Project North Coast 500(deel 3)
Lees ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 & deel 9 !
Het is winderig en de hemel kan maar niet beslissen of hij vandaag grijs wil zijn of lichtblauw als we afscheid nemen van Rhona en Inver Park House verlaten. We volgen de A9 in noordelijke richting maar slaan al na een vijftal kilometer rechtsaf in de richting van de loodgrijze zee.
We rijden langs een langgerekte, smalle weg waarlangs huizen staan. Sommige zijn duidelijk ouder dan de andere en dateren waarschijnlijk van omstreeks 1835 toen het plaatsje op initiatief van de toenmalige eigenaar, Captain Dunbar, uit de grond werd gestampt. Het allereerste bouwwerk was het Dunbar Hotel maar al snel groeide de gemeenschap en dat niet in het minst omdat de zalmvangst er geld in het laadje bracht. Een klein weggetje voert ons omlaag door een valleitje dat uitmondt in het haventje dat tussen de klippen ligt verborgen. Het haventje van Latheronwheel blijkt één van de verborgen parels van de oostkust te zijn die Rhona ons heeft gewezen.
Het natuurlijke haventje, dat dateert van omstreeks 1840, doet tijdloos aan en ligt op de plaats waar een klein glashelder riviertje, de Burn of Latheronwheel, in de zee overgaat. De sterk eroderende rotskust staat er in schril contrast met de stevige muren die de mens er in het water heeft gezet om deze inham te beschermen tegen de kracht van de zee.
Klik op de afbeeldingen om een grotere versie te zien
De ruïne van een laag, stenen huis en de ranke lijnen van een oude stenen brug zijn samen met de havenmuren de laatste tastbare bewijzen dat hier ooit iemand leefde. Maar pakwag 100 jaar geleden was Latheronwheel de thuishaven van meer dan 50 vissersboten; nu dobberen er enkel nog een paar kleine vissersbootjes in de haven en staan er wat wagens van toeristen op de parkeerplaats vlakbij de haven. Net daarnaast zijn tafeltjes en banken voorzien voor de bezoeker die er zelfs gratis kan gebruik maken van een flinke BBQ.
Het enige geluid dat we er horen is het breken van de golven op het keienstrand en de wind die ons door de haren strijkt. We maken er enkele beelden en genieten er van de bijna tastbare rust die van het plaatsje uitgaat.
Ik loop tot bij de ruïne van het enige huis dat vlakbij de haven staat. Het bestond destijds uit dikke natuurstenen muren, één kamer met kleine ramen, één enkele deur en een lage zoldering. Geen spoor van sanitair te zien; water halen deed men waarschijnlijk uit het riviertje. Een klein haardje in de noordelijke muur moest voor wat warmte zorgen. Het lijkt nu allemaal heel aantrekkelijk en idyllisch maar het leven moet hier destijds beslist geen lachertje geweest zijn…
Terug de baan op. Het noorden wacht en we hebben nog een mooie rit voor de boeg. Lang duurt het echter niet voor we de A99 terug verlaten; Lybster moesten we volgens Rhona zeker bezoeken en dat doen we dan ook.
De dorpskern van Lybster wordt gevormd door een lang gerekte straat die vanaf de A99 oostwaarts loopt. Het eigenlijke oude centrum bestaat als het ware uit een lang plein waarlangs aan beide zijden huizen staan. Enkele honderden meters verder komen we in de haven terecht; het doel van ons bezoek.
Het motregent als we daar aankomen. De haven van Lybster is groter, complexer en duidelijk meer in gebruik dan die van Latheronwheel en dat komt wellicht omdat de haven van bij zijn ontstaan de steun en aandacht heeft genoten van belangrijke mensen.
Toen Thomas Telford, de befaamde ingenieur, tegen het einde van de 18de eeuw in opdracht van de British Fishing Society de kust van Schotland verkende met als doel de potentiele rendabiliteit ervan te onderzoeken, schreef die in zijn rapport dat de natuurlijke haven van Lybster het verdiende om verder uitgewerkt te worden. Twintig jaar later werd er een houten pier opgetrokken en in 1830 werd begonnen om die door een stenen constructie te vervangen. Die staan er nu nog en niet alleen schepen worden er aangemeerd. We vinden op de kade tal van vallen waarmee men krabben vangt.
Maar terug naar vroeger. De haven ontwikkelde zich tot thuisbasis voor meer dan 100 vissersboten. In 1882 werden de faciliteiten aangepast tot min of meer de haven zoals we ze nu zien; een indrukwekkende constructie bestaande uit meerdere kamers met een vuurtoren om de plaats van dit toevluchtsoord ook bij slechts weer vanuit zee zichtbaar te maken.
In enkele oude gebouwen vlakbij de hoge kademuren vinden we het Waterlines museum en een gezellige tearoom. We kunnen niet aan de verleiding weerstaan om beiden te bezoeken. We komen er heel wat te weten over Lybster. Onder andere hoe de vis werd gevangen, schoongemaakt en bewaard en hoe de mensen er leefden. We lezen er ook over de grote ramp die zich hier voordeed in 1848.
Stel je voor… een prachtige dag in augustus. Zowat 800 vissersboten, afkomstig van havens tussen Wick en Stonehaven zijn de zee opgevaren om haring te vangen. Na de middag slaat het weer plots om en 124 boten gaan in de golven verloren. Meer dan 100 vissers laten daarbij het leven; als het weer opklaart staan 47 weduwen en 161 wezen alleen in het leven… je kunt er een boek van schrijven en zelfs een film over maken, zo ingrijpend moet deze gebeurtenis geweest zijn in het leven van deze kleine gemeenschappen…
Met deze geschiedenis nog tussen de tanden rijden we verder in de richting van Wick. Onderweg passeren we da Whaligoe Steps waar Rhona ons over vertelde maar we stoppen er niet. We willen de plaats niets zien waar destijds, vanaf 1814, de vissersvrouwen de 365 uit de rotsen gehouwen treden beklommen om vanuit een klein haventje manden vol vis naar boven te brengen. Die werden op de top van de klippen gekuist, ingezouten en in tonnen verpakt. Vaak liepen de vrouwen echter met die manden helemaal naar Wick -10 kilometer ver!- omdat ze daar een iets betere prijs kregen voor de vangst. En terzelfdertijd leefde Britse adel en de notabelen op grote voet een zorgeloos leventje in het Edwardiaanse, Victoriaanse en Georgiaanse tijdperk.
Daarover nadenkend lijkt de weg naar Wick kort. De regen is nu overal en maakt dat Wick als een verregende, oude kat op ons overkomt. We blijven er net lang genoeg om te zien dat het stadje dringend aan een opfrisbeurt toe is. Heel wat gebouwen verkeren er in een staat van verwaarlozing. Het is de bezoeker duidelijk dat dit stadje, dat ongeveer 7.000 inwoners telt, zijn glorie van destijds heeft verloren.
Wick, vroeger bestaande uit Old Wick en Putteney, gelegen elk op een oever van de rivier Wick waar die de baai in zee gaat, is ontegensprekelijk Noors van oorsprong ( wick betekent " baai"). Het nabije heuvelfort van Garrywhin geeft aan dat de plaats al in de ijzertijd bevolkt was en tot omstreeks 1200 waren de Noorse hertogen er heer en meester. Dat de eeuwen daarna een beetje aan Wick voorbij zijn gegaan zonder grote veranderingen getuigt het feit dat het tot het gezegende jaar 1800 duurde vooraleer er een stevige brug over de rivier werd gemaakt. Daarvoor was er enkel een voetgangersbrug, gemaakt uit planken, die de beide oevers van de Wick met elkaar verbond. Kort daarna werd de haven aangelegd en kon ook hier de wonderbaarlijke vangst van de haring beginnen. Nu die industrie ter ziele is gegaan en de visserij zware klappen krijgt ligt Wick te wachten op een nieuw zetje in de rug om terug een levendig stadje te worden.In afwachting tot dat gebeurt, verlaten we Wick in noordelijke richting. En we hebben geluk. het weer klaart op.
Na een dik half uur gereden te hebben duiken in de verte de eerste huizen van John o' Groats op, het meest noordwestelijk gelegen dorpje van het Schotse vasteland. We nemen er onze intrek in het Seaview Hotel. Nog even rijden we naar de kade waar we bij de bekende wegwijzer een beeld nemen van ons en de motoren. Hoeveel motorrijders hier al hetzelfde hebben gedaan valt niet te raden maar ergens geeft het wel een zekere voldoening om hier een kiekje van te maken. Weer iets van de bucketlist gerealiseerd…
De wind is intussen in hevigheid toegenomen en onder deze omstandigheden trekken we ons liever terug in het hotel. Na de avondmaaltijd voelt de warmte van onze kamer extra gezellig aan. Onder een hemel die in deze tijd van het jaar hier nooit donker wordt kruipen we onder de wol.
De ochtend heeft goud in de mond en ook in John o' Groats is dat duidelijk het geval. De ochtendzon heeft een blauwe hemel meegebracht en beiden geven de streek een veel aangenamere aanblik dan gisteren. Na een stevig ontbijt gaan we de baan op om de omgeving te verkennen. Het dorpje zelf, dat amper 300 inwoners telt, heeft zelf niet veel om het lijf. De huizen staan er sterk verspreid en dat maakt dat je er niet echt van een dorpskern kunt spreken. Het meest opvallende gebouw is dat van het John o' Groats House Hotel dat gebouwd werd in 1875 en strak over de zee uitkijkt in de richting van de nabijgelegen Orkney eilanden.
John o' Groats kwam naar verluidt tot stand toen een Hollander, genaamd John de Groot, de toestemming kreeg van koning James IV (1473-1513) om een ferrydienst tussen Schotland en de Orkney eilanden op te zetten. Hij bouwde een huis vlakbij de plaats waar nu het John o' Groats House Hotel staat. Diverse legendes doen over hem de ronde, de ene al realistischer dan de andere…
Vanaf dit punt rijden we door een uit de zee opkomende mist naar het nabijgelegen Duncansby Head, een stuk woeste natuur dat we volgens de manager van het Seaview Hotel beslist niet mogen missen. Duncansby Head is de meest noordwestelijk gelegen plaats van het Britse vasteland. Je vindt er niet alleen dramatische vergezichten maar ook een dik zes kilometer lange kustlijn die een beschermd natuurgebied is en ondermeer de Duncansby Stacks bevat.
We rijden over een relatief smalle, kronkelende baan naar de parkeerplaats bij Duncansvy Head. Als we vanaf de vuurtoren, het Duncansby Head Lighthouse, over de strak afgegraasde weilanden naar de rand van de klippen wandelen, doen we dat in het gezelschap van een grote, vrij grazende kudde schapen.
Ondanks hun aantal komt het ons voor dat ze echt wel veel ruimte hebben; de glooiende weiden strekken zich zo ver uit als het oog kan zien. En dan komen we aan bij de prikkeldraad die de grens aangeeft tussen hemel en aarde…
De wind stormt bijna loodrecht over de rand van de klippen die hier gemakkelijk meer dan honderd meter hoog zijn. Beneden beuken de golven tegen de voet van de rotsen en daaruit verheffen zich, als reuzen uit het schuim van de zee, de Duncansby Stacks. Het zijn de resten van de geërodeerde kustlijn die als de laatste, eenzame soldaten van een gans leger verder vechten in de veldslag met de zee die al eeuwen duurt en die ze uiteindelijk toch moeten verliezen.
Fier en vrank staan de torenhoge rotsen hun mannetje door weer en wind. Tal van zeevogels hebben op hun flanken een broedplaats gevonden en vliegen aan en af zonder veel hun vleugels te bewegen. Op zo'n plaats staand kan ik de wens van de mens begrijpen om te kunnen vliegen…
Diepe, smalle kloven met horizontale lijnen tonen de evolutie aan die de landmassa hier heeft doorgemaakt. De omvang en de invloed van dat beeld is zo overweldigend dat je je als mens even héél klein, nietig en kwetsbaar voelt. De tijd die nodig was om dit alles te bouwen en terug af te breken komt als een onvatbaar element op mij over. Wat kan een glimp op de krachten van de natuur en de eeuwigheid der dagen een onvergetelijke, gigantische indruk maken!
Men zegt dat je in Schotland op één dag de vier seizoen kunt beleven en dat dat waar is bewijst het weer ons ook nu weer. Als we in westelijke richting rijden klaart het voor ons op en komen er steeds meer blauwe vlakken in de grijze hemel. De Triumph's genieten net als wij duidelijk van het goede weer, en al zijn de trips die we hen vandaag voorschotelen veeleer kort, we genieten des te meer van de ritjes. Na het middagmaal, als we aan The Castle of Mey aankomen is de zon volop van de partij. We parkeren de motoren vlakbij de tearoom en laten onze jassen, helmen en handschoenen achter bij een vriendelijke deurwachter die de toegang tot de tuin in de gaten houdt.
The Castle of Mey is gebouwd omstreeks 1570, waarschijnlijk op de grondvesten van een oudere vesting door Georges Sinclair, de 4de hertog van Gaithness voor zijn tweede zoon, William Sinclair. De oudste zoon van Georges, John, die door zijn wrede vader wegens ongehoorzaamheid gedurende meer dan zes jaar gevangen was gezet, vermoorde echter zijn broer toen die zijn plannen om te ontsnappen aan hun vader verraadde. John werd terechtgesteld en het kasteel kwam in handen van de derde zoon van de hertog. Om aan te geven dat de geschiedenis van een Schots kasteel soms de fictie kan overstijgen deze link waar U het gruwelijke verhaal van John Sinclair, the master of Gaithness, in het Engels kan lezen.
Terug naar meer moderne tijden. In 1952 is het kasteel geheel vervallen en de eigendom geworden van een zekere F.G.Heathcote, een vriend van de Sinclairs van Mey. Als Elizabeth, de "queen mother", hoort dat het te koop staat koopt ze het na lang twijfelen voor de symbolische som van één pond. Inderdaad, het water stroomt –hoe je het ook draait of keert- altijd naar de zee…
Ze restaureert het kasteel en de tuinen en komt er tot haar dood zowat elk jaar haar zomervakantie doorbrengen. De afgelegen ligging, de voor de standaard van de koninklijke familie weinig comfortabele levensomstandigheden en het noordelijke klimaat zorgen ervoor dat ze er nauwelijks of niet gestoord wordt door haar familie of onderdanen.
We bezoeken de tuinen en het kasteel en komen er tot de vaststelling dat Elisabeth zeker geen slechte smaak had. Het kasteel is sober maar smaakvol ingericht en het tochtige in de zalen en gangen geeft het gebouw iets woests wat volledig past bij de ligging. The Castle of Mey staat aan de noordkant bijna met zijn voeten in de zee terwijl de zuidkant door een groot bos wordt afgeschermd van de wereld.
Binnen in het kasteel beelden maken mag jammer genoeg niet waardoor we enkel een sfeerbeeld van de buitenkant kunnen tonen. Je zal ons op ons woord moeten geloven als we zeggen dat het interieur zeker een bezoekje waard is! En dan hebben we het nog niet gehad over de perfecte rondleiding die je er krijgt en die je een goed beeld verschaft van de opmerkelijke, verassende persoonlijkheid van Elizabeth, de queen mom, die hier voor het laatst kwam toen ze 101 jaar jong was… Als je tussen de lijnen leest van hetgeen je er verteld wordt kom je te weten wat een interessante, soms zelfs pikante, figuur Elizabeth wel was.
Als we wegrijden van The Castle of Mey rijden we even langs de boorden van de zee. Voor ons zien we in de verte de Orkney eilanden wenken maar we kunnen niet anders dan deze invitatie voor een andere keer te sparen. Ook van het geplande bezoek aan het nabijgelegen Dunnet Head, het meest noordelijk gelegen punt van het vasteland van Schotland, komt vandaag niets in huis. De wind is terug sterk komen opzetten en onder die omstandigheden rij je maar beter niet naar de rand van een schiereiland met torenhoge klippen.
In plaats daarvan rijden we naar Keiss Harbour, een klein gehuchtje aan de oostkust niet ver van John 'o Groats, dat niet alleen een pittorekst haventje heeft maar ook een mooie kustlijn. In de verte kan je de ruines zien staan van Keiss Castle. We genieten er van een zeezicht dat je zo aan de Griekse kust zou situeren. Inderdaad... vier seizoenen op één dag!
Terug naar John 'o Groats en in het Seaview Hotel komen we tot rust en stellen er orde op zaken in het stilaan gigantisch wordende fotoarchief van deze reis en vullen er onze notities aan die we later nodig gaan hebben om het verhaal uit te schrijven. Na een goed avondmaal in de gezellige bar van het Seaview Hotel hebben we weinig nodig om de slaap te vatten; de zeelucht heeft ons goed gedaan en de extra zuurstof die er in zit zorgt blijkbaar voor een goede nachtrust…
Beschrijving & evaluatie Seaview Hotel
Het Seaview Hotel is een door een familie gerund hotel. Het bestaat uit twee vrijstaande gebouwen die aan weerszijden langs de hoofdstraat van John 'o Groets zijn gelegen. Je kan het dus maar moeilijk missen als je er aan komt. In weerwil met wat je -afgaande op de naam- zou kunnen verwachten is de zee enkele honderden meters verder gelegen; je ziet het water vanuit het hotel in de verte liggen.
Aan de kleine ontvangstbalie gaat alles snel, vriendelijk en efficiënt. In een mum van tijd zijn de plichtplegingen afgerond en kan je je kamer betrekken. Die kamers kunnen zowel met een dubbel als met twee aparte bedden uitgerust zijn. Er zijn ook familiekamers waar 5 personen kunnen slapen. Handig is dat alle kamers voorzien zijn van gordijnen die het zonlicht geheel buiten sluiten; op een plaats waar in de zomer de zon nauwelijks onder gaat is dat zeker geen overbodige luxe.
De kamers zijn proper en modern ingericht. Overbodige luxe zal je er vruchteloos zoeken maar alles is wel aanwezig om je verblijf aangenaam te maken. Draadloos internet, mobile telefoons… alles werkt er zoals bij ons! Je kan zowel kiezen voor een kamer met privé badkamer of voor een kamer met een gemeenschappelijke badkamer op de gang. Het ruime assortiment van kamers en formules vind je op de website van het Seaview Hotel. Alle logementen hebben voorzieningen om koffie of thee te zetten op de kamer.
Goed om weten is dat sommige kamers net naast een parkeerplaats zijn gelegen waar je gemakkelijk twee motoren stalt. Kies je voor zo'n kamer dan staat je motor letterlijk op enkele meters afstand van je bed en kan je hem van daaruit zien. Wil je je motor binnen laten overnachten dan is dat mogelijk; er is aan het hotel een speciale fietsstalling voorzien waar je op aanvraag ook je motor kunt onderbrengen. Eén en ander is natuurlijk af te spreken bij de reservatie van je logement.
In de bar van het hotel kan je –onder andere – kiezen uit 130 verschillende whisky soorten én een plaatselijk gebruiwen biertje. Natuurlijk is er ook andere drank voorzien én kan je er een heerlijk barmeal eten. Een barmeal is een warm gerecht dat in een pub of in de bar van het hotel geserveerd wordt. De keuze van schotels is groot genoeg in het Seaview Hotel en de prijs/kwaliteit van het gebodene is ronduit goed.
Terwijl je er eet of drinkt kan je er op een 50 inch scherm televisie kijken of een spelletje darts spelen. De lokale bevolking kan je er eveneens ontmoeten wanneer die zich komt ontspannen. Zowel in de bar als in de rest van het hotel is de bediening vriendelijk en accuraat. Heb je een vraag dat word je meteen geholpen.
Het ontbijt dat er aangeboden wordt mag er zijn. Zowel de liefhebber van een echt (warm) Schots ontbijt als de aanhangers van continentaal tafelen komen er aan hun trekken. Het gebodene is vers en goed klaargemaakt en er is meer dan genoeg voor iedereen. De ontbijtruimte is bovendien ruim en aangenaam ingericht waardoor je je dag onder ideale omstandigheden kunt beginnen.
Het Seaview Hotel, dat het gehele jaar door geopend is, is door al die positieve noten zeer populair bij de bezoekers aan John 'o Groat. Ook de democratische prijzen zijn daar natuurlijk niet vreemd aan. Je boekt dus maar beter op tijd je kamer(s). Alle informatie over het hotel –inclusief de booking van je kamer(s)- kan je terugvinden op de duidelijke website van het hotel. Heb je desondanks nog een specifieke vraag aarzel dan niet via mail of telefoon contact op te nemen. U wordt door ervaren mensen snel en afdoend geholpen.
Lees ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 & deel 9!
We danken onze sponsors die dit project helpen realiseren: