Cafébezoek

Share Ik ga niet veel op café en dat komt omdat ik geen stamcafé heb. Ooit had ik er niet één maar meerdere, maar daar heb ik op de duur moeten vanaf zien. 't Was niet meer te harden; vanaf het moment dat men wist wat ik voor de kost deed, had ik geen minuut rust meer. Diegenen die met de motor reden, wilden altijd over van alles mijn mening of schuwden me als de pest. De niet-motorrijders die verlegen zaten om een babbeltje wisten me ook meer te onpas dan te pas te vinden; een dankbaar gespreksonderwerp toch die prachtige motoren, zeker als je door je voorraad lulverhalen heen bent en de hoeveelheid bloed in je alcohol dramatische vormen heeft aangenomen.
Neen, ik hoef geen stamcafé meer. Als ik al op café ga, dan doe ik dat liever ergens waar niemand me kent en op die momenten dat het gros van de mensheid verondersteld wordt om aan het werk te zijn. De werklozen kom je op die momenten ook niet tegen, want die hebben het te druk met op daguitstap te gaan of in het zwart te werken. Maar dat terzijde. Ik beperk mijn cafégang niet uit snobisme, verre van, en ook zeker niet omdat ik mezelf belangrijk vind, maar het is simpelweg anders niet leuk meer. Stel dat een frituurhouder in zijn vrije tijd constant de vraag krijgt hoe je nu best een frietje bakt, die man zou het toch ook de keel gaan uithangen. Begrijp je? De eerste week van maart was meteen de goeie voor een undercover cafébezoek; voor het eerst kon je zonder daarna losgebeiteld te moeten worden van je stoel een terrasje doen. Netjes uit de wind, met het zicht op de zonovergoten wereld die bovendien vlak bij mij nog opgefleurd werd door de aanwezigheid van een ongelooflijk slank en sexy ogende Derbi GPR, genoot ik voor het eerst in tijden van een koffietje verkeerd in open lucht. Van die eerste kwam een tweede en net toen die prachtig loom bewegende dienster een derde exemplaar heupwiegend naar me toebracht en me met een hese stem het gloeiend hete drankje aanbood, gebeurde het. Neen, ik vroeg niet haar telefoonnummer - er is al genoeg miserie in deze wereld - maar er kwam een man op me af. Moet je verdomme als Vlaming in een godvergeten vissersoord zitten aan de Zeelandse kust en kom je nog een ouwe cafékennis tegen. Zou je het erom doen, het zou je niet lukken, zoveel is zeker. De man had duidelijk betere tijden gekend en de blik waarmee de dienster haar nieuwe klant monsterde, bewees me dat er met de kwaliteit van mijn ogen niets mis was. Zijn gezicht was wellicht even gerimpeld als op het moment dat hij, nu een eeuwigheid geleden, ter wereld kwam. De stoppelbaard van een week die hij droeg, had hij toen hopelijk niet gehad, 't moet als vrouw al hard genoeg zijn om zo'n creatuur ter wereld te brengen. Om van het opvoeden nog maar niet te spreken. Er gaat veel energie verloren in deze wereld, en niet alleen door het licht in de keuken te laten branden als iedereen al in de huiskamer zit… Luciano, zoals ik mijn oude kennis wegens de wet op de privacy in dit stukje maar zal noemen, had me blijkbaar vanaf de stoep in de smiezen gekregen, want hij kwam met open armen op me toe. Er was geen ontkomen aan, ik zat als een bokser gevangen in de ring gevormd door het hoekje tussen de gevel van het café en de zijkant van de afsluiting van het terras. Panikeren deed ik gelukkig niet, in mijn binnenste hield ik mijn handen voor mijn gezicht en mijn ellebogen voor mijn maag, ik was klaar om de mentale klappen te incasseren. De gevreesde mannenkus, in Vlaanderen recentelijk geïntroduceerd door hier al dan niet illegaal verblijvende Noord-Afrikanen, verdwaalde Walen en opportunistische nichten, bleef me gelukkig bespaard. Ik was er trouwens zeker van dat die nog beter te verteren zou blijken dan de man zijn adem. Zo te zien had hij zich, nog voor hij buitenkwam, wel erg goed gewapend tegen de kou… Zaten we zoals zovele keren in het duistere verleden gebeurd was face a face alleen op het terras. Het enige verschil was dat het nu klaarlichte dag was en toen steevast ruim na middernacht. Bij de dienster, die er zich politiek verantwoord stilletjes van tussen had willen muizen, had Luciano, zonder haar ook maar een blik waardig te gunnen, een porto besteld waardoor ik meteen wist hoe laat het was. Als het bier er niet meer in wil blijven, wordt het porto om de stand van de alcohol op peil te houden. De centen moesten ook zowat op zijn, want anders had hij erop gestaan om me een glas te trakteren, zo kende ik hem wel. Maar tijd om daarover te mijmeren, kreeg ik niet. Luciano stak van wal met zijn verhaal dat me nog lang zou bijblijven, zoveel is zeker. Zijn openingszin "ik ben blij dat ik je tref, jij bent de enige die mij kan verstaan", was dan wel zo cliché als maar kon zijn, wat volgde was dat zeker niet… "Je weet, ik kom niet veel op straat maar als ik op straat kom dan heb ik mijn ogen open", vertrouwde hij me samenzweerderig toe. "Eigenlijk zou ik dat op straat liever wat minder doen, mijn ogen openhouden, want een mens ziet daar nogal wat de laatste tijd, maar dat kan nu eenmaal niet anders. Een mens zou anders ongelukken doen, en daar zit natuurlijk niemand op te wachten. Maar van dat laatste ben ik momenteel helemaal niet meer zeker. Gisteren reed ik bijvoorbeeld met mijn motor op de autostrade en wat dacht je, natuurlijk begon het pijpenstelen te regenen. Met mijn kans op geluk verschiet ik daar niet van weet je, maar van al die vrachtwagens die plots in de regen met alle macht op het tweede vak willen gaan rijden wel. Wet is wet, ook al ben je de bestuurder van een tonnen wegend monster op de weg. Die klojo's moesten ze van mijn part aan hun piepel ophangen aan een hoge populier en dan nog liefst als het fel waait. Dan bewegen populieren lekker hevig over en weer snap je?!" Ik knikte bevestigend en vroeg me af waar hij naartoe wou met zijn verhaal. Alsof hij mijn gedachten kon lezen, kwam hij meteen met het antwoord op mijn vraag aandraven. "Vaklui noemt dat schorremorrie zich dan, dat staan ze zelfbewierrokend voor iedereen die het horen wil uit te dragen aan de toog. Nou, echte camionchauffeurs doen zo geen stommigheden, neem dat van mij aan maar. Het probleem is dat er de dag van vandaag geen eergevoel meer in de mensen zit. Laat staan dat ze zich betrokken voelen bij wat ze doen of er de verantwoordelijkheid voor willen dragen. Voorbeelden? Ik heb er genoeg!", pareerde hij zonder het te beseffen mijn nog niet uitgesproken twijfels. "Weet je, gisteren bijvoorbeeld was ik op de baan voor een interview. Sta ik na dik honderd kilometer in de regen gereden te hebben een frietje te steken op nog geen vijfhonderd meter van de plaats van de afspraak als mijn gsm overgaat. Blijkt het die man te zijn waarmee ik een afspraak had. Die was tot de conclusie gekomen dat hij mij dubbel geboekt had in zijn agenda. Het interview kon niet plaatsvinden, moest verschoven worden naar een andere datum. Dat krijgt een mens te horen nog geen half uur voordat de afspraak verondersteld wordt plaats te vinden. Het resultaat? Geen interview, centen voor benzine letterlijk in het water gegooid, een hoop tijdverlies en een humeur dat voor die dag een flinke deuk oploopt. Alsof ik nog niet genoeg ergernis had gehad in die vrachtwagenchauffeurs! Tussen haakjes; die mannen met hun dikke auto's kunnen er ook wat van. Als ik een terreinwagen zie of een donkere break dan kijk ik meteen dubbel zo goed uit mijn doppen. Je kunt het niet geloven wat de bestuurders van die dingen op de baan durven uit te vreten. 't Is alsof ze samen met hun autosleutels de wet in hun zak hebben, want ze doen maar raak. Is het je nog niet opgevallen dat het bijna altijd met een dure wagen is dat je ei zo na in de vernieling wordt gereden? En dat, mijn beste vriend, is een teken aan de wand, daar zit een heel pak psychologie achter!" Luciano kapte de laatste druppel van zijn porto naar binnen, bestelde in één adem een tweede, en bekeek me dan alsof hij pas nu zag dat hij samen met mij aan tafel zat. Dan ging hij op zijn elan verder, het moest eruit blijkbaar, de waterval was nu niet meer te stoppen. Zelfs met alle atoomkracht in de wereld en de oorlogszucht van heel Amerika erachter lukt dat niet meer, dat weet ik uit ervaring. Luisteren, ondergaan, het doorstaan; 't is het enige wat er in gegeven omstandigheden opzit. "Zeg me nu niet dat het jou nog niet is opgevallen; 't zijn altijd de dure bakken die de goedkopere uit de weg willen zien gaan. Een oude, kramikkige Polo die een glimmende, nieuwe dikke Audi van de baan wil duwen? Dat kon je vroeger al eens zien maar nu niet meer. De maatschappij zit zo niet meer in mekaar, zeg dat ik je dat gezegd heb!" Triomfantelijk keek hij mij aan en het moet gezegd worden, hij had daar een punt, ik kon hem geen ongelijk geven. Het "klassenverschil" onder de autobestuurders is schrijnender dan ooit dezer dagen en dat terwijl het gros van die pappenheimers de baan opgaat met voertuigen waarvan ze niet eens de rechtmatige eigenaar zijn. 't Merendeel zit in een firmawagen druk te doen en de rest staat tot de heupen in de schulden om toch maar succesvol te lijken in de ogen van de maatschappij. Want iedereen is succesvol en rijk vandaag, de arme mensen en het werkvolk van vroeger bestaan niet meer. Ofwel ben je dakloos, ofwel heb je een kaderfunctie, zo zit dat. Tenminste voor de buitenwereld, want in de praktijk moet de was nog steeds gedaan worden, bouwen er nog steeds mensen die verafgode wagens en kasten van villa's en is het nog altijd de kok die de maaltijden maakt, ja, zelfs in het duurste sterrenrestaurant. Om van het onderhoud van het toilet van dat restaurant nog maar niet te spreken… Luciano genoot eventjes van mijn nauwelijks verholen evaluatiewerk en ging dan, op de toon van de overwinnaar die het plots allemaal geen zier meer uitmaakt, verder. "Als ooit blijkt dat diezelfde mentaliteit zich doorzet in de motorwereld, dan schop ik mijn moto buiten" gooide hij schijnbaar nonchalant voor mij op tafel." 't Is al erg genoeg dat de dag van vandaag in de motorindustrie papieren kennis voorrang krijgt op echte ervaring in de sector", vertrouwde hij me toe terwijl hij het chocolaatje pikte dat tegen mijn glas koffie had liggen smelten vanaf het moment dat hij bij mij aan tafel was gaan zitten. "Maar nu moet ik ervandoor, 'k moet nog een belangrijk telefoontje doen met de secretaris van een importante organisatie. Die heeft me beloofd om me eindelijk uitsluitsel te geven betreft het al dan niet doorgaan van een project waarvoor ik een offerte heb ingediend. 't Is nog maar een klein half jaar dat ik op zijn antwoord wacht; nog een schoon voorbeeld van de beroepseer die de dag van vandaag ver te zoeken is. Beloftes maken en die niet nakomen, 't is in de mode dezer tijd, samen met de paraplu- en de struisvogelpolitiek. Ach, ik kan er uren over praten maar nu heb ik er geen zin in. 't Zijn allemaal parels voor de zwijnen; 't was toch Wim Sonnevelt die ooit in een conferance zei dat als je de mens de wereld cadeau geeft die je een paper vraagt om die erin te wikkelen?!" Hij was plots, weer lenig als een kat, opgestaan en met een knipoog in de richting van de dienster verdween hij even snel als hij gekomen was. Het feit dat hij mij met de rekening van zijn twee porto's achterliet, kon me niet schelen. Zonder het te weten had hij mij niet alleen aan het denken gezet maar ook stof bezorgd voor een column. Misschien kan ik toch maar beter wat meer op café gaan; een mens steekt van de boerenwijsheid die daar - af en toe - naar boven borrelt misschien toch nog eens wat op… 'k Stond in de file op een anders rustige secundaire weg en 'k wist begot niet waarom. Toen de stoet bestaande uit zo'n twintigtal wagens zich eindelijk in beweging zette, wist ik meteen waarom we even tevoren tot stilstand waren gekomen. Net naast de baan, op de parking van een tankstation, lag een jongeman op zijn zij, naast hem stond een wagen en enkele meters verder lag een bromfiets verkreukeld aan de kant. Hier was duidelijk een ongeval gebeurd… Naast een vrouw die waarschijnlijk de bestuurster van de wagen was, stond er enkel een jong meisje naar het tafereel te kijken. Stoppen en kijken of ik kon helpen was mijn eerste reactie en ik ben blij dat ik dat heb gedaan. Na een kort gesprek met de betrokkenen zorgde ik ervoor dat er een ziekenwagen werd gebeld, dat de buren dekens brachten om de jongen te steunen en warm te houden, dat de moeder van die gast, die o ironie, slechts 500 meter verder woonde, verwittigd werd… Nog geen vijf minuten later waren zowel de moeder, de politie als de ziekenwagen ter plaatse, ik wenste de onfortuinlijke bromfietsrijder het beste en liet hem achter in de kundige handen van de hulpverleners. Terug in de wagen speelde ik de film van het gebeuren onbewust nog eens af. Om tot de conclusie te komen dat het hele onfortuinlijke gebeuren ontsierd was door meer dan één wanklank. Het feit dat de automobiliste die de aanrijding had veroorzaakt zich tegenover mij probeerde te verontschuldigen door te opperen dat "die gasten met die brommers steeds te rap reden", had me nog maar eens bewezen dat de objectiviteit van de betrokkenen bij een ongeval wel héél relatief kan zijn. Extra schrijnend in dit specifieke geval, want tenslotte was de situatie zo klaar als een klontje; madam had bij het oprijden van het tankstation het fietspad gekruist waar die gast met die bromfiets op reed en aldus letterlijk die combinatie van de baan gereden. br> Veel tijd om daarover met mezelf in debat te gaan heb ik niet gespendeerd en wel omdat er nog een veel mensonterender kant was aan de zaak. Geen van de autobestuurders die voor mij in de kijkfile hadden gestaan, had zich namelijk de moeite getroost om nog maar te vragen of er hulp nodig was, ze waren zelfs niet uitgestapt dat te vragen. Kijken en doorrijden… meer was hun reactie niet geweest en dat terwijl iemand zo goed als onbeweeglijk voor een gedeukte wagen op de grond lag met daarnaast een totaal verhakkelde bromfiets. 'k Heb spijt dat ik hun nummerplaten niet heb genoteerd, anders kon ik nu nog doen wat ze feitelijk verdienen; een klacht tegen hen neerleggen wegens het nalaten van hulp bieden aan een mens in nood… De ik-maatschappij van tegenwoordig; men spreekt wel veel over humaniteit, maar daar houdt het verder ook mee op…