Project North Coast 500(deel 2)
Lees ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 & deel 9 !
We verlaten Old Drynie House en rijden naar het noorden rijden. Onze bestemming voor vandaag is Inver Park House in Dunbeath, een plaatsje aan de oostkust van Schotland dat volgens de GPS slechts 134 kilometer van ons startpunt is verwijderd.
We kruisen de Cromarty Firth door Cromarty Bridge over te steken. Deze lage, bijna in het landschap opgaande constructie, werd in 1979 opengesteld voor het verkeer en zorgt ervoor dat we vanaf The Black Isle rechtstreeks op de A9 terechtkomen, de weg die we nodig hebben om het traject van de North Coast 500 te volgen.
Klik op de afbeeldingen om een grotere versie te zien
De raadgevingen van Alisdair -onze gastheer in Old Drynie House- in gedachten volgen we de kust langs de A9 maar slaan naar Fearn af. Daar volgen we de smalle weg naar Shandwick en Balintore en leren dat dit kleine, arm aandoende gehuchtjes zijn waar blijkbaar voornamelijk oude mensen leven.
Goed te zien is dat er –zeker in Balintore- vroeger een belangrijke vissersgemeenschap leefde. De oude haven, gemaakt uit kloeke granieten steenblokken, was destijds bekend voor de haring- en zalmvangsten die er aan land werden gebracht. Nu is ze nog steeds goed gevuld met plezier- en vissersbootjes.
Naast de pub, die over de haven uitkijkt, is iemand bezig om een oude, houten tweemaster vissersboot te restaureren. We wensen de mensen die dat doen veel moed toe want het is overduidelijk dat ze dat gaan nodig hebben… Wij rijden naar de B9165 en volgen die noordwaards tot we in Portmahomack aankomen.
Portmahomack is een klein visserplaatsje dat bijna aan het einde van het Tabart schiereiland ligt. Het plaatsje mag er dan nu verstild bijliggen, in de tijd van de Picten en de vroege christenen heerste er een drukke bedrijvigheid. Het zanderige natuurlijke haventje bood een goede aanlegplaats wat eeuwen een belangrijk gegeven was. Tot voor enkele honderden jaren bewoog men zich namelijk vooral over de zee langs de kust van Schotland. Het wegennet stelde niet veel voor en was door weersomstandigheden veelal amper bruikbaar.
Het kerkje van Portmahomack is nog altijd een opvallende plek en destijds was dar waarschijnlijk niet anders. Toen stond er op de site een abdij die het belang van de brough uit de ijzertijd die vlakbij stond teniet deed. De abdij werd omstreeks 550 gesticht en een kleine 300 jaar later verwoest, maar ook voor 550 was de site bewoond.
In de voorbije eeuw zijn er tal van artefacten gevonden die er op wijzen dat er hier gedurende honderden jaren een belangrijke gemeenschap leefde die zelfs tijd en energie had om zich aan kunstzinnige bezigheden te wijden. Er zijn zelfs aanwijzingen dat die kunst zo'n vormen aannam dat ze economisch heel belangrijk was voor deze gemeenschap. Dat alles komen we te weten in het kleine kerkje dat tot een museum van de plaatselijk gevonden archeologische artefacten is omgebouwd. 't Is dan wel klein; 't is zeker de omweg waard!
Nabij Tain hebben we een afspraak met de A9, maar voor we die oprijden stoppen we in het eeuwenoude stadje. Het plaatsje kreeg in 1066 de titel van Royal Burgh van koning Malcom III en kreeg daarbij nog een speciale status: men kon er de protectie van de kerk inroepen en er immuniteit verwerven terwijl kooplieden er ontslagen werden van het betalen van sommige belastingen. Het hoeft geen betoog dat dit het belang en het bevolkingsaantal van Tain fel heeft doen stijgen.Zou dat nu gebeuren de helft van de wereldbevolking zou er asiel aanvragen! ;-D
Bekend is dat Robert de Bruce, de troonpretendent van Schotland, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog zijn vrouw en zijn dochter naar Tain stuurde om aan de Engelsen te ontkomen. De mannen van William II, de hertog van Ross, schonden echter de immuniteit verordening en leverden hen uit aan de Engelse koning. Ja, ook in die tijd stelden "de groten der aarde" zich al boven de wet!
Tain is door de eeuwen heen een opmerkelijk stadje gebleven. Het bevat heel mooie oude gebouwen en een sfeer die een wandeling zeker waard zijn. Kuierend door de straten merken we aan de gevel van het Royal Hotel een grote banner op die aangeeft dat er binnenkort een rally voor vintage auto's plaatsheeft. Met een dergelijk kader als achtergrond zal dat zeker een mooie belevenis zijn maar jammer genoeg zijn we daarvoor enkele dagen te vroeg ter plaatse.
Net voorbij Tain steken we de Dornoch Firth over en komen zo in Sutherland terecht. De A9 voert ons nu constant langs de westkust en presenteert ons het ene na het andere kleine gehuchtje en ontelbaar mooie vergezichten. Dreigende wolken wisselen af met lichtblauwe hemel. Het landschap wordt gaandeweg ook meer en meer heuvelachtig. De brem doet pogingen om met zijn gele bloemetjes de overheersend groene natuur te beteugelen. De zee wisselt constant van kleur... 't Is allemaal heel verleidelijk om er te stoppen en rond te kijken maar vandaag hebben we daar even geen tijd voor. We hebben een afspraak met Rhona Gwillimvan het Inver House Park waar we de volgende twee nachten gaan slapen en willen daar op tijd aankomen.
Net voorbij Golspie beginnen we toch sterk aan die beslissing te twijfelen wanneer we toch even de oprit van Dunrobin Castle oprijden. Vanaf de grote, brede oprijlaan zien we het kasteel tegen de achtergrond van de zee en de lucht oprijzen uit het omliggende bos. Het Frans aandoende kasteel, dat in de 15de eeuw werd opgetrokken, staat op de plaats waar reeds in 1235 een ander kasteel stond. Het is reeds eeuwen de thuis van de Clan Sutherland en de hertog van Sutherland.
Die steunde tijdens de vrijheidstrijd van 1745 de Engelse kroon en hoogstwaarschijnlijk daarom is het huis niet echt populair bij de plaatselijke bevolking. De activiteiten van de Sutherlands in de "clearing" zal daar niet veel aan verbeterd hebben. Sommigen noemen het kasteel dan ook gekscherend "Done Robbin Castle" en verwijzen daarmee fijntjes naar de manier waarop deze Schotse familie eeuwenlang zijn rijkdom heeft vergaard op de kosten van de levens van zijn medemens. Het verschil in levensstandaard was en is nog steeds schrijnend voor allen die niet in die mooie ivoren torens leven. Je vraagt je af hoe die rijke lui na eeuwen sociaal wangedrag 's nachts nog een oog dicht doen...
De wind waait stevig als we bij het Inver House Park aankomen. We zetten de motoren mooi uit de wind naast het huis en lopen naar binnen waar Rhona ons opwacht met de vraag wat we willen drinken. De ruime eet- en leefkamer voor de gasten beschikt over een onbelemmerd uitzicht over de zee die aan de andere kant van de weg ligt. We voelen er ons meteen thuis en maken kennis met Rhona en haar echtgenoot, het koppel dat eigenaar is van deze gastvrije camping/ B& B.
Het al iets oudere koppel komt oorspronkelijk uit het zuiden van Engeland maar heeft destijds besloten om de daar heersende drukte te ontlopen door naar de westkust van Schotland te verhuizen. Ze kochten er een vervallen huis met genoeg grond om er een bescheiden kampeerplaats te beginnen. Het oude huis werd door hen vervangen door een nieuw gebouw dat zo ontworpen werd dat het ideaal zou zijn om er gasten te ontvangen. Iets wat hun duidelijk gelukt is want we genieten er twee dagen van een aangenaam onderdak, een heerlijke nachtrust en een smakelijk ontbijt. Maar daarover straks meer, de dag is lang geweest en de zee fluistert dat we nu maar beter gaan slapen.
De volgende dag worden we wakker met een zicht op zee dat letterlijk onbetaalbaar is. Na een deugd doen warm ontbijt trekken we er te voet op uit om het dorpje te verkennen. De wind is wat gaan liggen maar de hemel is in de voormiddag nog bewolkt. We zijn in Schotland en dan weet je dat je niet elke dag de blauwe lucht van de Adriatische zee moet verwachten. Maar de lucht smaakt naar het zout van de zee en de weidsheid van het water maakt op ons een ontspannen, voorname indruk.
Dunbeath is een klein vissersdorpje dat aan de gelijknamige baai is gelegen. Iets verderop, wat meer naar het zuiden, staat Dunbeath Castle over de Moray Firth uit te kijken. Het kleine haventje is in de monding van Dunbeath Water gelegen, een riviertje dat in de heuvels ten westen van het plaatsje ontspringt. Je zou er echt zo voorbijrijden op je tocht naar het noorden.
De grote brug die de A9 in een wijde bocht over de vallei van Dunbeath brengt verbergt vanop de weg grotendeels de charmes van het mooie plaatsje. Voorheen kon je daar niet naast kijken. Toen kwam je langs het kronkelende kustbaantje over de kloeke, stenen brug van Thomas Telford in het havenplaatsje aan waar er destijds een drukte van jewelste heerste.
Dunbeath werd geboren begin 1800 uit de drang om de haring en de zalm te vangen die in de lente en de zomer voor de kust langs kwam zwemmen. Je kunt het je moeilijk voorstellen als je er bent maar het kleine haventje van Dunbeath en het nabijgelegen keienstrand was destijds de thuishaven voor meer dan 100 vissersbootjes. In grote hoeveelheden werden de haringen er aan land gebracht en ter plaatste verwerkt. Ze werden van hun ingewanden ontdaan en in grote vaten gezouten waarna ze verscheept werden naar zowat elke plaats waar men haring at. En dat waren er veel want haring stond destijds op het menu van zowel arm al rijk.
De haring en de zalm kwam, de vissersboten werden groter en groter en beter uitgerust en uiteindelijk bleven de vissen weg. Niemand wist wat de reden was maar overbevissing zal in dit geval niet ver van de waarheid liggen. Beelden uit die tijd laten legendarische, wonderbaarlijke vangsten zien; een wonder op zich want de meeste bootjes waren open sloepen en werden met riemen voortbewogen. Een voorbeeld daarvan ontdekken we in een klein museum in de haven. De deuren staat wijd open, er hangen wat beelden aan de muur en er is verder geen kat te zien. Wat een weelde!
Hoe romantisch het nu ook moge lijken; de realiteit was destijds wel even anders. Het leven was hard en de armoe alom. Vanuit de vier windstrekenen kwam men naar hier om in de visserij te werken. Er was een nijpend tekort aan werkgelegenheid in de Highlands en daar profiteerde de arbeidsmarkt van. Ook hebben heel wat vissers voor de kust van hun dierbare Schotland het leven gelaten. Eén hoge golf was in slecht weer al genoeg om de zwaar beladen open bootjes te laten volslaan met ijskoud zeewater.
Maar dat is allemaal al lang geleden; nu liggen er amper nog enkele plezierbootjes aan de anders verlaten havenmuren aangemeerd. Het rijtje huizen dat langs de rivier staat dateert van niet zo heel lang geleden maar aan de overzijde van de rivier staat enkele natuurstenen huizen die ouder lijken. Dat is slechts schijn want één van die huizen verbergt de aansluiting van de elektriciteitskabel die het boorplatform in de verte van stroom voorziet.
Het is eb en we lopen zuidwaards verder langs het keienstrand. Na een tijdje bereiken we de voet van de klippen die wanhopig proberen om weerstand te bieden aan de erosie van de golven. Die ondermijnen letterlijk het vasteland dat steeds maar verder afbrokkelt. Het kadaver van een schaap dat de val vanaf de groene wijden daarboven niet heeft overleeft toont ons dat niet alleen het land maar ook het leven niet oneindig is. Van tussen de grondlagen vallen prachtige, gestreepte keien op het strand. Gedurende duizenden jaren zijn ze door geen menselijk wezen aangeraakt en nu eindigen ze onder onze voeten.
Dunbeath Castle trekt zich van onze mijmeringen weinig aan en staart onverstoord over de grote golven van de opkomende vloed. We lopen terug naar het haventje en beklimmen dan via de oude weg de zuidkant van het dal. Eenmaal boven komen we in een relatief recent ogende wijk terecht en bezoeken er Dunbeath Heritage Centre, zeg maar het museum waar Dunbeath zijn historie aan de bezoeker uitlegt. We zijn er -op de directrice van het center na- de enige levende zielen en worden er geconfronteerd met de rijke geschiedenis van het plaatsje.
Deze streek is reeds duizenden jaren bewoond en dat bewijzen talrijke archeologische vondsten. De volkeren zonder naam van de steen-, brons- en ijzertijd, de Picten en de Noren, ze hebben allemaal deze goed gelegen streek bezocht en bewoond. Het plaatsje had toen -en nu nog- alles om aantrekkelijk te zijn: een goede toegang tot de zee, een degelijke en constante aanvoer van zoet water, goede weidegronden en genoeg hout om voor alles en nog wat te gebruiken. En waarschijnlijk haring en zalm in overvloed!
Op onze terugkeer naar Inver Park House, dat in het noordelijke gedeelte van Dunbeath is gelegen, passeren we niet alleen de oude, stenen Telford brug maar ook een mooi, oud rijtje huizen wat waarschijnlijk dateert van de tijd dat het plaatsje begin 1800 werd ingericht. Sommige van die huisjes hebben dringend een opknapbeurt nodig maar anderen zijn dan weer reeds mooi gerestaureerd. Aan de gevel van één van die huisjes hangt een bord waarop staat dat hier in 1891 Neil Gunn is geboren.
Gunn was een jongen van gewone komaf maar desondanks -of juist dankzij- dit feit ontwikkelde hij zich tot een gevierde schrijver die in zijn werken op onnavolgbare wijze het leven in de rurale Schotse gemeenschap van destijds wist te schilderen. Een mooi weetje voor iemand die in het Engels wil lezen over de vervlogen tijden van dit land.
Maar genoeg daarover; op aanraden van Rhona, onze gastvrouw in Inver Park House, gaan we de baan op om nog meer moois in de omgeving te bezoeken. We volgen gedurende enkele kilometers de kust in noordelijke richting en draaien dan af naar links, op een smal éénvaks weggetje dat zowat pijlrecht naar de einder in de lage heuvels loopt.
Gedurende enkele kilometers zien we hier en daar nog tekens van bewoning langs de weg maar gaandeweg worden die minder. Het is ondertussen beginnen motregenen en de laaghangende, zilvergrijze wolken doen verwoede pogingen om de zon de toegang tot de aarde te ontzeggen. Als er uiteindelijk al een tijdje geen huis meer te bekennen valt doemt ons doel aan de linkerkant van de weg op; twee grote hopen stenen steken fel af tegen het groene deken van gras dat de lage heuvels bedekt. We zijn bij de Camster Cairns aangekomen.
De Camster Cairns zijn twee grafheuvels uit het derde of vierde millennium voor Christus en zijn dus minstens 5.000 jaar oud. De kleinste, Camster Round cairn, is bijna 4 meter hoog en 18 meter in doorsnede. Zijn langwerpige broer, die vlakbij ligt, is maar liefst bijna 70 meter lang en dik 4,5 meter hoog. Beide bouwwerken bestaan uit droog op elkaar gestapelde natuurstenen. De bouwsels werden in de tweede helft van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw onderzocht door archeologen en zijn sindsdien voor het grote publiek gewoon toegankelijk.
Vanaf de weg lopen we over de houten paadjes naar de cairns. Gelukkig maar want het gebied waar de bouwsels liggen is nogal moerasachtig; wellicht daardoor zijn ze zo goed bewaard gebleven; niemand die eraan dacht om deze minder goede grond in cultuur te brengen… zelfs nu liggen in de omtrek enkel drassige weiden waar een handvol paarden zich aan het ruwe gras tegoed doen.
Wat in België gewoon onmogelijk is is bij de Camster Cairns heel normaal: iedereen die dat wil kan er simpelweg naar binnen lopen om de duizenden jaren oude grafkamers te bezoeken. Bewaking? Voor wat zou dat hier nodig zijn? En is ook geen papiertje of blikje te zien. Kunnen we als "beschaafde, moderne Belgen" nog wat van leren denk ik…
Nu ja, als ik schrijf dat je zomaar naar binnen kan lopen dan moet je dat niet te letterlijk nemen… de ingangen zijn maximum 70 cm hoog en een halve meter breed. Je vordert maar moeizaam op je hurken of knieën in de duistere gang van pakweg 7 a 8 meter lang die naar de flauw verlichte grafkamer leidt. Eens je daar bent merk je dat je gemakkelijk kunt gaan staan en dat de muren netjes overgaan in een mooi gevormde koepel. De bovenkant is na de ontdekking vervangen door glazen tegels zodat er licht valt in de anders compleet verduisterde grafkamer.
Zelfs als ik besef dat ik in een aldus gerestaureerde grafkamer sta kan ik het speciale gevoel dat deze ruimte me geeft niet van mij afschudden. Hier hebben duizenden jaren geleden mensen hun overledenen naartoe gebracht. Hun lijken zijn in deze ruimte onder de dwang van de tijd vergaan tot er bijna niets van overbleef. Deze kamer heeft alles wat de laatste 5.000 jaar is gebeurd bijna onveranderd overleefd. Het is alsof ik in een tijdscapsule sta en die mensen van toen elk moment naar binnen kunnen komenn… wat een ervaring! Eentje om nooit meer te vergeten!
Terug buiten, in de 21ste eeuw, trekken we net als gisterenavond naar The Bay Owl, het restaurant met wat ons betreft het mooiste uitzicht over de zee langs de westkust van Schotland. Opmerkelijk is dat de inkom van het restaurant veel minder aantrekkelijk is. En dat blijkt allemaal te maken te hebben met de speculatie die er ontstond toen men van plan was de nieuwe brug te installeren. De eigenaar van de Bay Owl gokte duidelijk verkeerd wat betreft het traject dat de nieuwe brug zou volgen maar hield er wel een fantastisch uitzicht voor zijn klanten aan over. Over de kwaliteit van het eten van The Bay Owl kunnen we kort zijn; dat is bijna even goed als het uitzicht dat je als klant geboden wordt… en dat terwijl de prijs beslist meevalt!
Beschrijving & evaluatie Inver Park House
Inver Park House is een 4 sterren B&B die voor een budgetvriendelijke, warme haven zorgt voor de reizigers die de westkust van Schotland bezoeken. Het domein is op wandelafstand gelegen van het haventje en het centrum van Dunbeath, direct naast de A9 waar die het plaatsje in noordelijke richting verlaat.
Er zijn 3 ruime kamers met aansluitende privé badkamers beschikbaar. De kraaknette kamers zijn op het gelijkvloers gelegen en heel gemakkelijk bereikbaar. In elke kamer is er een grote flatscreen televisie aanwezig met meer dan genoeg zenders. Het draadloze internet is er gratis en snel genoeg om aangenaam te kunnen surfen. Eén van de kamers is zo uitgerust dat er ook minder valide personen gemakkelijk kunnen verblijven, men heeft er letterlijk met elk mogelijk aspect rekening gehouden.
Een grote, gezellig ingerichte ontbijtkamer aan de voorkant van het huis zorgt voor een aangename ruimte om je dag in te beginnen. Door grote ramen heb je er een prachtig uitzicht op de zee. Het open plan systeem van die ruimte bevat ook een grote open keuken waar Rhona 's morgens je ontbijt klaarmaakt. En dat ontbijt mag er zijn. Alle ingrediënten zijn kakelvers en worden netjes zoals het hoort klaargemaakt en geserveerd. Je eet er probleemloos je buikje rond; zeker als je voor een warm ontbijt kiest en dat aanvult met de lekkernijen die het buffet verschaft.
Naast het huis, op de binnenplaats en op amper enkele meters van je kamer, is er meer dan voldoende privé parkeergelegenheid om je motor(en) te stallen. Schrik hebben dat er iets mee gebeurd is niet nodig; Dunbeath kent geen diefstal, joy-riders noch vandalisme. Iedereen kent er iedereen en de sociale controle is er alom aanwezig.
We hebben de B&B service van Rhona ervaren als een B&B zoals men zich die ideaal voorstelt: vriendelijke mensen die de streek op hun duimpje kennen verwelkomen je hartelijk in hun huis en zorgen ervoor je je er ook onmiddellijk thuis voelt. De sfeer is er gemoedelijk en hartelijk en heb je een vraag dan krijg je er meteen een duidelijk antwoord op. Rhona kan je ook perfect alle informatie geven over wat er in de streek te zien is, handig als je net als wij de tijd neemt om de buurt te verkennen. Wie van wandelen houdt komt hier ook aan zijn trekken, zowel de kustlijn als het binnenland verschaffen op dat vlak oneindig veel mogelijkheden.
Interessant is ook dat er naast Inver Park House een middelgrote, geriefelijke kampeerplaats is ingericht. Je kunt er terecht met tenten, caravans en mobilhomes. Daarnaast staat er ook een mooie, grote stacaravan die compleet is ingericht en die je kan huren. Je kunt er met 8 personen in overnachten!
Goed om weten is dat letterlijk iedereen in Inver Caravan park welkom is. Kinderen, dieren, fietsers, wandelaars, trekkers, motorrijders… kortom iedereen kan er terecht en dat gedurende het gehele jaar. De faciliteiten beperken zich niet tot alleen tot douches en toiletten. Er is ook infrastructuur om kleren te wassen; er is een wasmachine voorzien en kledij drogen kan je aan de waslijn in openlucht of in de altijd warme boilerruimte. Zelfs aan een strijkijzer en een strijkplank is gedacht! Interessant voor diegenen die met weinig bagage toch goed gekleed onderweg willen zijn!
Rhona maakt geen andere maaltijden behalve het ontbijt maar op 400 meter lopen ligt het Bay Owl Restaurant. Je eet er voor een schappelijke prijs een degelijke, smakelijke maaltijd. Je reserveert er best op voorhand een tafeltje want het kan er druk zijn. Daarnaast is er in het dorp een klein Spar winkeltje waar je etenswaren kunt kopen. De dichtstbijzijnde supermarkt is in Wick, op een half uurtje rijden langs de kust in noordelijke richting.
Bezoek de website van Inver Park House en Inver Caravan Park en je vindt er alle informatie die je nodig hebt. Wil je meer weten of reserveren neem dan telefonisch of per mail met Rhona contact op. Ze zal je met alle plezier verder helpen. Een aanrader voor iedereen die een , budgetvriendelijke, écht gezellig verblijf zoekt langs de North Coast 500!
Lees ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 & deel 9!
We danken onze sponsors die dit project helpen realiseren: