Yorkshire, de wereld van James Herriot (deel 2)

Share

Het marktplein van Thirsk ligt er om 6 uur 30 in de morgen rustig bij. De zon is van de partij en schijnt vanuit een felblauwe hemel op het ontwakende stadje neer, lange schaduwen trekkend op de kasseien van het ruime marktplein. 'Sla na 150 meter rechtsaf' gebied de stem uit de GPS mij via mijn rechter oor. Gehoorzaam stuur ik de Fazer in de juiste richting en sta even later voor het huis waar James Alfred Wight, de bekende schrijver, ooit zijn veterinairpraktijk had gedurende een halve eeuw.

Ik parkeer de Yamaha voor het huis en kijk omhoog. Hier werden 15 boeken geschreven die uitgegeven werden in 20 landen en goed waren voor de verkoop van meer dan 50 miljoen exemplaren. De droom van elke schrijver, maar toch bleef James trouw aan zowel zijn pen als zijn dokterstas. Blijkbaar stond bij hem de ene liefde de andere niet in de weg. Het in het huis gevestigde museum is natuurlijk nog niet open, dus steek ik maar een sigaretje op en neem genoegen met het fotograferen van de voorgevel van het huis. Als ik daarna terug naar de motor stap komt er net een vrouw aangelopen die me vraagt of ze geen foto van mij met de motor voor het huis moet nemen. Ik ben een beetje verrast door die vraag en hoor mezelf vriendelijk ontkenend bedanken. Terwijl ik mijn helm opzet kijk ik de vrouw na. Met haar voorkomen en kledingsdracht, en met haar hond kwispelend naast haar meelopend aan de leiband, kon ze gemakkelijk een personage zijn uit één van Wight's boeken.
Thirsk is sinds mensenheugenis een markstad en dat trekt natuurlijk mensen en handel aan. Ook nu is dat niet anders. Stilaan rijden er meer en meer auto's door de straten wat voor mij het signaal is om mijn biezen te pakken. Vandaag wil ik een denkbeeldige visiteronde rijden zoals James Herriot ze gemaakt kon hebben om zo de streek te leren kennen waar Wight zijn inspiratie haalde voor zijn boeken. Ik heb thuis een GPS route voorbereid om die rit te maken en die komt me nu goed van pas. Luisterend naar de aanwijzingen van de damesstem laat ik me door de straten van Thirsk loodsen en bereik zo in no time de rand van de stad. Ik bevind me een ogenblik daarna op het platteland. Letterlijk dan want niet alleen liggen de velden er heel groen bij na de regen van de afgelopen dagen maar zijn ze zo vlak als een biljartlaken. Kleine baantjes heb ik bij het uitstippelen van het traject gekozen, dus rij ik hier zo goed als alleen in westelijke richting. Schier eindeloos lijken de velden zich uit te strekken, enkel onderbroken door kilometers lange hagen en de typische natuurstenen muren. De ver uiteen verspreid liggende boerderijen tonen me waar de eigenaars leven van de schapen en de koeien die in grote aantallen de weiden begrazen. En ondertussen schijnt de zon, bromt de hondstrouwe Fazer met diepe stem zijn vertrouwde lied en filosofeer ik erop los over de zin van het leven. Gebeurt me wel meer als ik alleen ben in mijn helm en door prachtige landschappen rij… Eerst nauwelijks merkbaar, maar nu heel duidelijk voelbaar is de weg stijgen. Kronkelend klimt het weggetje tegen een heuvelflank op. Bij de zoveelste bocht in de weg sta ik opeens voor een prachtig vergezicht. Het land dat ik daarnet doorkruiste ligt aan mijn voeten. Kilometers ver kan ik zien en ondertussen doet de stilte bijna pijn aan mijn oren. De camera blijkt niet in staat te zijn de weidse uitzichten representatief te fotograferen dus stop ik hem na enkele tevergeefse pogingen terug in de tanktas. Ik probeer het uitzicht dan maar via mijn netvliezen naar mijn geheugenbank te dirigeren om het daar zo goed mogelijk op te slaan. Uit ervaring wetende dat dit me toch niet lukt en dat na enkele dagen het beeld bijna onleesbaar zal zijn. Enkel de sfeer die het beeld in me opriep zal later nog herkenbaar zijn. Als de weg ophoud te stijgen bevind ik me in een golvend landschap dat bestaat uit mooi onderhouden velden afgewisseld met bosjes. De bomen wuiven me wel vriendelijk toe maar toch lijkt het landschap me hier iets ruiger. Naarmate ik vorder worden de bosjes dichter, de velden kleiner en de heuvelruggen volgen elkaar sneller op. Niet zelden dien ik riviertjes te kruisen over eeuwenoude bruggetjes. En dan zie ik aan mijn linkerkant de contouren van een grote kerk opdoemen. Verscholen in het landschap en leunend tegen een heuvelrug staan de ruïnes mij met lege ogen aan te staren. Met een kort rukje aan de teugel stuur ik de Fazer in de richting van de roodbruine bouwwerken. Naast het weggetje dat ik volg stroomt er opgewekt een glashelder riviertje. Ik roep de motor een halt toe en stap uit het zadel. Ik sta voor Rievaulx Abby , één van de bekendste overblijfselen van de Katholieke invloeden die sinds een eeuwigheid deze streek domineren.
De abdij van Rievaulx kwam tot stand door de combinatie van de gulheid van Walter Espec, de heer van Helmsley Castle, en het missionariswerk van 12 monniken uit Clairvaux. Espec schonk deze uit Wallonië afkomstige monniken niet alleen het nodige land maar trad meteen ook als hun beschermheer op. Niet zo onnozel van Walter Espec, want iedereen wist dat een abdij bedevaarders aantrok. Ja, zelfs al in die tijd besefte men maar al te goed dat toerisme geld in de lade brengt. Dat alles gebeurde in 1132.Al snel groeide niet alleen het aantal monniken die in Rievaulx Abby woonden tot plusminus 500 man maar ook de omvang van de gebouwen nam zienderogen toe. Tot 1538, het jaar dat Hendrik de 8ste haar ontmanteling beval, vormde Rievaulx Abbey een welvarende gemeenschap die kon bogen op macht en aanzien. Thomas Manners, de eerste hertog van Rutland, verwoestte op last van zijn koning de abdijgebouwen maar ging daarbij beslist niet grondig te werk. Zelfs nu zijn de overblijfsels van die bouwwerken nog altijd indrukwekkend en vertellen me onomwonden dat de macht van de religie niet zomaar te breken is.
Vanaf Rievaulx Abby rij ik naar Helmsley en sla net na de dorpskom een smalle weg in die naar het noorden voert. Het contrast is groot. Ik rij over de heide van de North York Moors. Hier toont de natuur zich de sterkste macht, hier heersen de wind, de heuvels en de heide. Slechts hier en daar is een koppige struik of een alleenstaand boompje er enigszins in geslaagd tot wasdom te komen. Als een grillige streep, getrokken met een zacht zwart potlood, loopt de smalle weg verloren in het landschap. Het verkeer dat hier plaatsvindt rijd voorzichtig want je weet maar nooit wat hier allemaal plots voor je wielen kan opduiken. Als ik een alleenstaande platte steen rechtop in de heide zie staan hou ik halt. Het blijkt een oude wegwijzer te zijn want in de steen zijn –nauwelijks nog leesbaar- namen van plaatsten en pijlen gekrast. Bewonderend kijk ik om me heen. Zo ver ik kan kijken strekt het woeste, heuvelachtige heidelandschap zich uit. Net als ik denk dat ik moederziel alleen sta temidden van dit landschap duikt er op enkele meters van mij een schaap op met een lam erachter. In de heidestruiken hoor en zie ik het geritsel van vogels en als ik naar de motor terugloop stap ik door uitwerpsels van herten en loopt er een wild konijn haastig voor mij weg. Je bent nooit alleen op de wereld, zelfs al zou je dat soms wel willen.
Genietend van steeds maar weer prachtige vergezichten rij ik nu al weer een tijdje naar het zuiden. Ik ben op weg naar Hutton-le-Hole, een klein gehucht waar er zich volgens mijn inlichtingen een openluchtmuseum moet bevinden dat een goed beeld verschaft over het leven dat de mensen hier vroeger leidden. Hutton-le-Hole blijkt bij mijn aankomst een prachtig dorpje te zijn. Verspreid in een mooi valleitje staan de huizen er ver uiteen alsof ze de schoonheid van het landschap niet willen verstoren met hun aanwezigheid. Groene velden van kort geschoren gras liggen er tussen de straten en een riviertje wringt er zich opgewekt doorheen. De grasmachines die de grasvelden kort houden lopen vrijelijk door dit tafereel; schapen met lammeren temidden van het dorp. Bij ons thuis zullen ze weer denken dat ik gedroomd heb… Ik parkeer de Fazer voor de ingang van het Ryedale Folk Museum naast een oude tractor en ga naar binnen. Het modern ingericht vertrek blijkt slechts een transitzone te zijn want al snel sta ik in een andere wereld naar 13 oude gebouwen te kijken. Stokoude huisjes, winkeltjes, kleine boerderijtjes en enkele prachtige herenboerderijen krijg ik er voorgeschoteld. In die gebouwen word het leven verhaald van de gewone man in Noord Yorkshire en dat door de eeuwen heen. Van de prilste bewoners van de streek tot en met de mensen die hier leefden in het midden van de vorige eeuw; hun verhaal word hier verteld aan de hand van levensgrote stillevens. De huizen zijn bijna allemaal gebouwen die gered werden van de sloophamer en hier, met een waar monnikengeduld, terug opgebouwd werden. De interieurs laten je denken dat de bewoners van toen hier elk moment terug door de deur kunnen stappen. Het opzet van dit museum is gelijk aan dat van Bokrijk, maar ondanks dat alles op een veel kleinere schaal is opgevat voelt het échter aan. Ja, het gras is altijd groener aan de overkant, ook al is dat misschien enkel en alleen te danken aan een andere lichtinval… Na een korte pick-nic temidden van de 'green' van Hutton-le-Hole merk ik dat de camera kuren heeft. Hopelijk kan ik thuis de beelden op mijn computer lezen, zoniet dan zit ik pas goed in de shit. Met een kop vol zorgen keer ik de neus van de Fazer terug naar het noorden en rij het dorpje uit. Terwijl ik over de Moors rijd bedenk ik dat het leven hier vroeger beslist niet altijd een lachertje was. Reizen door deze dun bevolkte streken moet een echt avontuur geweest zijn. De nu geasfalteerde banen waren niet meer dan karrensporen of aardewegels en van een duidelijke wegbewijzering –laat staan van een GPS- had men hier beslist nog niet gehoord. Uren stappen door weer en wind, in het beste geval misschien gezeten op een ossenspan, het weer en de jaargetijden trotserend… In vergelijking daarmee is mijn tocht een plezierreis. 't Moeten sterke mensen geweest zijn die hier konden wonen! Ik rij pal noord naar Castleton en kan me daarbij niet van weg vergissen. Er is maar één baan die vanaf Hutton-le-Hole naar daar voert. Tenminste, als je alleen maar met de moderne wegen rekening houd. Het North York Moors National Park is dooraderd met eeuwenoude, onverharde wegen. Waarschijnlijk weet alleen de plaatselijke bevolking waar ze naartoe leiden. Voor mij voeren ze naar overal en nergens en alhoewel deze reisdoelen me beslist wel aanspreken ga ik op hun uitnodigingen niet in. De Fazer is geen all-road motor en bovendien hebben ze in het North York Moors National Park al genoeg te stellen met off-road rijders die op goed geluk zomaar kriskras door de natuur rijden en daarbij het landschap en zijn bewoners niet ontzien.
Castleton dankt zijn naam aan een kasteel dat Robert de Bruce, de befaamde Schotse krijgsheer, hier zou neergezet hebben op de boorden van de rivier de Esk. Vandaag de dag is van dat kasteel niets overgebleven en zelfs in de oude geschriften word het vernoemd als een ruïne. Het stadje was ooit een marktplaats waar de plaatselijke bevolking zich kon voorzien van alles en nog wat. Stel je daarvan niet veel voor want op zijn hoogtepunt telde de marktplaats niet meer dan 14 shops. De plaatselijke bevolking werkte er grotendeels in de ijzermijnen en de hoogovens. Dat ook deze industrie nu ter ziele is gegaan en op kleine schaal bedreven werd, laat zich aanzien want er is niet veel tastbaars van overgebleven. Vanuit Castleton vervolg ik mijn weg naar het westen en volg daarbij zo dicht mogelijk de loop van de rivier de Esk. Die loopt door werkelijk liefelijke groene dalen naar zijn monding in Whitby maar zover zal ik hem niet volgen. In Crosmont neem ik van hem afscheid. In Crosmont kom ik ook oog in oog te staan met de stoomtrein van de North Yorkshire Moors Railway die van hier uit naar Pickering loopt en het langste stoomtreintraject van Engeland is. De typische geur van brandende vette steenkool, het geluid van de sissend ontsnappende stoom en de aanblik van de prachtige locomotief en rijtuigen laten de charmes van het stoomtijdperk herleven. Ik parkeer de Fazer net naast de oude stationsgebouwen en sla het schouwspel ga. Als alle passagiers opgestapt zijn gaan de slagbomen dicht en even later trekt de trein zich puffend en rokend moeizaam op gang. Langzaam maar zeker komt het gevaarte uit de startblokken en steeds sneller dreunen de wagons langs me heen. Onder de schelle toon van de stoomfluit keer ik terug op mijn stappen en start de Fazer, kijk op de GPS waarheen de weg me verder voert en kom tot de vaststelling dat ik nauwelijks 50 meter verder rechtsaf moet. Vanuit het zadel zie ik dat de weg echter versperd is. Dichterbij gekomen blijkt dat de weg momenteel niet geschikt zou zijn voor motorrijders wegens overstromingen. Dan maar rechtdoor naar de A169 waar ik terug op de route kan inpikken.
Als ik de A169 opdraai in de richting van Whitby kom ik terug in het jaar 2006. Vrachtwagens en personenverkeer haasten zich in een constante stroom in de richting van Whitby. Ik meng mij onder hen en even later zie ik, vanaf een steile heuvelrug, het havenstadje in de verte voor mij opdoemen. Whitby vandaag bezoeken zit er echter niet in, dat is voor een andere trip die ik later zal maken. De GPS geeft aan dat ik heel binnenkort rechtsaf moet slaan en dat zal ik ook doen.
De uitspraak 'Weg van de snelweg' is wel erg toepasselijk als ik de A169 inruil voor het kleine weggetje dat mij in de richting van Littlebeck voert. Na enkele honderden meters begint het weggetje vervaarlijk te dalen en ik hoop in stilte dat ik er plots geen tegenligger zal ontmoeten. Het wegdek is amper een auto breed, dus veel plaats om te passeren is er niet. Terwijl ik de Fazer behoedzaam laat dalen hoop ik dat de Little, het kleine riviertje dat Littlebeck zijn naam schenkt, niet te sterk gezwollen zal staan. Gelukkig is dat niet zo. Na een steile afdaling sta ik na een scherpe bocht aan de boorden van een watertje dat ongeveer 15 meter breed is en doodsimpel over de weg stroomt. Vanuit het zadel kan ik onmogelijk schatten hoe diep het water wel is en wat de staat van het wegdek is. Maar geen nood, dat ontdek ik meteen wel. Wadend door het water loop ik tot het midden van het riviertje en kom tot de vaststelling dat het water niet hoger staat dan pakweg 20 centimeter. Het asfalt onder het water voelt ongeschonden aan dus staat niets mijn oversteek van de Little nog in de weg. De Fazer blijkt geen watervrees te hebben en rijd vlot door het snel stromende water. Eens hij terug droge baan onder de wielen heeft draait de weg scherp naar rechts en stijgt dan als het ware ter hemel. Zonder morren trekt de FZ1 me naar de top van de heuvel terwijl ik zijn soepelheid loof en me afvraag wat er achter deze kim op mij wacht. Het landschap dat ik vervolgens doorkruis is sterk bebost en is doorspekt met groende weiden. Even later beland ik op de A171 die ik eventjes in zuidelijke richting volg. Omdat die grote weg waarschijnlijk in de tijd van James Herriot nog niet bestond sla ik kort daarna in zuidwestelijke richting af en kom zo terecht in een bosrijk landschap. Het is intussen laat in de namiddag geworden en op de kleine weg die ik volg is er geen kat te zien. De zon blijft ondanks het late uur halsstarrig schijnen en priemt waar ze ook maar kan door het loof van de dichte bossen waardoor ik nu rijd. Goudgele vegen over een immens groen canvas; geen schilderij kan mooier zijn. Kilometers lang volg ik mijn weg door het Dalby Forest zonder een levende ziel, laat staan een auto tegen te komen. Prachtig gewoon!
Met de geur van miljoenen bomen en nog veel meer wilde look nog fris in de neus kom ik tenslotte in Pickering aan. Pickering noemt zicht 'The Gateway to the North' en dat mag het ook wel want dit historisch marktstadje vormt vanaf het zuiden komend de laatste grote gemeenschap tussen York en Middlesbrough. Ofschoon Pickering in de zomer een uitvalsplaats is voor de toeristen die de North York Moors bezoeken is het er nu, aan het einde van deze mooie lentedag, ronduit rustig. In een pub les ik mijn dorst met een pot thee en luister er naar de gesprekken. Een Schots koppel op doorreis, een Welshmen en wat waarschijnlijk de plaatselijke toogzweer is zijn er in een levendig gesprek verwikkeld. Het onderwerp is het op komst zijnde weer. De tegenstrijdige voorspellingen waarmee ze elkaar om de oren slaan doen me glimlachen want wie tenslotte gelijk krijgt maakt niets uit. Wat komt zal zowel rijk als arm zonder onderscheid moeten ondergaan. Toch voorzichtig zijnde besluit ik niet te treuzelen, drink mijn thee op en ga terug op weg. De A170 brengt me wel veilig naar Helmsley denk ik en geef de Fazer de sporen. Ik bereik mijn verblijf, Amy's Cottage, in droge kleren maar wanneer ik de poort van het schuurtje waarin de Fazer slaapt achter me dicht trek begint de regen te vallen. Druppels zo groot als ponden spatten uiteen op alles wat ze op hun weg naar beneden tegenkomen en ik haast me snel naar binnen. Wat mij betreft mag zelfs de zondvloed nu komen, mijn dag zit erop en hij is héél mooi geweest…
Nuttige links: Staithes: http://www.eskvalley.com/staithes/ Whitby: http://www.whitby-uk.com/ Noord Engeland: www.visitenc.com Yorkshire Toerist Board: http://www.yorkshirevisitor.com/ P&O Ferries: www.poferries.be Amy's Cattage: www.amys-cottage.co.uk Ryedale Folk Museum: http://www.ryedalefolkmuseum.co.uk/ North Yorkshire Moors Railway: www.northyorkshiremoorsrailway.com Thirsk: www.thirsk-tc.gov.uk James Herriot: www.worldofjamesherriot.org Pickering: http://www.pickering.uk.net Helmsley Castle: http://www.english-heritage.org.uk/server.php?show=conProperty.367 Helmsley Walled garden: http://www.helmsleywalledgarden.org.uk/about.htm