Zuidwest Engeland (deel 1)

Share

Na een onvergetelijk mooie zomer drukt de zon begin oktober haar willetje nog eventjes door. Ze beschijnt de wereld met een koperen gloed in een laatste poging om de herfstregens nog even op afstand te houden. De charmes van de herfst hangen weliswaar reeds nadrukkelijk in de lucht; de eerste bladeren houden het voor bekeken, vergelen dag na dag en laten zich met een laatste sierlijke beweging op de grond vallen.
Geen mens krijgt het dan nog in zijn hoofd om een motorreis te maken, maar toch ben ik druk doende om mijn laatste grote trip van dit jaar voor te bereiden. Straks is het daarvoor te laat, grom ik bij mezelf onder het pakken van mijn schaarse bagage, straks nemen de najaarsstormen bezit van onze dagen, regent het pijpenstelen en oude wijven en worden we weer in de donkere weken van de winter ondergedompeld.
Het plan is eenvoudig, maar toch ietwat gewaagd: in de voetsporen van de Saksen die pakweg 1500 jaar geleden het zuiden van Brittannië trachtten te veroveren, trek ik naar het rijk van Opperkoning Uther Pendragon, Arthur en Guinevere, Merlijn en Morgana. Net als die Saksen destijds weet ik maar nauwelijks wat er mij daar aan de andere kant van het kanaal te wachten staat. Dat het er in het najaar niet zo warm zal zijn en dat de kraaien er gapen weet ik echter maar al te goed en na een meewarige blik te hebben geworpen op mijn tot op de draad versleten winteruitrusting besluit ik dat ik maar beter in een nieuwe outfit deze reis kan maken. Na een uurtje studeren in de cataloog van Hein Gericke heb ik eindelijk mijn beslissing genomen. Het wordt een tweedelig Tuareg pak, kompleet met bijbehorende laarzen en handschoenen. Volgens de beschrijving is deze set ontworpen om te voldoen in de hardste rally's en dat zowel in de hitte van de woestijnen van Afrika als op de koude, eenzame steppen in noord-Scandinavië. Met al de plannen die ik nog in mijn achterhoofd koester, wellicht de beste investering die ik kan maken, denk ik bij mezelf en de volgende dag ga ik passen en keuren en kom uiteindelijk buiten uit de winkel met exact dat materiaal dat ik in de cataloog aangestipt had. De volgende dag sta ik nog maar één dag van mijn invasie van Avalon verwijderd, dus is het hoog tijd om de twee strijdrossen die ons tijdens deze veldtocht moeten dragen te gaan ophalen. De keuze is deze keer gevallen op een Yamaha XJR1300 en een Fazer 1000, twee motoren die perfect voor deze tocht gemaakt lijken te zijn. Groot, krachtig en goedmoedig zullen ze ons over de golvende velden en door de dichte bossen van Avalon dragen. De Yamaha-importeur had blijkbaar een voorgevoel over onze raid op het land van de Kelten: de beide Yam's steken in een felle geel/zwarte kleurencombinatie. Het wapenschild met onze Vlaamse kleuren konden we dus net zo goed thuis laten; toepasselijker konden de kleuren die de motoren dragen niet zijn. Iets na middernacht klim ik in het zadel van de Fazer en kijk naar Eddy De Krijger, nog zo'n gekke Saks, die zich op zijn beurt in het zadel van zijn strijdros hijst en het beest de sporen geeft. We zijn vertrokken voor een reis die ons nog lang zal heugen... Reeds vroeg in de ochtend komen we in Calais aan. De Hoverspeed-ferry die ons over het Kanaal moet brengen ligt bewegingloos aan de kade en er is nog geen kat te bespeuren wanneer we onze bepakte en bezakte rossen vastmaken. Schouderophalend stappen we binnen in de terminal om er onze plaatsbewijzen op te halen. Tot onze verbazing zijn de loketten er nog dicht. Wanneer we een blik werpen op de dienstregelingen van de afvaarten wordt ons alles duidelijk: in het najaar vertrekt de eerste ferry later dan in de zomerperiode het geval is; het wordt dus nog een uurtje wachten voor we aan boord kunnen. Binnensmonds vloekend steek ik een sigaret op. Ik had me beter moeten informeren, denk ik bij mezelf, dan had ik nog een uurtje langer in mijn warme bed kunnen blijven liggen. Gelukkig kan het Eddy –als een echte krijger- blijkbaar geen bal schelen dat we een vol uur te vroeg vertrokken zijn en samen met hem dood ik de tijd met roken en staren naar de ochtendlucht die snel helder wordt. Voor we het goed en wel beseffen is het uurtje voorbij, zijn we ingescheept en loopt de Seacat de haven uit. Dan zet de kapitein van het schip het gas wijd open, spuiten er vanaf de achterkant van het schip twee grote witte waterstralen in een boog omhoog en laten we snel de Franse kust achter ons. Net als de krijtrotsen van Cap-Gris-Nez uit het gezicht verdwijnen, krijgen we die van Dover al in het vizier. De Saksen die voor ons deze tocht maakten, zullen er wellicht langer over gedaan hebben om deze verraderlijke zee over te steken, maar 1500 jaar technische evolutie is tenslotte niet niks, ook al is de mens op de keper beschouwd in al die tijd nog geen haar veranderd, laat staan beter van inborst geworden. We benijden -als we heel eerlijk zijn- elkaar nog altijd het licht in de ogen, de vrouw in het bed en het goud in de beurs. En we vinden nog altijd dat het gras aan de overkant groener is dan bij ons… en daarvoor gaan we dan ook zo graag op reis.
Na een tocht die ons in totaal 450 kilometer van huis brengt, houden we de teugels van onze rossen in aan de rand van Salisbury, onze eerste legerplaats op deze veldtocht. We zijn daarvoor de hele tijd in westelijke richting langs de kust van Brittannië gereden en hebben in Southampton die kust verlaten om koers te zetten in noordelijke richting. Door het lanterfanten onderweg en het feit dat we zo laat op het jaar op weg zijn gegaan, begint de avond al te vallen als we voor ons hotel afstappen en er naar binnen gaan. Grasmere House blijkt een gezellig hotel te zijn met een familiale sfeer en dat komt ons goed uit; want we houden niet zo van die grote fabrieken waar er 29 etages zijn en de kamers er namen dragen als 2913 of 2931. Dat is voor ons, eenvoudige Saksen allemaal veel te futuristisch. Na onze bagage op onze kamers gedropt te hebben, besluiten we in een gekke bui ons avondmaal in de nabijgelegen stad te zoeken. Na wat heen en weer gerij bevinden we ons op de marktplaats van Salisbury en kiezen er op goed geluk een pub uit. In de kilte van de duisternis van de avond lokt het licht van de Market Inn ons het felst aan en even later leggen we er onze zware motorkleding af en genieten er onder het genot van een natje en een droogje van een aangename avond. Eerst rond middernacht zoeken we onze slaapstee in het hotel op. Wat het weerbericht voorspelt willen we nu niet weten, de eerste dag van onze reis heeft Pluvius zich niet laten zien en we hopen dat hij ook morgen nog een dagje vrijaf neemt. Eén dagje? Van ons mag hij gerust nog een volle week op zijn lauweren rusten!
De lucht is koud en blauw als ik de volgende dag uit bed stap. Het raam van mijn kamer heb ik gedurende de nacht moeten sluiten want buiten was het flink koud geworden en stonden de sterren fonkelend aan de hemel. Na de ochtendrituelen stappen we terug in onze oorlogskleren en bestijgen onze motoren. Het flinterdunne waas van gesmolten ijs dat op de zadels ligt deert ons niet en ook onze motoren hebben er duidelijk geen last mee om terstond aan te slaan, klaar voor de actie! Van vijandige Kelten is er geen spoor te bekennen, dus verlaten we Salisbury en rijden in noordelijke richting de velden in. Voor deze eerste verkenningstocht staat de streek van Stonehenge en Avebury op het programma en hebben we ons ook voorgenomen om de Salisbury Plains te doorkruisen, een naar verluid woeste streek die als een witte vlek op onze kaart staat aangegeven. De wegen worden al snel smaller en bieden ons vergezichten over een wijds landschap. Licht golvende en kaarsrecht geploegde akkers laten zich onder onze ogen aflossen door de prachtige kleuren van de uitgestrekte bossen in herfstkledij. De frisse ochtendlucht snijdt me als een scherp mes door het open vizier in het gezicht, maar dat kan me niet deren. De Tuareg outfit maakt zijn beloftes net als gisteren perfect waar en houdt me warm, zelfs al draag ik er alleen maar mijn Kata ondergoed onder. Beiden vullen elkaar blijkbaar perfect aan en dat is maar goed ook; ik heb bepaald niet het gestel van de stoere Saksen die ons anderhalve eeuw eerder zijn voorgegaan. Onder mij bromt de grote viercilinder van de Fazer vertrouwenwekkend en beantwoordt perfect aan de bewegingen die ik van hem eis. Een betere reismotor kan je je maar nauwelijks wensen. Wendbaar, soepel, sterk, betrouwbaar en toch ook heel speels van karakter. Zou het een vrouw zijn, ik zou me door haar misschien nog tot een huwelijk laten verleiden, zelfs al heb ik dat bepaalde instituut in het verleden al enkele keren tot mijn schade en schande uitgeprobeerd. Maar momenteel heb ik het reuze naar mijn zin en voor de duistere spoken en gifmengsters uit het verleden is er nu even geen plaats in mijn helm.
Sneller dan verwacht vinden we het wereldberoemde Stonehenge; net aan de rand van een tweebaansweg. Om eerlijk te zijn krijgen we eerst de parkeerplaats die gevuld is met autobussen in de gaten en dan pas het heiligdom zelf. De toeristen die, net als wij, dit wereldwonder komen bewonderen hebben blijkbaar ook geen gat in de dag geslapen. Van de sfeer die Stonehenge bij een romantische ziel pleegt op te roepen, schiet er dan ook niet veel over. Een kudde Aziaten loopt samen met de andere bezoekers uit de vier windstreken over het pad dat om deze voorhistorische plaats heen loopt te kakelen dat het geen naam heeft en na enkele beelden geschoten te hebben kijkt Eddy De Krijger me een beetje verveeld aan. We verstaan elkaar zonder een woord te zeggen en richten daarna gezamenlijk onze ogen ten hemel om de goden te smeken ons van deze overdaad van medemensen te ontdoen. Uit de helder blauwe hemel komt van die gasten echter geen teken van leven, de bliksemschichten en donderslagen die deze kudden moeten verjagen, blijven uit; dus besluiten we na een korte krijgsraad om vanavond, na het sluitingsuur van dit monument, naar Stonehenge terug te keren in de hoop dat de pelgrims die nu deze gronden met hun lompe voeten onteren dan al naar huis zullen zijn. We halen de kaart boven en spreiden ze uit op het zadel van de XJR1300. Onze plannen zijn door dit voorval een beetje in het water gevallen, maar dat geeft niet want al snel zien we een bekende naam in de nabijheid van de plaats waar we ons nu bevinden. Thruxton Circuit, één van de tempels van de Engelse motorsport blijkt zich maar een klein eindje naar het oosten te bevinden en zo komt het dat we even later enthousiast onze motoren de sporen geven en in die richting rijden.
De landkaart blijkt accuraat te zijn en de wegbewijzering uitstekend, want na een aangenaam ritje over zowel kleine als grotere wegen komen we op het circuit van Thruxton aan. In plaats van zo goed als verlaten te zijn, blijken er toch een tiental wagens op de parkeerplaats van de omloop te staan. We stappen van onze motoren en lopen tot aan de baan. Breed en stil ligt het asfaltlint er over de heuvels gedrapeerd. Het wegdek draagt duidelijk nog de sporen van de schermutselingen die zich hier nog niet zo lang geleden hebben afgespeeld want in de chicane wijzen zwarte strepen rubber het traject van de ideale lijnen aan. We nemen wat beelden van het verlaten circuit en maken ons op om onze weg te vervolgen tot we plots in de gaten krijgen dat we net achter een kantine geparkeerd staan. We zetten de motoren terug af en stappen even later in de gezellige warmte van de kantine binnen. Twee jeugdige, maar degelijk van poten en oren voorziene juffrouwen, zitten er in een hoek met elkaar te praten. We bestellen bij deze dames voor elk een cider en wanneer die ons gebracht wordt, maken we een babbeltje met de gezond ogende deerne die ze voor ons op tafel zet. De lucht en het water blijken hier van uitzonderlijke kwaliteit te zijn want de longen van deze jonkvrouw zijn fier van vorm en steken uitdagend naar voren. Al snel blijkt dat Thruxton Circuit in feite twee gebruiken heeft: je kunt er met een auto of een motor op rijden én ook de plaatselijke sportvliegtuigen gebruiken het om er op te stijgen en te landen. Pure logica lijkt ons zo, want beide activiteiten maken lawaai en vereisen een goed wegdek. Als blijkt dat de verantwoordelijken van de plaatselijke raceschool binnenkort in deze drankgelegenheid worden verwacht, besluiten we die op te wachten. Ze zijn nu vlieglessen aan het nemen, maar komen beslist weer naar beneden legt het frisse meisje ons met een stijve bovenlip uit. Britse humor, het smaakt ons op gelijk welk uur van de dag. Met een fris drankje bij de hand en met een mooi en gracieus bewegend landschap als uitzicht hebben we er niets op tegen dat we eventjes zullen moeten wachten. Even later vragen we aan de bestuurders van de raceschool of we geen eindje op de omloop mogen rijden. Een neen heb je, een ja kan je misschien krijgen…
En we hebben geluk: een uurtje later krijgen we toestemming om op een gedeelte van de omloop te rijden om er wat beelden te kunnen maken. Het voorwendsel dat we de beide motoren aan het testen zijn -wat natuurlijk ook wel waar is- is bij de Engelsen blijkbaar in goede aarde gevallen en zo komt het dat we even later over de 14 meter brede baan van Thruxton stuiven tot aan de eerste bosjes die de rest van de omloop aan ons gezicht onttrekken. Waarom we niet de gehele omloop mogen gebruiken, wordt ons daar terstond duidelijk als er plots, als uit het niets, een vuurrood vliegtuigje boven de baan verschijnt en als een gewonde vogel een hulpeloze poging doet om veilig te landen. Huppelend over het asfalt komt het vuurrode gevaarte tenslotte toch veilig aan de grond en taxiet naar de hangars in de verte. Gelukkig voor ons waren we braaf geweest en reden we niet te ver, anders hingen we nu misschien als een vormloze pak gehakt aan de propeller van dit vliegtuig. De goden zijn ons blijkbaar toch goed gezind vandaag, ook al hebben ze zich bij Stonehenge niet door ons laten storen. We rijden enkele keren op een neer over het traject van de baan dat ons wel ter beschikking is gesteld en nemen daarvan wat beelden. Wanneer we de Yamaha's kop aan kop midden op de baan plaatsen valt ons ineens de grote breedte van deze racetrack op. Ja, in Engeland kunnen ze wel degelijk prachtige circuits bouwen, en niet zo weinig ook…
Na dit sportieve intermezzo gaan we terug op pad en wel naar Avebury. Daar willen we één van de grootste steenzettingen van Groot-Brittannië bezoeken. De wegen naar Avebury zijn smal en ondanks het feit dat het overgrote deel van het landschap in cultuur is gebracht, komen we maar weinig boerderijen of huizen tegen op onze trip. De omgeploegde aarde heeft een heel speciale kleur, het lijkt wel of ze bestaat uit een zee van melkchocolade. Dat kleurtje steekt fel af tegen de groene lappen gras en de schaarse struiken en bomen waarmee dit machtige landschap is bezaaid. De blauwe hemel begint stilaan zijn macht te verliezen en hoewel het nog steeds mooi herfstweer blijft, voelen we de temperatuur stilletjes zakken. In de verte zien we indrukwekkende wolkenpartijen verschijnen en al zijn we geen weerkundigen, we voelen onmiddellijk aan dat die niet veel goeds voorspellen. De wind steekt op en schuurt over het landschap dat betoverend mooi is. Wanneer we net een bocht uitkomen, staan we plotseling oog in oog met Silbury Hill, een machtige, door de mens aangelegde, heuvel uit de oudheid.
Het oeroude bouwwerk bestaat uit een groene kegel, die aan zijn perfect ronde basis een diameter heeft van 167 meter, terwijl de top zo maar eventjes 40 meter boven het landschap uitsteekt. Voor wie of wat deze machtige heuvel is opgericht weet niemand zich nog te herinneren, maar archeologen hebben berekend dat hij ongeveer 4.600 jaar geleden is opgericht. Diverse opgravingen hebben niets speciaals opgebracht, dus gaat het hier waarschijnlijk niet om een grafheuvel, maar om een ander monument. Ondanks zijn ouderdom, zal niemand kunnen ontkennen dat het een prachtig bouwwerk is. De perfecte kegelvorm steekt af tegen het glooiende heuvellandschap en je kunt van ver zien dat hij wel degelijk door mensenhanden is gemaakt. Terwijl we beelden staan te nemen van deze getuige van de grootsheid van onze voorvaders, maak ik me de bedenking dat er heel wat mankracht aan te pas moet zijn gekomen om deze heuvel tot stand te brengen. De ongeveer 248.000 kubieke meter aarde die nodig was om de heuvel op te richten aanvoeren en optasten moet een gigantisch werk zijn geweest. Architectenbureaus zoals wij die nu kennen bestonden er toen nog niet, maar toch heeft deze fiere heuvel de duizenden jaren die hij oud is overleefd. Onze moderne bouwsels zullen zich over een dergelijke lange periode beslist niet staande houden, ook al hebben we ze met de hulp van computers ontworpen en weten we elk materiaal te ontleden tot in de kleinste details.
Nog onder de indruk van de bouwkunde van de oprichters van Silbury Hill rijden we verder naar Avebury. Dat ligt slechts op een steenworp van die heuvel verwijderd, maar toch zetten we het gas er goed op. De dreigende wolken komen snel onze richting uit en in een pak regen hebben we vandaag beslist geen zin. In Avebury parkeren we de motoren en lopen gewapend met onze fototoestellen naar de grote steenzettingen die blijkbaar willekeurig in de grond zijn neergezet. De chaos is slechts schijn, want vanuit de lucht heeft men beelden gemaakt waaruit blijkt dat de reusachtige stenen in feite drie cirkels vormen. Twee daarvan liggen netjes naast elkaar en worden omsloten door één grote cirkel van stenen. Duidelijk zichtbaar zijn ook de diepe, brede wallen die de steenzettingen omgeven. De reden waarom de configuratie voor een man te voet niet meteen duidelijk is, is het feit dat het dorpje Avebury zich ongeveer in het midden van dit bouwwerk heeft genesteld en zelfs gedeeltelijk is opgebouwd uit de brokstukken van stenen van dit megalithische monument. Het kleine dorpje leeft met andere woorden in het midden van een voorhistorisch bouwsel dat volgens de geleerden waarschijnlijk opgericht is om de hemellichamen te bestuderen en er de goden te vereren. Ondanks het feit dat het reeds oktober is, zijn er heel wat bezoekers op de site, maar storend zijn ze niet. Terwijl we de beelden schieten valt het ons op dat de meeste bezoekers een zekere eerbied opbrengen voor deze plaats, hetgeen soms tot vertederende taferelen leidt. Mensen leggen hun handen tegen de oeroude stenen, lijken hun energie te willen opslaan in hun lichaam, ja, drukken zich zelfs volledig tegen de fier rechtopstaande stenen aan om het contact met wat dan ook zo groot mogelijk te maken. Toch lacht er niemand om hun ietwat vreemd aandoende handelingen. Het geloof in de oude goden en de krachten van het heelal is blijkbaar zelfs na vele eeuwen nog niet helemaal uitgestorven.
Als we enkele eenzame regendruppels voelen, gaan we terug naar de motoren en rijden in zuidelijke richting naar Salisbury. We zijn van plan om dwars door de Salisbury Plains te trekken en ondanks het ontzag dat we hebben voor de dreigende wolkenpartijen die nu wel heel nabij komen, kan niets of niemand ons van dat voornemen afbrengen. Bijna kriskras rijden we door dit desolate landschap en voelen ons heel nietig en klein, de natuur heerst hier nog steeds over zowel de doden als de levenden en laat ons dat ook duidelijk voelen. Een strakke wind waait over het landschap dat nu eens beschenen wordt door een schitterende bronzen zon om net daarna door de schaduw van de wolken gestreeld te worden. Dat machtige spel van licht en schaduw zorgt ervoor dat het landschap rondom ons voortdurend verandert, nu eens vriendelijk is en dan weer plots heel dreigend. In gedachten zie ik de reizigers die in een ver verleden dit landschap doorkruisen, het merendeel te voet en de anderen met kreunende ossenwagens of op de rug van langharige paarden. Asfaltwegen waren hen vreemd en de wegwijzers zullen in die tijd beslist ook niet dicht gezaaid geweest zijn.
Ik kan niet anders dan jaloers zijn op die oude reizigers want elke kilometer die ze aflegden bracht hun weer een ander avontuur dat hun misschien wel het leven kon kosten. Waarschijnlijk hielden ze dus wel veel meer van het leven dan wij, moderne mensen nu doen, want je leert maar lief te hebben wat je op elk willekeurig moment kan ontnomen worden. Ik word uit mijn mijmeringen gehaald door het stoplicht van de XJR1300 die voor mij uit rijdt. Eddy De Krijger is op de rem gaan staan en stuurt zijn motor de graskant in. Ik volg hem en samen staan we even later met de wind mee onze blaas te legen. De bruine aarde die we besproeien ligt vol met stukjes krijtrotsen waardoor meteen de chocoladekleur van deze ondergrond verklaard wordt. Hier en daar liggen er ook brokken vuurstenen, maar we hebben geen geluk; geen enkele draagt tekenen van menselijke behandelingen. In de verte steekt tegen een mooie heuvelrug het silhouet af van een schitterend wit paard dat in de ondergrond is uitgehakt. We halen de kaart erbij maar kunnen nergens een aanwijzing vinden dus slagen we er niet in te achterhalen over welk paard het in dit geval gaat. Na de zoveelste serie beelden gemaakt te hebben, zetten we onze weg verder door Salisbury Plains.
De Salisbury Plains mogen dan wel een witte vlek vormen op onze landkaart, onbewoond is het zuidelijke gedeelte van deze streek beslist niet. Qua landschap kan je het een beetje vergelijken met de mooiste plekjes van onze Vlaamse Ardennen, maar dan wel in het kwadraat wat betreft uitgestrektheid en schoonheid. Hier en daar merken we wegmarkeringen op die ons waarschuwen voor overstekende legertanks, maar die stalen monsters hebben blijkbaar vandaag vrijaf want we komen er geen enkele tegen. Echt verwonderlijk is dat niet want in dit enorm grote gebied zal je veel geluk moeten hebben om er eentje tegen het lijf te lopen, ook al wordt dit gebied door zowat alle landen van Europa gebruikt om er oefeningen met tankeenheden uit te voeren. We ondervinden dus helemaal geen last van vijandelijke troepen en haasten ons naar het zuiden, waar Stonehenge op ons ligt te wachten. Wanneer we er aankomen blijkt dat we net op tijd zijn, de klok wijst bijna het 18de uur van de dag aan en kondigt het einde aan van de bezoektijd van dit prachtige, historische bolwerk. De laatste mensen lopen om de site heen, maar plots betrekt de hemel dramatisch en vallen er ijskoude waterdruppels uit de hemel. De goden zijn blijkbaar eindelijk wakker geworden en verjagen met deze gift de laatste toeristen van voor de lenzen van onze camera's. Blij als kleine kinderen schieten we maar raak en maken de ene tegenlichtopname na de andere. De gure windvlagen zwiepen het ijskoude regenwater in ons gezicht maar dat kan ons niet schelen, de stenen kring heeft nu een ronduit dreigend en sinister karakter gekregen en laat zich van zijn fotogeniekste kant zien. Stilaan dringt het besef tot mij door dat hier reeds 8.000 jaar geleden mensen aan het werk waren en dat ze in de loop der eeuwen van deze plek één van de meest gefotografeerde prehistorische sites hebben gemaakt. De tijd is hier bijna voelbaar nu de natuur en de goden ongestoord aan het werk zijn. Of Merlijn wel degelijk de architect is geweest van dit bouwwerk, zoals de sommige Britse mythes ons willen laten geloven, laat ik hier in het midden, maar dat het geheel een enorme kracht uitstraalt heb ik nu aan den lijve ondervonden. Blij dat we uiteindelijk toch deze prachtige beelden konden maken en deze indrukken opdoen, danken we de goden voor hun samenwerking en beginnen daarna de terugtocht naar Salisbury, waar de knusse sfeer van een warm bad en een stevig maal ons wacht. Wie weet wat we morgen allemaal op onze strooptocht zullen ontdekken… als het even mooi wordt als vandaag, kan deze reis voor ons beslist al niet meer stuk.
Nuttige links: Grasmere House Hotel: http://www.grasmerehotel.com/ The official guide to South West England: http://www.westcountrynow.com/ Haynes Motormuseum: http://www.haynesmotormuseum.co.uk/ Dorset & Newforest: www.dorsetnewforest.com Thruxton Circuit: http://www.thruxtonracing.co.uk/circuitdriving.html Met dank aan Hoverspeed, Dienst Tourisme Zuidwest Engeland en Yamaha Belgium voor hun hulp bij de realisatie van dit project.