Project North Coast 500(deel 1)
Lees ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 & deel 9 !
Als ik de garagepoort op slot doe besef ik dat het grote moment eindelijk daar is; we gaan aan Project North Coast 500 beginnen! Terzelfdertijd komt het mij onwezenlijk voor; het grote moment is gekomen, wat vier jaar lang op mijn bucket list heeft gestaan gaat nu gerealiseerd worden!
Toen in 2015 de North Coast 500 route door de Schotse dienst van Toerisme boven de doopvont werd gehouden nam ik me voor mezelf op deze reis te trakteren als ik met pensioen ging. Vier jaar lang zweefde het project als een lichtpuntje in de verte voor mij uit. In moeilijke tijden troostte ik me ermee dat deze fantastische reis binnen afzienbare tijd realiteit zou worden. En nu ging ik onderweg om deze trip die me langs de noordkust van Schotland zou voeren aan te vatten.
De weg naar Zeebrugge heeft me nog nooit zo kort geleken. Eerst als ik bij de kade aankom waar de P&O ferry op ons wacht die ons vannacht naar Hull zal brengen valt me de flinke wind op die in tussentijd blijkbaar is opgestoken. Het anders zo vlakke water van de haven krijgt er een avontuurlijk tintje door maar het schip zelf geeft geen krimp als we aan boord gaan. Een uurtje later varen we uit en traditiegetrouw vieren we dat met een gin-tonic in de gezellige bar van het schip.
Klik op de afbeeldingen om een grotere versie te zien
Als de ferry de havenmuren achter zich laat voelen we voor het eerst de deining van de zee onder de kiel door rollen. We laten er ons niet door van de wijs brengen en gaan in "The Kitchen" het all-you-can-eat- buffetrestaurant van P&O eten. Het aanbod, zowel kwalitatief als kwantitatief, is ook deze keer meer dan dik in orde. We werken ons traag maar zeker door de verschillende gangen heen en halen onze beste zeemansbenen boven om het eten heelhuids aan tafel te brengen. Niet dat het schip vervelend slingert; alhoewel we door de ramen van het restaurant zien dat de golven steeds maar groter worden houdt het vaartuig zich schitterend. Alleen zijn landrotten als wij niet gewoon om bij een dergelijke deining koeltjes rond te lopen. De bemanning beheerst deze kunst duidelijk beter en draagt er fijntjes glimlachend toe bij dat ook deze overtocht een aangename ervaring wordt.
Een uurtje of twee later sta ik aan stuurboord aan dek over de zee uit te kijken. Ik schuil voor de wind in een portaaltje en geniet van de zuivere frisheid van de avondlijke zeelucht. Op enkele meters van mij staat een jongen van een jaar of tien met zijn grootvader naar hetzelfde tafereel te kijken. Het gezicht van de jongen is krijtwit en met zijn blik op oneindig klampt hij zich vast aan de reling. Na een paar minuutjes laat grootvader het ventje alleen en gaat even naar binnen. "Zeeziek?" vraag ik aan het jongetje. Hij zegt niets maar knikt bevestigend. "Hou dan de horizon in de gaten, en het gaat beslist binnen de 10 minuten over", vertrouw ik hem toe. Een wijze raad die ik zelf 50 jaar geleden kreeg van mijn grootvader en die destijds ook heeft geholpen. Als ik mijn kajuit opzoek vraag ik me af of die jongen binnen 50 jaar nog eens aan mijn woorden zou denken als hij een kind met zeeziekte ziet…
Als we de volgende morgen het modderige water van de Humber opvaren snijdt het schip als een warm mes door de boter. De wind die ons vannacht in slaap heeft gewiegd is duidelijk minder sterk geworden en na een stevig ontbijt is het moment gekomen om van boord te gaan. Terwijl we van het schip rijden stel ik me de vraag hoe dat ontschepen er in de toekomst uit zal zien. Zal de Brexit veel veranderen? Voor de gewone reiziger waarschijnlijk niet, vroeger stond hier ook de douane en niemand die er toen over dacht om dat vervelend te vinden…
Madam Garmin wordt tevoorschijn gehaald en de juiste route wordt geladen. Deze keer heb ik ervoor gekozen om langs de A1 naar het noorden te rijden. Net voor Leeds draaien we dus af in de richting van Newcastle-upon-Tyne. Vanaf daar volgt de A1 in grote lijnen de oostkust van Engeland. Wellicht omdat het zondag is, is er deze morgen weinig verkeer op de weg. We vorderen goed en de A1 blijkt een goede keuze te zijn voor wie onderweg nog iets meer wil zien dan een schier eindeloos asfaltlint. We rijden door erg mooie, gevarieerde landschappen die verschoond zijn gebleven van de inplanting van zware industrie. Net voorbij Berwick-upon-Tweed staat er een bord langs de weg dat aangeeft dat we in Schotland zijn aangekomen. Waarom voelt dat bij mij toch altijd weer als thuiskomen aan?!
Rond Edinburgh is het verkeer even wat drukker maar als we de prachtige Queensferry Bridge over zijn en de A9 beginnen te volgen komen we al snel op bekend terrein. Perth, Dunkeld, Pitlochry, Dalwhinnie, Aviemore… deze plaatsen bezocht ik jaren geleden tijdens een ander project. De weg is echter in de loop der jaren aangepakt. Wat vroeger een tweevaks baantje was is nu op diverse plaatsen vervangen door een ruime weg met verschillende rijvakken. De wegenwerken die we onderweg tegenkomen wijzen erop dat ook andere stukken dezelfde weg opgaan. De ontsluiting van het noorden van Schotland is niet meer tegen te houden, zoveel is zeker…
Het is avond als we in Inverness aankomen. Ook hier kijken we ietwat verrast op. Diverse nieuwe shoppingcentra aan de rand van het stadje geven de hoofdstad van de Highlands een ander, jonger aanzien. Met de Kessock Bridge -ook al zo'n prachtige, slanke moderne brug- steken we de Beauly Firth over en zetten zo voet op The Black Isle, de plaats die we gekozen hebben als start voor onze rit over de North Coast 500 route. Mede dankzij de perfecte signalisatie van de eigenaar vinden we probleemloos ons logement.
Alasdair en Dierdre, de eigenaars van Old Drynie House, een sprookjesachtig mooi landhuis dat verborgen ligt in de bossen aan de rand van de Moray Firth, ontvangen er ons in hun schitterend ingerichte lounge met open armen. Na kennis gemaakt te hebben slaat de vermoeidheid echter toe. We trekken ons terug in onze verfijnd ingerichte kamers en het duurt niet lang voor we de slaap vinden.
Doodse stilte; dat is alles wat we horen als we de volgende morgen wakker worden. Het zachte bed en het comfortabele beddengoed proberen ons te overhalen om nog even in bed te blijven maar lukken daar niet in. Na de ochtendrituelen gaan we naar beneden waar een uitgelezen ontbijt ons wacht. We mogen kiezen wat we willen en gaan voor een "Full Scottisch" ontbijt.
Eenmaal dat naar binnen is gewerkt maakt Alasdair zijn rol als gastheer op het eiland helemaal waar. Heel assertief legt hij ons tal van mogelijkheden voor betreft dingen die we vandaag kunnen zien en doen. Er is keuze ten over -men zou hier gemakkelijk een week kunnen blijven om alles in de buurt te zien- maar we hebben slechts één dag dus moeten we keuzes maken.
Ondanks zijn naam is The Black Isle geen eiland maar een schiereiland dat langs drie zijden begrensd wordt door de zee. De westkant sluit aan bij de rest van "mainland" Schotland en wordt doorsneden door verschillende rivieren. Om de naam van "The Black Isle" nog meer controversieel te maken is er ook weinig of niets dat zwart gekleurd is op het schiereiland te ontdekken. Maar misschien ligt de basis van die naam wel ergens in het verre verleden van dit land verborgen. De oorspronkelijke naam van de plaats is met de aanwezigheid van monniken verbonden en wie weet wat die daar allemaal hebben uitgestoken…
Feit is dat de bevolking The Black Isle als één van de eersten de wreedheid van de "clearances" moest voelen. Toen omstreeks 1750 de prijs van de wol drastisch steeg zagen veel landeigenaars de kans om hun welstand te verhogen door de kleine boeren, waaraan zij land en huisjes verhuurden, van hun land te verwijderen. En dat dat niet altijd via diplomatieke oplossingen gebeurde is algemeen geweten. Grotere schapenfarms waren meer lucratief en kwamen al snel in zwang. Voor heel wat Highlanders van lagere afkomst bleef enkel emigreren naar andere streken, landen en zelfs continenten over. Wie bleef kreeg met veel honger en armoede te kampen. De spreekwoordelijke zuinigheid die men de Schotten toeschrijft is er niet vanzelf gekomen…
Van de herverdeling van het land is nooit veel in huis gekomen. Volgens sommige bronnen is de helft van het grondgebied van Schotland nog steeds in handen van een groep van amper 500 eigenaars. Dat de welstand voor zowat iedereen gelukkig fel is verbeterd zie je alom. Er is weinig werkloosheid en dat is waarschijnlijk grotendeels te danken aan de inventiviteit van de Schotten zelf; het is er gebruikelijk om meerdere jobs te combineren waardoor men aan een degelijk inkomen komt. Blijkbaar heeft men daar begrepen wat Kennedy ooit zei "vraag niet wat de gemeenschap voor jou kan doen, maar vraag je af wat jij voor de gemeenschap kunt doen". En gelijk had hij!
Maar dat terzijde. Vandaag de dag is The Black Isle een welvarende landbouwstreek. Vette weiden en glooiende akkers hebben het oerbos dat ooit Schotland bedekte vervangen. Van de visserij, die ooit ook een belangrijke werkgever was, is niet veel meer over. Het toerisme heeft grotendeels die plaats ingenomen. Ook het maken en herstellen van booreilanden voor de Noordzee zorgt voor een inkomen. Daarnaast is het schiereiland ook een vakantiebestemming geworden voor de inwoners van Inverness. De begoede klasse kon amper wachten om zich in mooie landhuizen terug te trekken op het eiland eenmaal de ferry over de Beauly Firth in 1982 vervangen werd door de fraaie Kessock Bridge. Toch is het landelijke karakter op het schiereiland bewaard gebleven.
Van hun bagage ontdaan lopen de twee Triumph's als op nieuwe benen. Het comfort van de Tiger 800 maakt in combinatie met zijn hanteerbaarheid een speelse indruk. Iets wat de Street Triple ook duidelijk kan apprecieren want ook deze versie van de Engelse driecilinder heeft het op de Schotse wegen duidelijk naar zijn zin. Wat betreft brandstofverbruik tonen de Triumph's zich voorbeeldig. Gemiddeld hebben ze amper 5 liter nodig per 100 kilometer!
Op aanraden van Alasdair rijden we via het gehucht Munlochy, waar we even terug de kust in beeld krijgen naar het noordoosten van The Black Isle. Daarna draaien we af naar Avoch, een klein havenplaatsje. Avoch werd ooit overzien door het nu zo goed als verdwenen Ormond castle, een versterkt kasteel van koning William the Lion, die van 1165 tot 1214 over Schotland regeerde. Enkel een vlakke heuvel die over de baai uitkijkt toont nog aan waar eens dat kasteel stond.
Avoch is nu een slaperig havenplaatsje dat de thuisbasis is van verschillende visser families. Desondanks wordt de oude haven enkel nog gebruikt door pleziervaartuigen. Verschillende daarvan brengen toeristen naar Chanonry Point, een plaats waar frequent dolfijnen worden gespot. Wij gebruiken de sfeervolle haven als achtergrond voor enkele mooie sfeerbeelden. De geur van de zee, de aangemeerde vaartuigen… als telg van een geslacht van schippers spreekt het me allemaal heel erg hard aan!
Via de A832 volgen we de kust naar het noorden. Fortrose, een klein charmant stadje met ongeveer 1600 inwoners bereiken we reeds na enkele kilometers. We betrappen het terwijl het lui naar het aftrekkende water ligt te kijken met zijn mooie huizen blakerend in de zon. Ondanks het feit dat het stadje de enige middelbare school op het schiereiland rijk is is het er aangenaam rustig.
We lopen er de ruïnes van de kathedraal tegen het lijf die in de eerste helft van de 13de eeuw is gebouwd. Die werd in de reformatie op last van de wereldse overheid van zijn loden dakbedekking ontdaan en verviel daardoor tot een ruïne. Diverse pogingen om het voorname bouwwerk, dat opgetrokken is uit rode zandsteen, te restaureren leidden tot niets.
Desondanks is de kathedraal en de omliggende grond al die eeuwen als een begrafenisplaats in dienst gebleven. De groten der aarde vonden er rust, al dan niet onder een indrukwekkend gedenkmonument. Het plaatselijk vertelde verhaal, dat de kathedraal afbrandde ten gevolge van brandstichting na een fiks drankgelag, hebben we niet kunnen documenteren. 't Is een mooie volksvertelling, die (jammer genoeg?) niet in de geschiedenisboeken is terug te vinden.
En er doen betreft Fortrose nog meer hardnekkige verhalen de ronde. Zo zou een zekere Coinneach Odhar er in de 17de eeuw geleefd hebben. De man deed voorspellingen a la Nostradamus en zou in het nabijgelegen Dingwall hebben gewoond. Dat het voorspellen van de toekomst niet zonder gevaar is heeft Kenneth aan den lijve moeten ondervinden. Toen hij beweerde dat zijn baas, de 3de hertog van Seaford, in Parijs buitenechtelijke betrekkingen zou hebben werd hij -volgens de legende- op Chanonry Point in een met spijkers doorboorde ton gevuld met teer levend verbrand. Dit op bevel van de vrouw van de hertog die de reputatie van het huis Seaford hardnekkig verdedigde. Er zijn geen directe geschiedkundige bewijzen voor dat alles maar waar er rook is, is meestal vuur. Dat hebben de geschiedenisboeken wel bewezen…
Net voorbij Fortrose draaien we af naar de lokale golfclub. Het smalle weggetje dat dwars door het golfterrein loopt (!) leidt ons naar Chanonry Point en zijn mooie, oude lichttoren. We komen zonder kleerscheuren (lees zonder golfbal in ons haar) aan op het uiterste puntje van het schiereilandje en kijken uit over het bijna rimpelloze water van de zeearm. Naar Schotse begrippen heerst er een drukte van jewelste. Een twintigtal toeristen staan er met de camera in aanslag klaar om dolfijnen te fotograferen die er volgens de toeristengidsen zowat dagelijks te zien zijn.
In werkelijkheid zijn die dolfijnen er meestal enkel in Juli en Augustus, als de Atlantische zalmen de Moray Firth opzwemmen naar hun paaiplekken. Op het bankje, vanwaar ik het schitterende water overzie, vind ik een grote steen met daaronder een briefje dat zegt dat de dolfijnen momenteel niet aanwezig kunnen zijn omdat ze uitgerekend vandaag een gastoptreden verzorgen in het dolfinarium in Brugge… ;-D
Rosemarkie is maar een zucht verwijderd van Fortrose. Het gehuchtje ligt aan een pittoresk ogende baai en heeft een mooi strandje. Vanaf daar heb je een goed zicht op Fort George aan de overkant, een indrukwekkend fort met een bewogen geschiedenis nabij Inverness dat de toegang naar de stad vanuit de zee moest beschermen.
We bezoeken in Rosemakie het kleine maar interessante Groam House Museum dat een fraaie collectie Pictische beeldhouwwerken bevat. Die zijn allemaal in de buurt van Rosemarkie gevonden; meer bepaald het plaatselijke kerkhof blijkt een belangrijke bron voor deze archeologische vondsten te zijn. Opmerkelijk is dat de toegang tot dit museum helemaal gratis is.
Mijn maag haalt me over om terug de baan op te gaan en even later rijden we in de richting van Cromarty. Het landschap heeft iets weg van de Vlaamse Ardennen maar dan in het kwadraat. Ontelbare schapen houden het gras op de uitgestrekte weilanden netjes kort terwijl heel wat wild vanuit de bosschages erop toeziet dat dat ordentelijk gebeurt. We komen onderweg ook amper voertuigen tegen; toch is de asfaltbaan in goede staat wat maakt dat het er aangenaam is om te rijden.
