Zuidwest Engeland (deel 3)
In de twee vorige afleveringen van dit reisverhaal hebben we uitgelegd hoe twee Saksen incognito het zuidwesten van Engeland verkennen, om het daarna -net als pakweg 1500 jaar geleden- te kunnen veroveren. Na de rijkdommen van het plattelandsleven getaxeerd te hebben, richten ze nu hun aandacht op twee belangrijke steden om te zien wat die zoal voor hen in petto hebben. Hun keuze viel daarbij op Salisbury en Bath, twee steden die beslist een bezoekje waard zijn.
Bij het ochtendgloren worden we wakker. Vandaag trekken we verder in noordelijke richting naar Bath, de stad waar de Romeinen reeds fier op waren en waar ze hun sporen dan ook nadrukkelijk hebben nagelaten. Omdat we ons verkenningswerk echter goed willen doen, maken we ons maar meteen klaar om eerst Salisbury te bezoeken; want wie weet welke schatten we er allemaal in klaarlichte dag zullen ontdekken…
De brede wegen van de stadsrand maken al snel plaats voor een kleine ringweg. Die loopt vlak langs de oude vestingmuren van de stad. Om binnen die muren te komen, hebben we niet veel last: de stadspoorten staan wijd open en van de poortwachters is er geen spoor te bekennen. Rare kwasten toch die Engelsen, eerst hoge, sterke muren bouwen en ze daarna onbewaakt achterlaten… Reeds vanop afstand zien we de hoge, ranke piek van de kathedraal van Salisbury dreigend naar de grijze hemel wijzen, als wil hij ons aanmanen zich niet in zijn schaduw te begeven. Bijgelovig als we zijn spuwen we voor alle zekerheid eens op de grond, maar toch laten we ons door dit voorteken niet van de wijs brengen. We willen zien wat er zich allemaal achter die sombere muren bevindt, zoniet kunnen we eenvoudigweg niet naar huis terug: daar wachten ze immers op ons verslag, dat zal beslissen of we nu al dan niet in groten getale de zee zullen oversteken.
Nauwe straatjes, lage huizen. Hier heeft de tijd met zekerheid af en toe wel eens voor een hele poos stilgestaan. De bouwstijlen van de huizen en gebouwen lopen sterk uiteen. Vakwerk bouwsels en andere verrassende huizen wisselen elkaar af; zelf een rieten dak is in Salisbury geen uitzondering. Toch heeft deze mengelmoes van architectuurstijlen beslist een heel eigen, warme charme. Moderne shops wedijveren er zij aan zij met prachtige traditionele winkeltjes om de gunsten van de man en de vrouw in de straat. Stuk voor stuk zijn ze heel goed onderhouden en ook de straten liggen er héél netjes bij. Op goed geluk slenteren we door de stadskern, wat ons meteen van een heel goede vermomming voorziet, want er loopt heel wat volk op straat voor een doordeweekse dag. Omdat er veel straten verkeersvrij zijn gemaakt en ook het éénrichtingsverkeer hier blijkbaar schering en inslag is, worden we op onze wandeling bijna niet gestoord door puffende vierwielers en hijgende vrachtwagens. In de uitstalramen ligt de rijkdom van de handelaren uitgestald. Echt alles wat je hartje begeert is hier te verkrijgen. Omdat we dat thuis ook kennen, schenken we er verder geen aandacht aan en proberen in de wirwar van straatjes onze weg te vinden naar de kathedraal.
De kathedraal van Salisbury staat er al héél lang. In 1220 werd de eerste steen van dit magnifiek gebouw gelegd door bisschop Poore. Dat de clerus dan al goed in de schatkist grabbelde, is duidelijk te merken aan de grootsheid van het complex; zelfs nu staat het nog altijd in schril contrast met de omringende gebouwen, want al zijn die stuk voor stuk om het mooist, ze staan er enkel om de grootsheid van de kerk te benadrukken. De kathedraal zelf met de bijhorende abdij vormen midden in de stad een oase van rust en daar wordt ook nu nog altijd streng op toegezien. Om toegang te krijgen tot de gronden moet je een poort door en die wordt 's avonds onverbiddelijk gesloten voor alle verkeer; enkel via een voetgangersingang kan je de kerk en haar onmiddellijke omgeving dan nog bereiken. Maar overdag is ook deze poort onbewaakt en kunnen we ongestoord binnen lopen. Een ruim grasveld strekt zich plots voor ons uit. In het midden van die perfecte groene mat staat de kathedraal streng op ons neer te kijken. Een beetje onder de indruk van de grootsheid van dit gebouw inspecteren we het geruime tijd. Hoeveel arme drommels hebben hier hun rug kapot gewerkt tegen een hongerloon vragen we ons af; hoeveel mannen zijn er bij het naar boven sjouwen van de grote stenen en balken niet te pletter gestort aan de voet van dit machtige bouwwerk. En dat allemaal voor de eer van de rijken en de natuurlijk helemaal niet zo arme geestelijken. De toren van Babel heeft er niets aan… Wat de zegen van een god en een onmetelijk kapitaal toch allemaal niet kan bewerkstelligen.
Wanneer we een poort van één van de bijgebouwen van de kathedraal zien openstaan, rapen we al onze moed bijeen en dringen naar binnen. Even knipperen we met onze ogen want we staan nu in een binnentuin die omgeven is met prachtige gaanderijen. Zachtjes en gefilterd door de open ramen van de gaanderij dringt de herfstzon er binnen en werpt lange schaduwen op de grond. In het midden van het smetteloze groene grasveld dat de binnentuin rijk is, staat er een eeuwenoude loofboom. Gevangen in een streng kader van steen wacht hij daar zijn einde af. We krijgen ondanks ons krijgersbloed medelijden met deze grote reus, maar troosten ons met de gedachte dat hij nooit een andere omgeving gekend heeft. In gevangenschap geboren worden, opgroeien en wellicht ook sterven… je vraagt je af wat de zin van het leven in dit geval wel kan zijn. Door een grote glazen deur zien we een glimp van het interieur van de kathedraal, maar wanneer we naar binnen willen gaan blijkt die glazen deur ons de toegang te versperren. God is blijkbaar even weg om te lunchen; op een bordje naast de deur staat dat het gebouw tussen de middag niet bezocht kan worden. Een beetje teleurgesteld druipen we af en beloven onszelf om hier zeker ooit nog eens terug te keren. We keren de naar verluid ongeveer 6.000 jaar oude nederzetting de rug toe en zoeken onze motoren op.
Tussen Salisbury en Bath rijden we door een immens groen en golvend tapijt. De velden en weiden worden afgeboord door hagen, bomen en struiken en ook aan de rand van de wegen is meestal een dichte begroeiing van struiken en bomen aangebracht. Een handig middel om de reizigers te beschermen tegen de felle winden en regens, die in de winter ongetwijfeld deze open landschappen weten te teisteren. De wegen liggen er nu echter rustig en perfect onderhouden bij en de laag aan de hemel staande zon zorgt samen met de talrijke herfstkleuren voor een prachtig decor... Zelfs in een uitgelezen toeristisch tempo schieten we goed op. Onze strijdrossen –een Yamaha Fazer 1000 en een XJR 1300- malen de kilometers met gemak tussen hun tanden, maar toch wordt het al een beetje donker als we aan ons hotel -dat net buiten Bristol ligt- aankomen. Terwijl de avond pijlsnel valt brengen we onze bagage naar binnen en maken onze motoren aan elkaar vast. De robuuste vormen van Arno's Manor doen in het licht van de valavond wat koud aan, maar eens we binnen zijn worden we omgeven door een gastvrije warmte. De kamers van dit oorspronkelijk in de 18de eeuw opgetrokken hotel zijn ruim en stijlvol ingericht en we besluiten dat een warm bad ons goed zal doen. Eddy De Krijger, mijn metgezel op deze expeditie, heeft het geluk om een kamer met bubbelbad te treffen, maar laat ei zo na de gehele verdieping onderlopen als hij het spul te krachtig instelt én te overvloedig van het badschuim gebruik wil maken. Gelukkig kreeg hij alles net op tijd onder controle; ik mag er niet aan denken wat er gebeurd zou zijn indien het schuim van onder zijn deur zou zijn gekropen, de overloop had gevuld en daarna langs de majestueuze trap de lobby zou zijn binnengeslopen…
Het avondmaal gebruiken we in de met glas overdekte binnenplaats van dit merkwaardige gebouw. We laten het ons terdege smaken en doen de rijke keuken van dit hotel alle eer aan. Wanneer we na de maaltijd een koffie bestellen, wordt ons gevraagd of we die misschien in de kapel willen gebruiken. Verbaasd kijken we eerst het dienstmeisje en daarna elkaar aan. De kapel in 's hemelsnaam? Is er dan een kapel in dit hotel? Waarom niet eigenlijk? We zijn hier toch om van alles en nog wat te beleven. We volgen het dienstertje naar een aanpalend vertrek, dat inderdaad erg op een oude kapel lijkt, maar bemeubeld is met prachtige bankstellen, diepe zetels en kleine bijzettafeltjes. Wanneer de koffie op tafel komt, blijkt die een deluxe-versie te zijn met verschillende soorten suiker, room en gebak. Genietend kijken we om ons heen en bewonderen de speciale sfeer die er in de kapel hangt. Enkel een goede sigaar ontbreekt ons nog om het lekkere gevoel van totale tevredenheid te mogen ervaren, maar nergens in de kamer staan asbakken en bij de deur hangt er een bordje met daarop het internationale teken voor rookverbod. De azijnzeikers die dat bord hebben uitgevonden zullen we na de verovering van Zuidwest-Engeland wel eens mores leren, komen we overeen. Als de koffie op is en werd vervolgd door een goed glas whisky kruipen we onder de wol. Morgen zetten we onze missie verder, morgen rijden we in alle vroegte naar Bath…
De naam alleen al van de wereldbekende stad Bath roept een mondaine, ietwat frivole sfeer op. Waarom weten we niet, maar de naam Bath alleen al klinkt ons, anders héél nuchtere Saksen, zeer luxueus in de oren. De brede straten die het heuvellandschap bij de rivier de Avon doorkruisen en de talrijke parken die de stad bezit, doen samen met de grote statige gebouwen de reputatie van deze stad alle eer aan. Toch heeft Bath wellicht zijn oorsprong te danken aan een drietal nederige warmwaterbronnen die reeds sinds mensenheugnis zomaar heel spontaan opborrelen uit de grond. De oude Kelten wisten dit voor Brittannië unieke badwater al te appreciëren en de latere bezetters van hun land –de Romeinen- dachten daar net zo over. Zij gaven de stad de naam Aquae Sulis, wat zoveel wil betekenen als "Het water van Sul". Sul was één van hun vele goden en wordt gelijkgesteld met Minerva. Zij bouwden tempels, villa's en ook een schitterend badhuis om de bronnen heen en voorzagen zo de stad zijn eerste luxueuze reputatie. Ingenieus als ze waren, voerden ze het immer warm opborrelende water via een netwerk van loden buizen naar een eveneens met bladlood bekleed bassin, dat omgeven werd door een luxueus badhuis. Dat ze hun job daarbij ter harte namen mag duidelijk zijn, want ook nu nog doet de loden badkuip ter grootte van een modern zwembad en het kanaliseringsysteem voor de aan- en afvoer van het badwater perfect dienst.
Na het ietwat gedwongen vertrek van de Romeinen uit Brittannië kwam de gehele stad te vervallen en kregen monniken de ondertussen met aarde bedekte ruïnes en bronnen onder hun hoede. Zij maakten daar geen gebruik van, maar bouwden er ter plekke omstreeks 750 een klooster dat ze aan Sint-Peter wijdden. Dat klooster en de daarbij horende kerk moeten heel belangrijk geweest zijn in die tijd, want in 973 werd Edgar er gekroond tot de eerste koning van Engeland. De oorspronkelijke Saksische abdij werd in de 11de eeuw vervangen door een Normandisch exemplaar en in 1499 werd de hele site nog maar eens vernieuwd. De plaats met Romeinse gebouwen waar de warmwaterbronnen ontsprongen werd in die tijd herschapen tot een modderige omgeving, zonder verdere betekenis. Toen de invloed van de kerk terugliep en de stad steeds verder groeide, werd de site zelfs als bouwgrond gebruikt voor straten en huizen. Het is dankzij de ontdekking van één van de eigenaars van die huizen dat de ware toedracht van deze plek terug voor het daglicht kwam. In 1878 stootte de man bij onderhoudswerken aan zijn kelder namelijk op de Romeinse overblijfsels en bracht zo de bal aan te rollen.
Opgravingen toonden steeds meer interessante vondsten en de aandacht van de overheid daarvoor was zo groot dat de huizen die boven de vindplaats stonden eenvoudigweg werden gesloopt. Rond de blootgelegde overblijfsels werden er klassiek aandoende gebouwen opgetrokken die de ruïnes van weleer de nodige luister en eer aandoen. Ook wij gingen natuurlijk het badhuis bezoeken. Ondanks de aanwezigheid van heel wat toeristen was de sfeer rond het bassin uniek. Je loopt er over de grote plaveien die ongeveer 1500 jaar geleden de voeten van de Romeinen voor het laatst hebben gevoeld, je zit er aan de rand van het nog steeds aangenaam warme water en met een beetje verbeeldingskracht zie je het sociale leven van die tijd zo voor je ogen opbloeien. Naakte mannen en vrouwen, genietend van de weldoende warmte van het water in het bassin, anderen liggen op banken na te genieten van hun bad en voeren gesprekken over politiek, godsdienst, handel, de roddels van de dag en geven wellicht ook hun verdoken commentaar over de andere bezoekers van dit kuuroord. Met een warme snack en een beker wijn in de hand moet het er beslist aangenaam toeven zijn geweest… Niets is er veranderd sedert lange jaren; zeker de geaardheid van de mensen niet, denken we bij onszelf terwijl we een jonge vrouw in de gaten krijgen die duidelijk helemaal in gedachten verzonken aan de rand van het bassin heeft plaatsgenomen. Voelt ook zij de sfeer aan van de lang vervlogen tijden die hier metersdik in de lucht hangt? Haar mobiele telefoon ging net over en dus hebben we het haar niet gevraagd; we zullen het dan ook nooit weten…
Met onze kop nog vol van beelden uit lang vervlogen tijden verlaten we het complex en komen weer in de werkelijkheid van de huidige wereld terecht. Eenmaal op straat merken we dat we net bij The Pumproom zijn, ook nog zo'n getuige van het rijke -zei het iets recentere- verleden van Bath. Dit pomphuis zoals het wordt genoemd, dateert uit 1795 en werd gebouwd om aan de sterk oplopende vraag naar een mogelijkheid om van het heilzame water van de warmwaterbronnen te kunnen drinken te voldoen. De dokters van die tijd raadden namelijk het drinken van dit "heilzame" water aan; je moest er minimum 3 glazen van drinken op je nuchtere maag omstreeks 6 uur in de ochtend om optimaal profijt te hebben van de werking ervan. Ondertussen is de wetenschap gelukkig geëvolueerd en is het gebruik van het water sterk teruggelopen… De stroom van toeristen die Bath elk jaar terug weet aan te trekken is dat echter niet en dat is ook niet zo verwonderlijk. Als er één stad is die ons gecharmeerd heeft in de loop der jaren dat we over deze wereldkloot rondhotsen, dan is dat Bath wel. Overal waar we kijken staan er statige openbare gebouwen en mooie huizen die bijna allemaal uniform in een honingkleurige steensoort zijn opgetrokken. De straten zijn ruim en luchtig opgevat, knap aangelegd en voor een groot deel verkeersvrij. We kuieren als echte toeristen rond en geven ondertussen onze oren en ogen de kost.
We hebben het nadrukkelijke gevoel dat er geen detail aan ons mag voorbijgaan, waarom zijn we anders hier. En dat er in Bath genoeg te zien is om zelfs meer dan een volledige dag te vullen, staat vast: als bezoeker weet je niet waar eerst te kijken. Niet alleen de mooie architectonische details schreeuwen om aandacht, maar ook de vele winkels trachten je belangstelling te wekken. Niet weinig daarvan zijn prachtig ingericht en ook al zien ze er duur uit, de prijzen van de aangeboden waren zijn niet hoger dan hier bij ons in Belgenland. De prachtige parken van Bath, die een uitstekende rustplaats vormen voor zowel de inwoners als de bezoekers, herbergen nog meer knappe zichten. Prachtige oude kiosken tonen aan dat de bezoekers in de zomer ook muzikaal verwend worden in Bath, maar daar is het nu -in oktober- blijkbaar toch wat te koud voor. Mannen met hoge hoeden en met kant versierde damesfiguren zie je nu niet meer door dit stadsgroen kuieren, maar met de ogen half dichtgeknepen en je oren bijna dicht kun je hun aanwezigheid er nog altijd voelen, kun je de door hen op gedempte toon gevoerde gesprekken afluisteren en hoor je er het tikken van hun wandelstokken en paraplu's op het grind nog zelfs heel duidelijk als je daar even wat moeite voor doet…
Als we de boorden van de rivier de Avon voor de zoveelste keer bereiken -de rivier stroomt midden door de stad- valt ons oog op een prachtig tafereel. De waterloop komt onder een statige brug door naar ons toe stromen, waarna het water over een rij brede trappen loopt. Geboeid door deze vondst mijmeren we over de vele inspanningen die de inwoners van Bath zich door de eeuwen heen getroost hebben om hun stad tot een dergelijk aantrekkelijk schouwspel te maken. Om maar niet te spreken over de kosten die dat met zich heeft meegebracht … De rijkdom van hun stad hebben ze wellicht vergaard door zowel de klerikale interesse voor hun stad, als door de toevallige aanwezigheid van de warmwaterbronnen te benutten. Je zou voor minder het warm water terug uitvinden… Spelend met het idee dat het toeval niet bestaat, zoeken we onze motoren op want we hebben nog een lange rit voor de boeg. Exeter, de universiteitstad van het westen, wacht ons op…
Nuttige links: Grasmere House Hotel: http://www.grasmerehotel.com/
The official guide to South West England: http://www.westcountrynow.com/
Haynes Motormuseum: http://www.haynesmotormuseum.co.uk/
Dorset & Newforest: www.dorsetnewforest.com
Thruxton Circuit: http://www.thruxtonracing.co.uk/circuitdriving.html
Dorset Tank Museum: http://www.tankmuseum.co.uk/home.html
Arno's Manor: www.arnosmanorhotel.co.uk
Bath: www.bath.co.uk
Met dank aan Hoverspeed, Dienst Tourisme Zuidwest Engeland en Yamaha Belgium voor hun hulp bij de realisatie van dit project.