Zuid Engeland (deel 3)
Het is laat in de middag als we uiteindelijk Brighton binnenrijden. De zon staat al laag maar toch lijkt het er sterk op dat we ook hier op een echte, prachtige zomeravond zullen getrakteerd worden. Het is er helemaal niet druk op de brede, met groen afgezette lanen die ons zonder veel omwegen naar de kustlijn voeren. Toch duurt ons ritje door de stad langer dan ik aanvankelijk verwacht had. Maar wat zou ik wel willen? Brighton was immers ooit een badstad met wereldfaam en telt momenteel ongeveer 250.000 inwoners.
Een charmant hotelletje dat aan de kustlijn gelegen is en dat een uitzicht op Marine Parade en de Palace Pier heeft, zo had men ons The New Madeira Hotel beschreven. Wanneer we op het bewuste adres aankomen blijkt dat deze beschrijving klopt als een bus. Even ontstaat er wat verwarring bij de schone jonkvrouw die de receptie waarneemt als we beweren dat we onze motoren in een speciaal daartoe voorziene garage willen zetten. Ze weet daar niets van af, beweert ze ten stelligste, maar zal voor ons de manager wel even roepen. In afwachting kunnen we onze bagage misschien al naar onze kamer brengen, vraagt ze ons met een glimlach op het gezicht.
Dit verzoek lijkt als twee druppels water op een manoeuvre waarvoor geen enkele doorwinterde directiesecretaresse zich moet schamen. Als het er haar echt om te doen was om even de druk af laten bij die moeilijke klanten voor ze de baas te zien krijgen is het haar met verve gelukt: als er echt "a room with a view" bestaat, dan is het beslist die kamer die we in The New Madeira Hotel toegewezen kregen. De ruime kamer was immers voorzien van een enorm groot vensterraam dat een vrij zicht gaf op de kust én op de befaamde Palace Pier die zich boven de branding staande houdt, ondanks het gewicht van de vele toeristen die elk jaar naar Brighton afzakken. Voeg daarbij de ronduit zomers omstandigheden, een terrasje waar je met z'n tweeën kunt op gaan zitten, wat zadelpijn en een kleine maar geriefelijke badkamer en je begrijpt dat we het meteen heel goed konden vinden in deze hotelkamer.
Na er ons verfrist te hebben lopen we monter terug naar de receptie van het hotel om navraag te doen naar de parkeermogelijkheden voor onze motoren. Gerard de Nervaux, de manager van het hotel is nu wel aanwezig en verontschuldigt zich voor het misverstand. Inderdaad, hij had iets geregeld zodat de motoren per uitzondering in zijn garage konden staan. Iets waar we heel opgelucht over zijn want tenslotte zijn we met geleend materiaal op stap en willen we zo zeker mogelijk spelen. Toen de motoren eenmaal veilig achter slot en grendel stonden, legde Gerard ons uit dat de hotelgasten die met de motor komen normaal gezien een plaatsje op de parkeerplaats voor de receptie reserveren. Die is 24 uur op 24 bemand en vanaf de balie worden de motoren constant in de gaten gehouden. Gelegenheid om ze vast te maken is er volop en voor het luttele bedrag dat je er moet voor neertellen kun je het echt niet laten.
Met de motoren nu in veiligheid voor grijpgrage handen kunnen we stilaan gaan denken om Brighton te verkennen. De steeds dieper zakkende zon spoort ons aan om daaraan maar meteen te beginnen want we willen de ooit enorm mondaine badplaats beslist nog in het zonlicht bezichtigen. Gewapend met ons fotomateriaal en in gemakkelijke, zomerse kledij gestoken wandelen we als echte toeristen de Marina Parade af en King's Road op, de brede kustbanen die de stad scheiden van het strand. Dat strand lijkt op geen enkele manier op de overbevolkte en bedrieglijk schone zandbakken die we hier in België aan de kust gewoon zijn. In Brighton breken de golven op roestkleurige keien en moet je je niet in een mierenhoop wagen om een plaatsje te vinden om je handdoek ergens kwijt te kunnen. Het strand is zo goed als verlaten, zelfs op deze prachtige zomerdag en een handdoek hebben we helemaal niet nodig. Gewoon met je kont in de keien gaan zitten, meer is er niet aan en het voelt nog verrassend comfortabel aan moeten we eerlijkheidshalve toegeven. En wij maar stoefen met onze stranden van Blankenberge, Knokke, Oostende en dies meer… Terwijl we daar zo zitten genieten valt het mij op dat er waarschijnlijk iets mis moet zijn met het Britse leidingwater. De jonge dames die aan ons voorbij defileren hebben allemaal verdacht veel lucht in de longen. Maar misschien is de gezonde zeelucht daar wel de oorzaak van. We hebben er het raden naar want we durven het de deernen echt niet te vragen...
Vanop het strand hebben we ook een goed uitzicht op de talrijke prachtige gebouwen die langs King's Road zijn opgetrokken. Velen daarvan zijn hotels met prijskaartjes waarvan je als gewone sterveling zowaar sterretjes gaat zien bij klaarlichte dag, maar dat stoort ons absoluut niet. Niemand moet betalen op de indrukwekkende gevels te bewonderen die hier al heel lang de zoute zeelucht en de afgunstige blikken van de toeristen weten te weerstaan. Na een kwartiertje beginnen de keien harder en harder aan te voelen en lopen we in de richting van een wirwar van verwrongen staal die zich tegen de blauwe lucht en de zacht kabbelende zee afsteekt. Dit is de befaamde antieke West Pier, die reeds enkele jaren geleden gesloten werd voor het publiek wegens zijn lamentabele staat.
Nog voor de geplande restauratiewerken echter konden beginnen, vatte het vervallen bouwwerk op onverklaarbare wijze tweemaal vuur. De grotendeels uit hout en staal opgetrokken constructie kon daar blijkbaar niet zo goed tegen, want meer dan door het vuur kromgetrokken stalen balken blijven er niet meer van over. Een jammerlijk zicht, want ooit had ik deze reliek van het mondaine Brighton nog eens mogen aanschouwen en had er zelfs op gewandeld. Aan de voormalige ingang van het gebouw staan enkele werfwagens en aan één daarvan hangt een hele uitleg over de geplande restauratie. We lezen het hele epistel door en kunnen daarna een spontane glimlach niet onderdrukken. Blijkt dat de twee op elkaar volgende branden wel héél goed van pas kwamen want daardoor zal het kostenplaatje voor de restauratie veel lager liggen dan oorspronkelijk geraamd… we willen hier niets met zekerheid beweren, maar volgens onze berekeningen is één plus één nog altijd twee en bestaat het toeval niet. Neen, zelfs niet in Zuid Engeland.
Met de zilte zeelucht op onze lippen beginnen onze magen tekenen van leven te vertonen. Ongelukkig genoeg hebben we onze documentatie over de restaurants in Brighton in het hotel laten liggen, maar om geen tijd te verliezen besluiten we om op goed geluk de straten van de binnenstad in te trekken op zoek naar een geschikte eetgelegenheid. Her en der komen we restaurantjes van allerlei pluimage tegen, maar Philippe is er duidelijk niet op uit om een "barmeal" naar binnen te werken, hoe goed deze in Engeland ook mogen zijn. Om hem ook zijn pleziertje te gunnen lopen we zowat de halve stad door, passeren we meerdere keren punten die ik meen te herkennen en slijten op die manier zowat de zolen van onze schoenen. Maar de lange wandeling deert mij niet in het minst: ik neem Brighton in mij op, loop door zijn smalle en berde straten en geniet van het onbezorgde karakter dat deze avond onmiskenbaar heeft. Uiteindelijk belanden we in een modern restaurant dat duidelijk succes heeft: we nemen plaats aan het enige vrije tafeltje dat het etablissement op dat moment nog rijk is. Als de menu's op tafel komen snappen we er ei zo na geen bal van, dus bestellen we maar wat op goed geluk af.
Terwijl we wachten op onze bestelling, wordt het ons stilaan duidelijk: we zitten in een vegetarisch restaurant. Voor ons niet gelaten; er sterven zo al beesten genoeg om de wereldbevolking toe te laten om verder te blijven ademen. Wanneer onze schotels eenmaal zijn opgediend, zien ze er niet alleen heel smakelijk uit, maar zijn ze dat ook. Met een glaasje frisse, witte wijn spoelen we de laatste beetjes naar binnen, gaan daarna terug de straat op en lopen in de richting van ons hotel. Op de King's Road en aan het strand is het drukker dan voorheen, ook al is het nu pikdonker. Jonge mensen haasten zich naar het nachtleven terwijl anderen de eenzaamheid en de duisternis van het strand verkiezen. Bij het zwakke schijnsel van de typische straatlantaarns zie ik nog net een koppeltje dat aan de rand van de branding hevig staat te zoenen. Als romantische oude bok doet me dit wel wat en ik vraag me af hoelang ze dit moment nog in hun achterhoofd zullen bewaren. Misschien voor altijd, maar de kans bestaat natuurlijk ook dat ze het overmorgen alweer zijn vergeten. De lichtjes van de Palace Pier brengen me tot de werkelijkheid terug. Even een fotootje maken en dan kunnen we naar het hotel. Mijn benen voelen aan als lood en als ik op mijn uurwerk kijk zie ik dat het spokenuur al lang voorbij is. Toch kan ik die nacht niet meteen de slaap vatten. De vele beelden die ik vandaag te zien kreeg schieten mij door het hoofd. Tenslotte krijgt het geluid van de golven me toch zover dat ik in dromenland beland.
Wakker worden met de zon in een blauwe hemel, uitzicht op zee en een gemoedstoestand die duidelijk aanduidt dat we in vakantiestemming verkeren: wie wil daar niet meteen voor tekenen? Snel handelen we de ochtendrituelen af en gaan ontbijten. Daar beslissen we, tussen een kop thee en het traditionele Engelse ontbijt door, om The Royal Pavilion te bezoeken, een architecturaal buitenbeentje in Brighton dat op het eerste gezicht veel weg lijkt te hebben van een oosters paleis. We hoeven slechts enkele straten door te lopen om er te komen en hoeven dus geen schrik te hebben dat we het niet gaan vinden. Een zandkleurig gebouw met koepels en andere oosterse tierlantijntjes kun je maar moeilijk over het hoofd zien in een stad als Brighton. Wanneer we het ongeveer 200 jaar oude Royal Pavilion binnengaan, blijkt dat er niet veel bezoekers zijn. De binnenkant van het gebouw doet nog vreemder aan dan de buitenzijde. Oosterse invloeden zijn er gecombineerd met klassiek aandoende elementen en antieke meubels. De muren zijn overdadig beschilderd met de meest kleurrijke taferelen en motieven. Op bladgoud en goudkleurige verf heeft men hier blijkbaar niet bespaard want de kamers zijn er vol van. Hier is men duidelijk met de verhouding tussen kunst en kitsch zwaar de mist ingegaan. Wie benieuwd is naar beelden van de interieurs van The Royal Pavilion in Brighton raden we aan de link aan het einde van dit verhaal te gebruiken. Foto's nemen is er namelijk voor een doordeweekse verslaggever niet toegestaan...
Terwijl we door de vele zalen, gangen en kamers dwalen kan ik het niet laten om te mijmeren over de geestestoestand van George IV, de opdrachtgever van dit "opmerkelijke" bouwwerk. Die gast moet naar mijn bescheiden mening wel een heel speciale smaak hebben gehad. Maar misschien waren dit wel zijn "kleren van de Keizer" en spotte hij in het geniep met iedereen die beweerde dat zijn creatie geniaal en prachtig was. Zijn geschiedenis laat zoiets wel een beetje vermoeden, ook al kun je er gemakkelijk twee kanten mee uit. Oordeel zelf maar aan de hand van dit korte portret of deze adellijke telg stapelgek was of juist fenomenaal geniaal: George IV werd geboren als Prince of Wales in 1762, hij was de oudste zoon van George III. De prins rebelleerde tegen zijn strenge opvoeding en gooide zich al snel in een wereld van drank, vrouwen en gokken en werkte zich op die manier stevig in de schulden. De brave borst trouwde in het geheim ook nog eens met de katholieke Maria Fitzherbert in 1785 en ging in 1795 nog maar eens een huwelijk aan met Caroline of Brunswick. Ondanks deze escapades werd hij toch Prince Regent in 1811, op het ogenblik dat zijn vader zowat door iedereen als waanzinnig werd beschouwd. George IV werd tot koning gekroond in 1820 en regeerde tot zijn dood in 1830 over het Verenigd Koninkrijk. Zijn bouwwoede bracht de natie onder andere Buckingham Palace, Windsor Castle en The Royal Pavilion op.
Met de stoffige smaak van The Royal Pavilion nog tussen onze tanden, nemen we iets voor de middag afscheid van Brighton. Bepakt en bezakt rijden we in oostelijke richting de kustbaan af. Ook hier blijkt datzelfde leidingwater verdeeld te worden maar we houden ondanks de afleiding toch scherp het verkeer in de gaten dat hier drukker en drukker wordt. Het toerisme heeft hier lelijk huisgehouden: het ene kuststadje lijkt wel aan het andere te zijn vastgeregen tot ze uiteindelijk een lange rist vormen. Een stukje onvervalste Westvlaamse kust in Engeland, we gruwen er eventjes van. Gelukkig wordt er hier en daar een halt toegeroepen aan die uitbreidingsdrang en blijven de groene velden die op sommige plaatsten tot op de rand van de krijtwitte klippen lopen, het overwicht behouden op baksteen en beton. Wie houdt van kusttoerisme in de Vlaamse zin van het woord komt hier beslist heel goed aan zijn trekken, maar wij hebben er nu even geen oog voor. We willen namelijk naar Rye, een mooi stadje dat de charmes van zijn verleden nog niet te grabbel heeft gegooid voor de ponden en euro's die de toeristen aanslepen. Door ons op dit doel te fixeren missen we ongetwijfeld heel wat mooie dingen onderweg, maar je kunt nu eenmaal niet alles hebben. Onze tijd is beperkt, dus zullen jullie zelf maar de rest moeten gaan te ontdekken.
Rye is een oud smokkelaarnest dat in één adem zowel rust, charme als heimelijkheid uitstraalt. Het ligt ongeveer een mijl landinwaarts, maar deze ligging is relatief recent, ooit lag Rye net boven de kustlijn en was daardoor een echte zeehaven. De laatste paar honderd jaren heeft de zee zich echter teruggetrokken, maar toch bleef de haven van Rye bestaan. Het stadje ligt op de top van een lage heuvel, die gevormd wordt door een zandsteen formatie. De Saxen noemden de plaats eerst Atter Le, wat zoveel wil zeggen als "op het eiland". Rye lag toen op een smalle landtong, dus was die naam niet echt slecht gekozen. Later werd de naam verbasterd tot Atter Rie en uiteindelijk tot Rye. Het maritiem verleden van Rye stamt uit de tijd van de Normandiërs. Het stadje was toen eigendom van de in Frankrijk gelegen abdij van Fécamp. Later, vanaf de tweede helft van de 12de eeuw, maakte het deel uit van de befaamde Cinque Ports verdedigingslijn die bestond uit meerdere havensteden. De Cinque Ports steden voorzagen de koningen in schepen en verdedigingswerken die het Britse rijk tegen een invasie moesten beschermen. In ruil daarvoor genoten ze van een aantal privileges. Die werden soms duur betaald want in 1377 en 1448 werd Rye door de Fransen zo goed als platgebrand. Aan de tijd van de Cinque Ports kwam een einde toen Hendrik VII in 1496 de Royal Navy oprichtte.
De smokkelactiviteiten in de streek van Rye startten onder het bewind van Edward de Eerste, rond het jaar 1300. Die kwam op het idee om belastingen te heffen op de export van wol, een product dat in die tijd heel gewild was in Europa. De Britse onderdanen die voorheen vrije handel dreven, legden zich bij die beslissing echter niet zomaar neer. In plaats van de wol via de enige toegelaten exporthaven te verschepen –die van Chichester- vonden ze het beter om die vanuit de havens van de Cinque Ports te verschepen, want daar was de douane niet permanent aanwezig. Eeuwen van smokkelactiviteiten volgden, maar in 1614 kreeg deze reeds belangrijke activiteit nog een duwtje in de rug. Toen werd namelijk bij koninklijk besluit alle export van wol naar het vasteland verboden. De handel floreerde als nooit tevoren, hetgeen de overheid noodzaakte om in 1661 de doodstraf in te voeren voor wie op smokkelen werd betrapt. De reactie van de smokkelaars was niet mis te verstaan: ze bouwden snelle schepen en bewapenden die zwaar om de douane het hoofd te bieden. Ook veel douanebeambten en havenmeesters werden betaald om een oogje dicht te knijpen. De handel was namelijk te winstgevend geworden om hem op te geven. De gesmokkelde tabak, de Franse wijnen en likeuren en niet te vergeten, de thee, vonden in Engeland gemakkelijk hun weg op de illegale markt. Smokkelen bleef voor deze streken een hoofdactiviteit tot omstreeks 1833. Toen maakte een hevig gevecht tussen de kustwacht en de smokkelaars een einde aan deze illegale praktijken.
Ondanks de woelige tijden die Rye heeft doorstaan, heeft het stadje een groot deel van zijn middeleeuwse gebouwen voor het nageslacht kunnen bewaren. Een wandeling maken in de oude straten lijkt wel een tocht door de tijd. Dat in Rye de tijd echt niet heeft stilgestaan merk je aan de vele shops, de levendige marktplaats en de spoorlijn –met station- die de stad met Hastings en Ashford verbindt. Een van de meest schilderachtige plekjes van de stad is echter nog altijd de haven. Als het laag tij is valt die haven bijna volledig droog en liggen de schepen er met hun buik in het slib te wachten tot het water hen terug drijvend maakt.
Het is al een goed eind in de namiddag als we Rye de rug toekeren en richting Dover rijden. We maken nog een ommetje naar Dungeness, maar hebben geen tijd meer om daar af te stappen, dus bezoeken we deze streek maar vanuit het zadel van onze motoren. Net voor we de A20 bereiken valt de BMW R850R op reserve. De laatste mijlen naar Dover brengen we dan ook in spanning door, want wat op de kaart een ritje van niets lijkt is in de praktijk toch nog een niet te onderschatten afstand. Gelukkig loopt de baan grotendeels bergaf dus kunnen we benzine sparen. Net voor Dover komt de verlossing in de vorm van een groot tankstation. We vullen opgelucht de brandstoftanks van de motoren en gaan dan op zoek naar het Toddies at Mead House, de B&B van Elizabeth Todd waar we onze laatste nacht op Engels grondgebied zullen doorbrengen. Het adres van dit logement –9 East Cliff, Marine Parade- voert ons als vanzelf in de juiste richting en het duurt dan ook niet lang voor we de motoren op de privaat parking van dit logement tot stilstand brengen.
Het logement is schitterend gelegen. Achter het huis rijzen de klippen op en vanaf het terras heb je een prachtig uitzicht op de haven. Net als wij de kamers betrekken vaart er een prachtige, hypermoderne cruiseboot uit, die zowaar zelfs zeilen heeft. De drukte op de weg die net voor het Toddies at Mead House loopt neemt af eens de avond valt, dus houdt niets ons tegen om van een goede nachtrust te genieten. De mooi ingerichte kamers en de dito badkamer en keuken vormen daarvoor een ideaal decor. Onze slaap zal echter kort zijn want om 7 uur in de ochtend moeten we de volgende dag inschepen op de Hoverspeed Seacat die ons terug naar Frankrijk zal brengen. Een bezoek aan Dover zit er jammer genoeg niet meer in, maar geen nood, we weten dat één van onze collega's op weg is om dat verslag voor zijn rekening te nemen. Zittend op het terras zien we die avond nog in de verte de Seacat de haven binnenlopen. Het ranke vaartuig straalt zoveel elegantie en snelheid uit dat het met geen enkel ander schip vergeleken kan worden. Voor ons zit deze trip er zo goed als op maar daar malen we niet om. Onze batterijen hebben een flinke stroomstoot gekregen en daar ging het ons tenslotte om. Even weg van de snelweg, even geen computer of telefoon in zicht, even stoom afblazen… Dat kan je bijna alleen maar op de motor, in een land vol cultuur, natuurschoon en prachtige beelden en waar het leidingwater een wel héél speciale samenstelling heeft...
Nuttige links:
Biddenden Vineyards LTD: www.biddendenvineyards.com
Ramada Jarvis hotel Tunbridge Wells: www.ramadajarvis.co.uk/locations/tunbridge.html
Royal Tunbridge Wells: www.visittunbridgewells.com
Dienst Toerisme Zuidoost Engeland: www.southeastengland.uk.com
Met dank aan: Hooverspeed http://www.hoverspeed.nl/
Dienst Toerisme van Zuidoost Engeland http://www.visitsoutheastengland.com/
BMW Belgium http://www.bmw-motorrad.be