Met een gevoel van rust en zorgeloosheid over ons komen we in Cromarty aan. Dat dit plaatsje, dat momenteel geven en nemen 700 inwoners telt, zijn lot met dat van de zee verbonden heeft steekt het alles behalve onder stoelen of banken. Hele rijen vissershuisjes leunen er tegen elkaar terwijl ze uitkijken over de smalle toegang tot de Cromarty Firth. We parkeren er onze motoren en gaan te voet op ontdekking in de kronkelende straatjes. We worden er verrast door enkele grote, chique gebouwen die met een air eigen aan vergane glorie op ons neerkijken.
Cromarty was vanaf de jaren 1200 een royal burgh, wat betekent dat het plaatsje niet alleen beschermd werd door een kasteel maar ook het recht had om handel te drijven. Vijfhonderd jaar later floreert het nog altijd, zij het voornamelijk dankzij de export van gezouten vis en landbouwproducten. Eind 1700 concurreerde het op gebied van handel drijven zelfs met Inverness. Aan de basis van dat alles ligt waarschijnlijk het feit dat de Cromarty Firth een natuurlijke haven is en één van de meest veilige ankerplaatsen van Noord Schotland. Begin 1800 verwerkte men er vis en varkens, bouwde men er schepen en brouwde er bier. Vanaf 1831 ging het economisch bergafwaarts met Cromarty. De later opgerichte nabijgelegen Royal Navy basis in Invergordon bracht daar geen oplossing voor.
Maar nu is alles er netjes onderhouden en her en der wordt er druk gerestaureerd. Later leren we van Alasdair dat hier heel wat vakmensen zijn neergestreken die werken aan of op boorplatforms. En van boorplatforms gesproken: blijkbaar is er op één van die gevaarten die we in de verte zien liggen wel wat aan de hand. Verschillende filmploegen staan aan de waterkant met hun grote telelenzen op het boorplatform gericht. Blijkt dat er zich enkele milieuactivisten aan het platform hebben geketend. Natuurlijk waren die gasten met een bootje met buitenboordmotor naar daar gevaren… maar zover hadden ze de zaak waarschijnlijk nog niet doorgedacht!
Dit gezegd zijnde gaan we snuisteren in de plaatselijke antiekhandel. Een schitterende oude winkel doet veel moeite om zich te laten doorgaan voor de grot van Ali Baba. Maar hoe mooi en aantrekkelijk de uitgestalde waren ook zijn; we zijn met de motor en hebben geen bagageruimte meer vrij!
In een sfeervolle pub recht tegenover de kerk strijken we neer om er de innerlijke mens te voeden. Zelfs hier, in deze alles behalve toeristische uithoek van Schotland, is de drang naar culinaire perfectie doorgedrongen. Het bordje krab dat we er voorgeschoteld krijgen is echt een plaatje en smaakt voortreffelijk. Mooi detail: de frieten worden er met de hand gesneden en perfect gebakken. Iets wat in België, hét zelf verklaarde frietenland bij uitstek, een zeldzaamheid is geworden!
De dag is al ver gevorderd als we de motoren de sporen geven langs de westkust van The Black Isle. Wat een idyllische rit langs de kust leek te worden wordt een eind verder ruw verstoord door een triestig tafereel. Een deel van de anders schilderachtige Cromarty Firth is omgetoverd tot een kerkhof voor boorplatforms. Als stervende draken staan de gevaarten tot aan hun hals in het diepe water weg te roesten. 't Is een gruwelijk gezicht zoals deze reuzen tegen de prachtige achtergrond van de Highlands op hun einde staan te wachten. Er wordt gefluisterd dat men er tegenop ziet om ze te ontmantelen omdat de kost daarvoor te hoog zou zijn en wie weet zijn dat meer dan zomaar loze geruchten. Als het aan ons ligt breekt men vandaag nog die wrakken af; er slingert al rotzooi genoeg rond in deze wereld!
Als we bij de Cromarty Bridge aankomen die zich als een zeeslang voor de monding van de Conon rivier kronkelt slaan we linksaf en rijden terug naar het oosten. Bij Old Drynie House aangekomen komen we Alasdair tegen. Hij glundert voldaan als hij hoort dat we een schitterende dag hebben gehad. "Ik weet nog veel andere mooie plekken" verzekert hij ons en dat willen we maar al te graag geloven maar jammer genoeg zit onze tijd op The Black Isle er op. Morgen gaan we verder met onze ontdekkingstocht langs de North Coast 500!
Beschrijving & evaluatie Old Drynie House B&B
Old Drynie House, een vier sterren B&B, ligt aan de oostkust van The Black Isle op enkele kilometers van Kessock Bridge en is dus vlakbij Inverness gelegen. Het huis, dat in 1993 werd opgetrokken op de plaats waar vroeger een voornaam huis stond, bevindt zich midden in de natuur op een 9 hectaren groot domein dat aan de Moray Firth paalt.
Een privaat weg, afgeboord met grote loofbomen, leidt je naar het huis dat door een Victoriaanse tuin wordt omgeven. Diverse paddocks en tal van mooie struiken en bomen vormen een prachtige, netjes onderhouden achtergrond voor deze uitermate stijlvolle accommodatie.
Parkeergelegenheid is er ten over. Alasdair maakt ook graag plaats in zijn ruime garage om er je motorfiets(en) droog en achter slot in onder te brengen. Zelfs twee laadpunten voor een Tesla wagen zijn er voorzien. Handig is ook dat je overal in huis een degelijke draadloze internetverbinding hebt die je gratis mag gebruiken. Elke kamer is bovendien voorzien van een flat-screen televisietoestel dat een mooi aanbod van zenders weergeeft.
Elke gastenkamer is compleet en mooi aangekleed en gemeubileerd. Er zijn voldoende stopcontacten voorzien en de bedden zorgen voor een heerlijke nachtrust. Daarnaast is elke kamer voorzien van een luxueuze badkamer. Eén kamer heeft zelfs een jacuzzi voor wie helemaal in alle luxe wil ontspannen. Alle details over de kamers zijn duidelijk gedocumenteerd en uitvoerig op de website van Old Drynie House weergegeven.
Beneden hebben de gasten een ruime lounge ter beschikking die ronduit luxueus is aangekleed. De stijl die in het ganse gebouw heerst is uitgesproken landelijk en weelderig. Overal tartan tapijten, mooie houten details, een stijlvolle bemeubeling en een dito verlichting… en alles heel netjes en piekfijn onderhouden. Je kunt je niet meer wensen!
Dezelfde nauwgezetheid ervaar je aan het ontbijt. Alles wat er opgediend wordt is vers en van de beste kwaliteit. Het buffet alleen al is al aanlokkelijk maar kies gerust voor een warm ontbijt; de kok zal je op een aangename manier verbazen met zijn smakelijke creaties. Handig voor de andere maaltijden is dat de stad Inverness amper enkele steenworpen van deze locatie is gelegen. En daar vind je shops en restaurants naar elke smaak en beurs.
Om het plaatje compleet te maken wijdt Alasdair zich als een toegewijde gastheer aan zijn gasten. Hij is een bron van informatie over de streek en bezit een groot archief aan informatie over alles wat de streek aanbelangt en deelt die info ook graag met zijn gasten. Mooi meegenomen is dat Alasdair ook een man van de wereld is; als zakenman heeft hij heel wat ervaring opgedaan op allerlei vlakken dus je kan bij hem voor zowat alles terecht. Je wordt assertief en uiterst beleefd door hem behandeld en niets is hem te veel.
Deze B&B is terecht een winnaar van diverse awards. Als er dan toch één ding is dat we als negatief hebben ervaren is dat we er niet langer konden blijven. En we zijn ervan overtuigd dat ook jij dezelfde mening zult hebben als je in Old Drynie House verblijft.
Bezoek de goed gestructureerde en duidelijke website van Old Drynie House voor alle verdere inlichtingen over deze prachtige accommodatie. In woord en beeld krijg je er een goede voorstelling van wat je er kan verwachten.
Lees ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 & deel 9!
We danken onze sponsors die dit project helpen realiseren: