grote, fiere zeiljachten gaven de kleine haven een sfeer van verre reizen, onbekende bestemmingen, zuidwesters en felle zeewinden die door merg en been weten te snijden.
Dat laatste mochten we zelf ook aan den lijve ondervinden want in Mallaig was het koud en winderig toen we er rondliepen op zoek naar een warme kop koffie. Ondanks alles nuttigden we die op een terras, want de geur van de zilte zeelucht en de sfeer van vertrekkende mensen wilden we niet meteen kwijt. Toen we even daarna het kleine station binnenliepen om er wat rond te kijken overviel ons plots de ietwat melancholische stemming die er altijd in een eindstation heerst. Het zicht van de doodlopende sporen, met enkel een weg terug, is nu eenmaal niet geheel en al opbeurend.
De verlaten kades in de haven al evenmin en ondanks het feit dat de reisgids Mallaig beschreven had als een "bruisende havenplaats" was het er verdacht rustig. Zo rustig zelfs dat we ons bezoek al snel voor bekeken hielden en de terugweg naar Fort William aanvatten. Aangezien de wegen in de Highlands schaars zijn, waren we verplicht om dezelfde weg terug te nemen. Iets wat ons op de keper beschouwd helemaal niet speet, want zo zouden we nog veel dingen ontdekken die we in de heenreis over het hoofd hadden gezien. Een mens heeft nu eenmaal geen ogen in zijn rug!
Toen we zowat halverwege het traject Mallaig - Fort William een erg oud kerkje in het oog kregen dat uitkeek over een prachtig loch haalden we de teugels van onze Capo Nord aan een brachten hem tot staan. De stilte van het pittoreske landschap werd slechts verstoord door het ruisen van de wind die ons vanaf Mallaig was gevolgd. Terwijl we een sigaretje opstaken, bereikten ons plotseling flarden orgelmuziek die als op de wind gedragen, soms slechts nauwelijks hoorbaar, over het landschap zwierven. Aangezien die muziek logischerwijze slechts van één plaats kon afkomstig zijn, liepen we naar het kerkgebouwtje toe en duwden de zware eiken deur open.
Onmiddellijk zwol de muziek aan, we konden nu elke noot van het stuk perfect horen. Voorzichtig stapten we het gebouw binnen en stelden vast dat het interieur in perfecte staat verkeerde. Achter het altaar ontwaarden we een orgel waarop, met zijn rug naar ons, een man zat te spelen. Toen de laatste noten wegstierven applaudisseerden we spontaan, waarna de man verrast opstond, op ons toeliep en ons onderzoekend aankeek.
Hij was helemaal in Schotse kledij gestoken, met kilt en al, en had ondanks zijn gevorderde leeftijd een ronduit rijzige gestalte. We wisselden enkele beleefdheden en kwamen te weten dat hij hier regelmatig in alle stilte op het orgel kwam oefenen. Mooie bezigheid in een prachtige historische omgeving, want het kerkgebouw mocht er beslist wezen. Toen we een tijdje later terug op de rug van de Aprilia kropen stelden we vast dat de wind niet meer alleen was. Een felle regen was hem tijdens ons bezoek aan de kerk komen vergezellen.
Het regenwater spoelde over de weg en talloze kleine watervalletjes waren aan de wegkanten tot leven gekomen. Fort William lag nog een uurtje rijden van ons vandaan maar gelukkig konden we niet alleen op onze motorkledij vertrouwen maar ook op de perfecte betrouwbaarheid van onze Aprilia. Die bracht ons zonder ook maar één klap te missen terug naar de beschaving die deze keer bestond uit een warme pub waar we onze kleren konden drogen en onze ondertussen weer lege magen konden vullen met een heerlijke warme hap.
Slecht eten? Laat ons niet lachen, zij die dat beweren zijn zeker nog nooit in Schotland geweest, laat staan dat ze er de plaatselijke keuken hebben uitgeprobeerd! Maar toegegeven: lasagne met frietjes hadden we tot dan ook nog nooit gegeten… (word vervolgd)
Meer informatie over Schotland? Surf naar www.visit-scotland.co.uk