Project North Coast 500(deel 8)
Lees ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 & deel 9 !
Als ik wakker wordt moet ik even nadenken over waar ik ben. De grote lichte kamer, het hoge plafond, het enorme bed, de oude meubels… juist, we hebben de afgelopen nacht in Torridon House geslapen, een kasteeltje aan de oevers van Loch Torridon.
Klik op de beelden voor een grotere versie
Na de ochtendrituelen gaan we naar beneden op zoek naar ons ontbijt. Als we via de trappen naar de monumentale inkomhal afdalen zien we de kinderen van het huis door de hall naar de ontbijtkamer stormen op hun fietsjes. Die kunnen zich zeker niet voorstellen hoe het aanvoelt om in een huis met gewone afmetingen te wonen. Die gaan later dus nog straf verschieten denk ik als ze later elders gaan moeten wonen en stap de ontbijtkamer binnen.
Aan een enorme tafel, waaraan minstens 15 mensen kunnen aan plaatsnemen, zitten reeds enkele gasten te eten. We kiezen een plaatsje en bedienen ons aan het buffet. De gastvrouw komt fris en monter de kamer binnen en zet ons vriendelijk groetend een verse kan koffie klaar. De zon schijnt door de grote ramen naar binnen en verlicht zacht de oude muren en de uit brede planken bestaande houten vloer. De moderne schilderijen aan de muur passen naar mijn gevoel niet echt in dit interieur maar over smaak en kleuren valt nu eenmaal niet te twisten.
We laten het ons smaken en nemen ons voor daarna –voor we vertrekken- nog even een wandeling te maken in de directe omgeving van het kasteel. Net als we van plan zijn om daaraan te beginnen houdt de gastvrouw ons staande; ze heeft aan één van de gasten beloofd om bij het ontbijt een klein stukje Schotse muziek op haar viool te spelen en gaat dat nu doen. Al snel klinken de meeslepende tonen door het huis. Het tafereel van de enthousiaste gasten en de gedrevenheid van de gastvrouw/violiste zorgen voor een onvergetelijke herinnering.
Het is een beetje fris als we buiten komen maar de zon schijnt en de hemel vertoont blauwe vlakken. Achter het kasteelgebouw rijst Ben Alligin op. Die heeft twee pieken die respectievelijk 922 en 986 meter boven de zeespiegel uitsteken. Kan je nagaan wat een prachtig zicht je vanaf die toppen moet hebben op het omliggende landschap. Jammer genoeg zal het beklimmen van Ben Alligin op een andere keer moeten want deze keer hebben we daar echt geen tijd voor.
We kuieren door de tuin van Torridon House en komen zo bij de Abhain Coire MhicNobail, het riviertje met de voor vreemdelingen onuitspreekbane naam dat vlakbij het kasteel zich een weg baant van het heuvellandschap naar Upper Torridon Loch. Het water stroomt vrolijk langs de met stenen muurtjes versterkte oevers. Wie weet hoeveel water en met welk geweld dat in de winter hier naar beneden komt!
We volgen de loop van de rivier enkele honderden meters stroomopwaarts en komen zo bij de bijgebouwen van het kasteel. Een stapel vers gezaagde balken en stapels brandhout tonen ons dat de omliggende bossen wel degelijk worden geëxploiteerd. Als er uit één van de gebouwen een sterk zoemend geluid tot ons doordringt kunnen we het niet laten om even nieuwsgierig door de ramen naar binnen te kijken. Wat we zien is een oude machine waarvan ik vermoed dat ze minstens 100 jaar oud moet zijn. Ik meen er een turbine in te ontdekken maar daar ben ik lang niet zeker van.
Terwijl we terug naar de voorkant van het kasteel wandelen komen we Felix, de eigenaar van Torridon tegen. We raken in gesprek en ook de machine in het bijgebouw komt ter sprake. Als we op zijn vraag of we de machine van dichtbij willen zien bevestigend antwoorden lopen we samen terug en gaan het bijgebouw binnen.
Felix bevestigd mijn vermoeden dat het een waterturbine is. Ze staat er al sinds het begin van vorige eeuw en maakt met de kracht van het water van de rivier elektriciteit voor het kasteel en de bijgebouwen. Aan de achterkant van de machine is er nog een aankoppeling te zien voor de aandrijving van een zaagmachine. Daarmee werden destijds de bomen tot planken en balken verzaagd.
Terwijl we naar het hoofdgebouw teruglopen vertelt Felix ons dat de turbine binnenkort stroom zal opwekken voor een warmtepomp installatie die het gehele gebouw zal kunnen verwarmen. Dat dat geen overbodige luxe zal zijn is duidelijk; een dergelijk groot gebouw verwarmen is in dit klimaat anders onbetaalbaar. Maar het water van de rivier brengt dus samen met dat van het loch in dit geval een betaalbare, ecologisch verantwoorde uitkomst. En daar houdt Felix von Racknitz en zijn familie wel van, daarvoor zijn ze naar hier komen wonen. En dat blijkt ook als we afscheid nemen. Onze gastvrouw staat dan net op het punt om één van haar kinderen te leren vliegvissen in de rivier. Juist, je zou op deze levenswijze héél snel jaloers kunnen worden!
Het is met spijt dat we van Torridon House en zijn bewoners afscheid nemen maar we worden daarvoor meteen beloond met prachtige landschappen. We rijden via de boorden van Upper Loch Torridon naar het gelijknamige dorpje en gaan dan zuidwaards op de A896 via Balgy terug naar Shieldaig. Net voorbij dit mooie kustplaatsje slaan we rechtsaf naar het noordwesten in de richting van Ardheslaig.
De vergelijking van de weg die we nu volgen en "the wee road of Sutherland" dringt zich meteen op. Ook deze éénvaksweg spaart kosten noch moeite om zo kronkelend mogelijk door het landschap te lopen. Heel regelmatig denken we dat we aan het einde van de weg zijn komen, zo abrupt zijn de bochten en de toppen van de hellingen. De vergezichten over de zee die we af en toe aangeboden krijgen lonen echter meer dan de moeite, om nog maar van de aanblik van het ruwe binnenland te zwijgen.
We rijden geruime tijd door deze fantastische woestenij zonder ook maar één levende ziel tegen te komen. Daarna worden we op korte tijd geconfronteerd met enkele tegenliggers. Eén daarvan is een mobilehome die zich steunend een weg baant naar de top van een heuvel. We gaan eerbiedig langs de kant op een passing place staan en wensen de bestuurder goede reis terwijl hij ons bijna stapvoets voorbij rijdt.
En zo passeren we de gehuchtjes Fearnmore, Kalnakill en Lonbain. Ze bestaan uit enkele uiteenslaande huisjes en boerderijen die allemaal dicht bij de zee staan. In de heide, die vlak bij de rand van het vasteland ophoudt te bestaan, zien we de sporen van ruïnes van huizen en de restanten van stenen muurtjes die de percelen afbakenden. Het is duidelijk dat de bevolking hier is weggetrokken -of weggepest tijdens de clearing- en elders op zoek ging naar een -financieel- rijker bestaan. Of ze daarbij ook een beter leven hebben gevonden blijft nog maar de vraag…
Vanaf de kustweg tussen Lonbain en Applecross Bay hebben we een prachtig uitzicht over de zee en de eilanden Rona en Raasy, die net niet in staat zijn om de Black Cuillin, de bergketen van het daarachter liggende eiland Skye, te verbergen. Die kleuren van de bergen zijn onder de invloed van het UV licht bijna lichtblauw en contrasteren amper tegen de al even lichtblauwe hemel. Luchtig geschilderde wolken –als in een lichtvoetig aquarel decors gevat- geven het geheel iets mediterraans. En dat terwijl je toch heel wat meer noordelijker op de aardbol zit!
Als we bij Applecross Bay aankomen zien we dat dit eens zo verlaten oord nu heel wat volk heeft aangetrokken. Mensen met kampeerwagens, fietsers, motorrijders en automobilisten hebben zich hier verzameld. Terwijl de ene groep de Applecross ervaring al achter de rug heeft staat de andere groep zich op te maken om eraan te beginnen.
Het korte ritje vanaf de kustlijn naar het gehuchtje van Applecross is slechts een flauwe opwarmingsoefening in vergelijking wat je te wachten staat. In Applecross kan je brandstof tanken aan het eerste tankstation met zelfbediening dat ooit in de UK in gebruik werd genomen. Op enkele terrasjes kan je de innerlijke mens versterken en natuurlijk kan je een korte wandeling maken langs Shore Street, de huisjesrij die zowat de kern vormt van deze oude leefgemeenschap. Je ziet er hier en daar beelden van de Applecross Pass in vroegere tijden en die zien er heel veelbelovend uit...!
Het schiereiland draagt dan wel de naam Applecross, de leefgemeenschap leeft verspreid over kleine gehuchtjes zoals daar zijn Sand, Culduie, Toscaig en nog heel wat andere. Het totaal aantal bewoners wordt op niet meer dan +/- 550 mensen geschat. En dat terwijl het schiereiland meer dan 300 vierkante kilometer groot is. In de zomermaanden is er natuurlijk meer volk onderweg, de NC500 is van sinds zijn oprichting een groot succes en zorgt voor zowel meer mensen als een grotere financiële welstand bij de plaatselijke bevolking. De keerzijde van de medaille is natuurlijk dat het prachtige, desolate karakter van deze streek gedurende die tijd van het jaar sterk in het gedrang komt.
De vroegste bronnen vermelden de streek als de plaats waar in 672 Saint Máelrubai een abdij vormde. Maar ook van vroegere tekens van bewoning is sprake, in het nabijgelegen Sand is er een belangrijke archeologische vindplaats waar restanten van bewoning die 7.500 jaar oud zijn werden gevonden. Dat de overheid ook in dit ogenschijnlijk godvergeten oord quasi onopgemerkt zijn activiteiten ontplooit is een publiek geheim. In de zeestraat tussen Applecross en Raasy duiken geregeld duikboten op, er worden naar verluidt maritieme wapens getest en een marinebasis houdt er de onderwateractiviteiten in dit deel van de zee voor Schotland in de gaten.
Van dat alles is echter geen spoor te zien als we de baan op gaan naar de Applecross pass. Vanuit Shore Street klimt de weg eerst zachtjes en daarna steeds steiler naar boven. De weg versmalt tot een single track en links en rechts van de weg zien we al snel alleen maar velden, heide rotsen en de hemel. We stijgen steeds meer en komen zo op een kleine parking uit die dik 600 meter boven de zeespiegel ligt. Het is er merkbaar kouder dan op zeeniveau en hier en daar hangt zelfs een sliertje mist om het allemaal nog wat opwindender te maken. Op een kleine parking net voor de plaats waar de eigenlijke afdaling begint hebben zich enkele motorrijders verzameld. Of ze de afdaling voor zich hebben of de klim hebben afgerond is niet duidelijk maar dat er eeb bepaalde spanning in de lucht hangt is duidelijk.
Vanaf hier begint het echte werk, vanaf hier beginnen we de afdaling van de Applecross pass, in de volksmond ook Bealach na Bà genoemd, vrij vertaald "de pas van het vee". En die naam is vrij toepasselijk, wie hoogtevrees heeft voelt zich hier waarschijnlijk als een stuk vee dat naar de slachtbank wordt geleid.
De smalle weg, die pas in 1822 werd aangelegd, werpt zich vanaf dit punt als een slang naar beneden in de kloof die op korte afstand de dik 600 meter hoogte overbrugt. De weg telt heel wat onoverzichtelijke haarspeldbochten en is pas sinds recente tijden voor een goed deel van vangrails voorzien. De eerste keer dat ik hier kwam, alweer jaren geleden, waren het nog grote granietblokken die de rand van de weg en het begin van het ravijn aanduidden.
Je mag er zeker van zijn, dit stuk weg is alles behalve geschikt voor onervaren bestuurders en beginnende motorrijders. Je kan met een bestelwagen en een kleine mobilhome hier nog net uit de voeten maar voor motorhomes, caravans en vrachtwagens is er geen beginnen aan. Daarvoor zijn de haarspeldbochten te nauw en de hellingsgraad te groot. 20% is niet niets, zeker niet als de weg draait en keert als een dol geworden ratelslang. Daarbij is het aantal passing places over het traject heel miniem gehouden. Rij je op deze weg met een motor dan kan je maar beter zorgen dat je niet klem komt te staan. Van een helling van 20% omlaag rijden is met een motor, zeker als die volgepakt is met bagage, geen grapje en omkeren is op de smalle weg al helemaal geen optie. Van mooie beelden maken is even geen sprake; veiligheid voor alles hier!
We slaken een nauwelijks verdoken zucht van verlichting als we het steilste stuk achter de rug hebben. We worden voor onze inspanningen beloond met het zicht op Loch Kishorn en draaien even later de A896 op die we eerst in zuidelijke richting en daarna naar het oosten volgen. Niet lang daarna komen we in het pittoresk aandoende Lochcarron aan. De aanwijzingen van onze GPS dame volgend vinden we al snel Loch Dubh B&B op de heuvelrug achter de dorpskern. We parkeren de motoren op de mooie vlakke parking net voor het huis en als we afstappen hebben we een prachtig uitzicht over het loch en de daarachter liggende heuvelruggen.
Tevreden dat we goed zijn aangekomen melden we ons aan bij Emma MacKenzie, de eigenares van deze prachtige locatie. Ze wijst ons onze kamer en nadat we uitgepakt hebben maken we ons klaar voor een rustige wandeling naar het dorp waar we op het terras van een klein restaurantje mossels gaan eten die in de buurt getrokken zijn. De zon daalt daarbij achter de heuvels maar blijft ondanks het late uur nog veel licht geven. De Schotse Highlands in de zomer en bij goed weer; wat kan daar tegenop?
Als we de volgende morgen wakker worden genieten vanuit ons bed van het prachtige uitzicht dat we hebben over het loch en de bergen. Het uitgebreide ontbijt dat Emma voor ons kookt wordt op korte tijd naar binnen gewerkt en niet zoveel later gaan we alweer op weg om de omgeving te verkennen.
Onze eerste keuze, om de ruïne van Strome Castle te bezoeken, wordt ons door Emma afgeraden. Volgens haar is er te weinig van het kasteel overgebleven om echt interessant te zijn. Omdat we ons reeds voor ons vertrek voorgenomen hebben om een stukje echte Schotse tweed te kopen rijden we desondanks even later via Church Street in de richting van de overblijfsels van Strome Castle maar met als doel de Lochcarron Weavers. De richtlijnen die Emma ons gaf waren niet mis te verstaan geweest: rij zolang tot je denkt dat je te ver gereden bent en rij dan nog even verder. Je zal de Lochcarron Weavers vinden op je linkerkant en aan je rechter is een kleine parking waar je je motoren kan stallen.
En natuurlijk heeft ze gelijk; midden in het groen, op een plaats waar je denkt eerder een hobbithuis te vinden dan een tweedshop, staan we oog in oog met een laag bouwwerk dat de naam Lochcarron Weavers draagt. We parkeren de motoren en gaan naar binnen en komen zo in een totaal andere wereld terecht.
Overal waar we kijken liggen rollen stoffen en hangt prachtige wollen kledij aan de rekken. De hele winkel, die verrassend groot en diep is, straalt tijdloosheid, degelijkheid en warmte uit. Wie hier zijn keuze niet vindt zal ook nergens anders aan zijn trekken komen. Het aantal tartans is overweldigend en de designs gaan daarvan terug tot in de duistere tijden. Tenminste, dat denk je als je als niets vermoedende toerist hier binnenloopt. In de praktijk is het mogelijk om je eigen tartan te maken en die te laten registreren. Eenmaal dat gedaan bestaan jouw "kleuren" officieel en kan je ze ook bij de Lochcarron Weavers laten weven. Wij kiezen echter voor twee lappen traditionele Schotse kleuren -van welke clan ze zijn weten we niet- en nemen ons voor daarvan thuis kussenslopen te laten maken. Misschien een goede tip: ben je hetzelfde van plan vraag de uitbaatster dan naar de afdeling waar de restjes worden bewaard. Zoniet betaal je een bepaald niet gering bedrag voor een metertje van deze kwaliteitsstof!
Terug in Lochcarron maken we een wandeling door het dorp. De hoofdstraat loopt evenwijdig met de noordelijke oever van het loch en wordt gevormd door een lange rij lage huizen. Toen ik hier een eeuwigheid geleden de eerste keer kwam was hier nauwelijks beweging te zien maar nu hebben er zich een winkel, een benzinepomp, enkele cafés en eetgelegenheden en een garage gevestigd.
Niets is groots opgevat maar alles is wel op mensenmaat en de kwaliteit is er goed en de bediening vriendelijk. We gebruiken het middagmaal met uitzicht op het loch en gaan na het dessert op pad om op aanraden van Emma Attadale Gardens te bezoeken.
Ver moeten we daarvoor niet rijden; Attadale Gardens ligt aan de andere kant van het loch. We volgen dus de A896 voor enkele kilometers in oostelijke richting slaan vervolgens rechtsaf op de A890 en volgen die in de richting van Plockton. Na amper een kwartiertje rijden zien we op onze linkerkant Attadalme Estate en parkeren er onze motoren op de zo goed als lege parkeerplaats.
Ik hoor jullie al denken "wat moet je als motorrijder in een tuin gaan zoeken?". Een vraag die voor de hand ligt maar tenslotte kan je niet altijd in het zadel zitten en in Attadale krijg je meer te zien dan alleen maar een verrassend mooie tuin. Wie dit landgoed bezoekt krijgt naast de tuin namelijk een heel goed beeld van hoe de gefortuneerde Schotten -die van de natuur houden- graag wonen.
Attadale Gardens maakt deel uit van de iets meer dan 12000 hectaren grote Attadale Estate dat zich uitstrekt van Loch Carron naar Loch Morar. Het centrale huis werd gebouwd in 1755 door Donald Matherson maar die ging bankroet en moest het huis verkopen. Een van zijn zonen, Alexander, wist echter van aanpakken. Hij stichtte met kapitein William Jardine in 1832 op Macao een bedrijf dat opium transporteerde van India naar Canton en later thee naar Groot Brittannië. Hij maakte op die manier fortuin en het bedrijf –dat nu Jardine Matheson Holdings Limited noemt- floreert nog steeds.
Alexander keerde naar Schotland terug en kocht daar de voormalige bezittingen van de familie Matherson terug. Hij was ook verantwoordelijk voor de aanleg van de spoorlijn tussen Inverness en Kyle of Lochalsh. Toen Alexander in 1880 stierf huurde de Duiste bankier Schroder het goed en werd in 1910 de eigenaar. Zijn zoon, kapitein William Schroder, legde de tuin aan. Na diens dood werd het landgoed verkocht aan de van het eiland Skye afkomstige familie Macpherson. Of hoe een dubbeltje rollen kan…!
De tuin is iets meer dan 8 hectaren groot en omvat het centrale huis. Het is niet zomaar een tuin maar een smaakvol aangelegd arboretum. De oorspronkelijke tuin werd in de jaren '80 grotendeels vernield door zware stormen die de oude Schotse dennen neerhaalden. Nicky Macpherson liet met typisch Schots doorzettingsvermogen kort daarna meer dan 1.000 nieuwe bomen aanplanten. En daarmee was haar werk niet af; ze legde een geheel nieuwe tuin aan compleet met waterpartijen en tuinsculpturen. Een keukentuin kwam er ook en in de loop van 30 jaar tuinieren bracht ze honderden plantensoorten naar Attadale Gardens. Nicky Macpherson stierf in 2018 maar liet ons een onvergetelijke creatie na.
Als we de motoren geparkeerd hebben op de zo goed als lege parking lopen we al snel Nicky's wondere wereld binnen. We worden er vriendelijk ontvangen door een jongedame die ons wegwijs maakt in de tuin en ons een plannetje ervan in de hand stopt. We laten al snel de asfalt oprit voor wat hij is en volgen het goed aangeduide wandelpaadje dat ons over de heuvelflank voert. Daarna vallen we van de ene verbazing in de andere.
Elke keer dat je de hoek omkomt sta je voor een nieuw, verrassend tuinlandschap. De ene keer sta je onder schaduw gevende bomen tussen tal van varens, de andere keer kom je terecht in een Japanse tuin, dan weer sta je plots midden in een keukentuin en daarna loop je verbaast rond te kijken in een formeel aangelegde tuin die het strak gelijnde centrale huis omringt.
Naast het huis, in één van de bijgebouwtjes, ontdekken we een self service tearoom. Je kan er een natje en een droogje gebruiken en even aan tafel gaan zitten. Afrekenen doe je door het gepaste geld in een pot te stoppen. Iets wat de bezoekers ook doen; probeer dat in België en je tearoom en de kassa is leeg vooraleer je het woord "self service" kunt uitspreken…
De rust die van het geheel uitgaat werkt louterend. De vormen, de kleuren en de geuren die op je af komen zijn pretentieloos maar tegelijkertijd ook voornaam en vriendelijk. Wie inspiratie wil opdoen voor een tuin is hier aan het juiste adres en wie eventjes verpozing zoekt na een lange interessante reis langs de ruwe noordkust van Schotland komt hier evengoed aan zijn trekken.
Die avond maken we nog een wandeling langs de boorden van het loch Carron. Er waait een flauwe bries en de zon verdwijnt majestueus achter de heuvels terwijl een donkere wolk de hemel vult. Aan een waslijn hangen kleren te drogen die ons uit lijken te wuiven. Morgen rijden we langs Inverness, de plaats waar onze tocht over de North Coast 500 begon naar Moffat en via Hull en de Noordzee naar huis terug.
Beschrijving & evaluatie Loch Dubh B&B
Loch Dubh B&B is uniek gelegen in Lochcarron. Het huis ligt aan het eind van een doodlopende straat die parallel met de hoofdstraat en dus ook met de noordkust van het loch ligt. Die straat beklimt gaandeweg de heuvelflank en maakt dat je een ongeëvenaard uitzicht hebt op de omliggende heuvels en het loch. Desondanks ligt het dorp op wandelafstand en is alles dus heel gemakkelijk bereikbaar.
Een brede, geasfalteerde oprit leidt je naar het huis. De parkeerplaats is vlak en er is plaats voor verschillende motoren en auto's. Fietsen kunnen desgewenst in een afgesloten staanplaats maar niemand zal er ook maar aan denken om ongevraagd op het domein te komen, laat staan wagen. Daar zorgt het geblaf van de alerte hond des huizes wel voor.
Andrew en Emma Mackenzie, de eigenaars van het domein, hebben aan alles gedacht om hun gasten het leven aangenaam te maken.De twee B&B kamers die ze aanbieden zijn gelegen in hun eigen ruime, modern opgevatte huis dat voor de gasten open is tussen 1 april en 31 oktober.
Je hebt de keuze tussen een kamer voor 2 of eentje voor 3 personen. Beiden hebben een aanpalende privé badkamer en toilet. De kamers zijn ruim en beschikken over voldoende opslagplaats voor kledij en bagage. Je beschikt over een moderne televisie, een goede internetverbinding en de mogelijkheid om op je kamer thee of koffie te zetten. Wil je niet in je kamer blijven dan kan je gebruik maken van de grote leefruimte in het huis. Je zal er verwend worden met het uitzicht door de grote ramen en de gezellige inrichting.
Het ontbijt is een combinatie van een rijkelijk gevuld buffet en warme gerechten. De keuze is groot en de kwaliteit perfect dus kan je er zeker van zijn dat iedereen voldaan van tafel gaat. Doe je liever aan self catering –maak je liever zelf je potje klaar- dan kan dat ook. Andrew en Emma hebben ook een self catering chalet en een vakantiehuis waar tot 8 mensen kunnen overnachten. Elke accommodatie is smaakvol ingericht en uitgerust met het nodige. Er is voorzien in faciliteiten om eventueel natte (motor)kledij te drogen.
Verblijf je bij Andrew en Emma dan kan je van een wel heel exclusieve extra gebruik maken. De Mackenzie familie heeft namelijk zijn eigen privé visvijver waar je kunt vliegvissen op forel. Je dient daartoe wel je eigen visgerei mee te brengen, maar dat is waarschijnlijk geen probleem als je een liefhebber bent.
Andrew en Emma gaven je graag alle info over de streek en zijn bezienswaardigheden. Het zijn heel vriendelijke mensen met een no nonsens mentaliteit die ervoor zorgen dat je je welkom voelt en meteen thuis in hun accomodaties. Het grootste pluspunt van Loch Dubh B&B is echter zijn ligging. Applecross, Skye, Eilean Donan Castle, Kyle of Lochalsh en andere prachtige locaties liggen op amper een uurtje rijden. Er is in en om Lochcarron ook van alles en nog wat te zien en te doen; iedereen komt hier aan zijn trekken zolang je natuurliefhebber bent. In de onmiddellijke nabijheid leven er herten, goudarenden, marters, otters… kortom, op deze plaats zit je midden in de natuur.
Kort samengevat kunnen we stellen dat Loch Dubh B&B de ideale uitvalsbasis is voor wie het noordwesten van Schotland wil verkennen. Via de A890, een ruime tweevaksbaan, sta je gemakkelijk op een uurtje of twee in Inverness. Meer info over Loch Dubh B&B vind je op hun goed gestructureerde website.
Lees ook deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8 & deel 9!
We danken onze sponsors die dit project helpen realiseren: